WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/605
datum : 16-03-2006
onderwerp : Uitkomsten overleg toepassing Besluit bijstandverlening
zelfstandigen (Bbz) bij sneeuwschade
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
In reactie op het verzoek van 24 februari jl. van de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bericht ik u mede namens de
staatssecretaris van SZW het volgende.
Na contact tussen de staatssecretaris van SZW en mij is op ambtelijk
niveau het overleg met de meest betrokken partijen voorbereid, waarin
is nagegaan wat eventueel knelpunten bij de toepassing van het Bbz
voor landbouwers met sneeuwschade zijn. Over de conclusie van dat
overleg, namelijk dat naar verwachting weinig boomtelers een beroep op
het Bbz zullen doen, bent u bij brief van 15 februari geïnformeerd. In
aanvulling daarop kan ik nog aangeven dat tot nu toe geen beroep op
het Bbz is gedaan vanuit de betrokken groep van boomtelers.
Doel en voorwaarden Bbz
Op uw vraag welke mogelijkheden er in het algemeen zijn om bij schade
door (externe) weersomstandigheden een beroep op het Bbz te doen kan
ik u het volgende melden.
Het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004) biedt de
mogelijkheid om aan zelfstandigen, die aangewezen zijn op inkomsten
uit zelfstandig bedrijf of beroep en die door omstandigheden in de
financiële problemen zijn geraakt, bijstand te verlenen ten behoeve
van de kosten van het levensonderhoud en/of ten behoeve van
noodzakelijk bedrijfskapitaal. Doel van deze bijstandsverlening is,
enkele uitzonderingen daargelaten1, te voorkomen dat het zelfstandig
bedrijf of beroep beëindigd moet worden, wat langdurige
bijstandsverlening tot gevolg zou kunnen hebben.
Het Bbz 2004 is afgeleid van de bijstandswetgeving. Evenals het geval
is bij de beoordeling van het recht op reguliere bijstand geldt voor
het Bbz 2004 het complementariteitsbeginsel; bijstand krachtens het
Bbz 2004 is aanvullend op hetgeen men zelf aan middelen heeft en
aanvullend op eventuele voorliggende voorzieningen waarop een beroep
kan worden gedaan.
Een en ander houdt in dat bijstandsverlening aan gevestigde
zelfstandigen krachtens het Bbz 2004 mogelijk is op de volgende
voorwaarden:
* Het zelfstandig bedrijf of beroep zal naar verwachting na
bijstandsverlening weer levensvatbaar zijn: na bijstandsverlening
dient het bedrijf minimaal een inkomen te genereren waarmee in het
bestaan kan worden voorzien en het bedrijf in stand kan worden
gehouden.
* Het (gezins)inkomen ligt beneden het van toepassing zijnde
bijstandsniveau. Voor de vaststelling van de hoogte van dat
bijstandsniveau wordt rekening gehouden met bijzondere
noodzakelijke kosten, in verband met hoge woonlasten en de premie
arbeidsongeschiktheidsverzekering.
* Het eventueel aanwezige privé-vermogen wordt ingezet ten behoeve
van de instandhouding van het zelfstandig bedrijf of beroep. Van
een zelfstandig ondernemer mag, evenals dat het geval is voor een
werknemer, verwacht worden dat hij alles in het werk stelt om
zelfstandig in de kosten van het bestaan te kunnen blijven
voorzien.
Vermogen staat bijstandsverlening niet in de weg
Bedrijfsvermogen en vermogen in een niet tot de bedrijfsmiddelen
behorende, door de zelfstandige zelf bewoonde eigen woning staat
bijstandsverlening, ongeacht de hoogte van dit in onderneming en/of
eigen woning aanwezige vermogen, niet in de weg. Het wel meenemen van
dergelijk vermogen bij de vraag of bijstandsverlening noodzakelijk is,
zou tot het tegengestelde leiden van datgene waarvoor het Bbz dient,
namelijk de instandhouding of doorstart van de noodlijdende
onderneming. Immers, het in de onderneming aanwezige vermogen van de
zelfstandige dient ter instandhouding van de onderneming. Het in de
privé woning belegde vermogen is van essentieel belang bij het
aantrekken van vreemd vermogen voor de onderneming. Voor beide
vermogenscomponenten wijkt de bestemming derhalve sterk af van het
privé-vermogen.
De hoogte van het bedrijfsvermogen en het vermogen belegd in de eigen
woning speelt wel een rol bij de vraag of de verleende bijstand als
een (rentedragende) lening wordt verstrekt of geheel of gedeeltelijk
als bijstand om niet.
Twee soorten van bijstandsverlening
Er zijn twee soorten van bijstandsverlening krachtens het Bbz 2004.
