Sociaal-Economische Raad

SER-PERSBERICHT

9 maart 2006

SER wijst in ontwerpadvies flexibilisering AOW-leeftijd af

Het moet zeker mogelijk zijn om door te werken na het bereiken van de AOW-leeftijd, als een werknemer en zijn werkgever dit beiden willen. Daarvoor bestaan geen wettelijke belemmeringen. De SER wijst de mogelijkheid van een flexibilisering van de AOW-leeftijd per saldo af.

Dat staat in een ontwerpadvies dat de SER op vrijdag 17 maart a.s. zal vaststellen. Het is een reactie op een adviesaanvraag van staatssecretaris Van Hoof van SZW over het wegnemen van belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar. Het ontwerpadvies bevat ook een reactie op een verzoek van de Tweede Kamer over een onderzoek naar de voor- en nadelen van flexibilisering van de pensioenleeftijd. Het ontwerpadvies is opgesteld door een SER-commissie onder voorzitterschap van prof.dr K.P. Goudswaard.

Het beleid moet volgens het ontwerpadvies in de eerste plaats zijn gericht op het wegnemen van belemmeringen voor doorwerken tót 65 jaar. Een leeftijdsbewust personeelsbeleid speelt daarbij een belangrijke rol.

Het ontwerpadvies pleit voor handhaving van de mogelijkheid van ontslag bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten. De Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) biedt daartoe ruimte. Doorwerken na 65 jaar moet uiteraard mogelijk zijn als een werknemer en zijn werkgever dit beiden willen. Er zijn geen wettelijke belemmeringen die dat verhinderen. Ook is het brutonettotraject voor 65-plussers nu al gunstiger dan voor 65-minners.

Het ontwerpadvies stelt dat de huidige verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer gedurende twee jaar, voor 65-plussers niet wenselijk of noodzakelijk is. Een verkenning is gewenst om te bezien of een verplichte loondoorbetalingsperiode bij ziekte van één jaar een passende is.

De raad herhaalt zijn aanbeveling aan partijen op decentraal niveau om te bezien of in de praktijk minder terughoudend kan worden omgegaan met het doorwerken na het eindigen van de arbeidsovereenkomst bij het ingaan van het (flexibel) pensioen.

Het ontwerpadvies beoordeelt de introductie van een individuele keuzemogelijkheid voor een lagere dan wel een hogere AOW-leeftijd (met consequenties voor de AOW-uitkering) per saldo negatief.

Een lagere AOW-leeftijd kan ertoe leiden dat de bestaanszekerheid van mensen met alleen een AOW-inkomen in het gedrang komt. Dit staat haaks op de opvatting dat de AOW geldt als minimuminkomensvoorziening. Ook kan dit leiden tot aanvullend beroep op de bijstand. Voorts staat een lagere AOW-leeftijd op gespannen voet met een beleid gericht op het bevorderen van de arbeidsdeelname van oudere werknemers.

Wat een hogere AOW-leeftijd betreft, stelt het ontwerpadvies vast dat mensen nu reeds met behoud van een AOW-uitkering kunnen doorwerken. Het voorstel kan voorts een vérgaande verandering van het huidige AOW-opbouwregime tot gevolg hebben. Verder is het mogelijke nettoprofijt niet gegarandeerd.

Daarnaast wijst het ontwerpadvies erop dat een keuzemogelijkheid voor een lagere of hogere AOW-leeftijd gepaard gaat met meer uitvoerings- en administratiekosten. Ten slotte zijn er nu reeds volop mogelijkheden voor flexibilisering van de ingangsdatum van het aanvullend pensioen. Het ontwerpadvies beveelt aan om in pensioenregelingen waarin dit nog niet is gebeurd, alsnog voor 65-plussers de mogelijkheden te creëren voor deeltijdpensioen, uitstel van de ingangsdatum van het aanvullend pensioen en voortzetting van de pensioenopbouw.