* (Aanvullende) periodieke bijstand ter voorziening in de kosten van
het levensonderhoud, ter hoogte van het van toepassing zijnde
bijstandsniveau, eventueel aangevuld met bijzondere bijstand voor
hoge woonkosten en/of de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Uitkeringsduur maximaal 12 maanden, verlenging van deze termijn
met maximaal 24 maanden is mogelijk indien de oorzaak van de
bijstandsverlening is gelegen in externe omstandigheden van
tijdelijke aard.
+ Deze bijstand wordt, voor het deel dat de jaarinkomsten onder
het bijstandsniveau liggen, geheel om niet verstrekt als het
in aanmerking te nemen vermogen2 EUR 162.641,-
bedraagt.
+ Indien het in aanmerking te nemen vermogen ligt tussen EUR
38.701,- en EUR 162.641,- wordt deze bijstand, voor het deel
dat de jaarinkomsten onder het bijstandsniveau liggen, om
niet verstrekt als het in aanmerking te nemen vermogen
maximaal 30% bedraagt van het totale bedrijfsvermogen3. In
andere gevallen wordt de bijstand geheel als renteloze lening
verstrekt. De terugbetaling in maximaal 10 jaar vangt aan na
beëindiging van de bijstandsverlening.
* Bijstand ten behoeve van bedrijfskapitaal: borgtocht (lening bij
een bank, de gemeente staat borg) of rentedragende lening van
maximaal EUR 168.995,-. Looptijd van 10 jaar, de geldlening heeft
een rentepercentage van 4,5%.
+ Indien de zelfstandige in het boekjaar van de aanvraag of in
het daaraan voorafgaande boekjaar een netto inkomen heeft dat
lager is dan de van toepassing zijnde jaarnorm4, heeft hij
recht op bijstand om niet ter grootte van het inkomenstekort
(nooit meer dan de jaarnorm). Deze bijstand om niet wordt op
de geldlening in mindering gebracht.
+ De verschuldigde rente wordt geheel of gedeeltelijk
kwijtgescholden, indien het inkomen in het eerste en/of
tweede jaar na de aanvraag beneden de jaarnorm ligt.
Mogelijkheden van het Bbz bij extreme weersomstandigheden
Bij extreme weersomstandigheden wordt een beperkt beroep op het Bbz
gedaan. Bedrijven in de landbouw hebben doorgaans de beschikking over
voldoende eigen vermogen en zijn dan ook veelal zelf in staat om in de
continuïteit te voorzien. Het gemiddelde eigen vermogen van een
landbouwbedrijf ligt op circa 1,1 mln. Ongeveer 6% van de
landbouwbedrijven heeft een eigen vermogen van minder dan EUR
150.000,- 5. Bedrijven met eigen vermogen en perspectief slagen er
doorgaans op eigen kracht in de continuïteit van hun bedrijf te
behouden, door bijvoorbeeld extra krediet op te nemen bij een bank.
Gezien het aanvullende karakter van het Bbz is het ook uitdrukkelijk
de bedoeling dat bedrijven die zelf in hun voortbestaan kunnen
voorzien dat doen. Indien een bank geen krediet meer wil verstrekken
kan een ondernemer beroep doen op het Bbz. Het eigen vermogen staat
bijstandsverlening dan niet in de weg.
Het Bbz 2004 voorziet bij deze bedrijven in hetgeen strikt
noodzakelijk is voor het overleven van de onderneming en in hetgeen
noodzakelijk is voor de voorziening in de kosten van het bestaan van
de zelfstandige en zijn gezin: bijstand wordt, uitgezonderd in
situaties waarbij er sprake is van weinig vermogen, verstrekt in de
vorm van een al dan niet rentedragende lening.
Zou in deze situatie in een ruimere tegemoetkoming worden voorzien bij
extreme weersomstandigheden dan zou dit een onrechtvaardige situatie
opleveren ten opzichte van de reguliere bijstandsverlening die iedere
Nederlander een inkomen ter hoogte van het minimum niveau garandeert,
waarbij afgezien van een bescheiden vrij te laten vermogen, eerst alle
eigen middelen dienen te worden aangewend.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 Bijstand aan zelfstandigen die het zelfstandig bedrijf of beroep
moeten beëindigen wegens het ontbreken van levensvatbaarheid daarvan.
2 In aanmerking te nemen vermogen (eigen vermogen): waarde van de in
aanmerking te nemen bezittingen minus aanwezige schulden.
3 Totale bedrijfsvermogen: waarde van de in aanmerking te nemen
bezittingen zonder aftrek schulden.
4 De van toepassing zijnde bijstandsnorm en eventuele bijzondere
bijstand voor hoge woonkosten en premie AO-verzekering, berekend op
jaarbasis.
5 Landbouw Economisch Instituut (LEI), 2004.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit