Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
AV/A&Z/2006/16563
Onderwerp Datum
levensloop en zelfstandigen 15 maart 2006
In de motie Bussemaker-Verburg (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 45) is gevraagd om
bij nadere kabinetsreactie op het terrein van werk en inkomen verschillende alternatieven te
presenteren om de levensloopregeling of een soortgelijke constructie voor zelfstandigen mogelijk te
maken. In mijn brief van 22 december jl. (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 78), heb ik
toegezegd dat de regering aandacht zal besteden aan pro's en contra's van diverse mogelijkheden
voor zelfstandigen op het gebied van levensloop. In de bijlage treft u deze informatie aan.
Voor het kabinetsstandpunt over levensloop en zelfstandigen verwijs ik u naar de brief hierover van
5 december jl. (Kamerstukken II 2005/06, 29760 nr. 66). Kernpunt hierin is dat de
levensloopregeling is vormgegeven als een spaarregeling voor verlof. Aangezien zelfstandigen geen
verlof kunnen opnemen, omdat er geen sprake is van een dienstverband, is de levensloopregeling
dus niet van toepassing op zelfstandigen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Bijlage: Varianten `zelfstandigen en levensloop' voorzien van pro's en contra's
Variant A `Inzet levensloopverlofkorting bij start eigen bedrijf'
Beschrijving van de variant
Relevante deel van de levensloopregeling
In de huidige levensloopregeling geldt dat een werknemer bij de opname van verlof, dat (deels)
gefinancierd wordt met het levenslooptegoed, een levensloopverlofkorting mag toepassen van
maximaal 185 (prijspeil 2006) voor ieder jaar deelname aan de levensloopregeling. Bij
beëindiging van het dienstverband kan een werknemer er voor kiezen om de aanspraak ingevolge
het levenslooptegoed af te kopen. De werknemer ontvangt dan geen levensloopverlofkorting.
Inhoud van de variant
De werknemer die zijn of haar dienstverband beëindigt en op dat moment zijn levenslooptegoed
afkoopt, mag de inmiddels ex-werknemer wel de opgebouwde levensloopverlofkorting toepassen,
indien op dat moment het levenslooptegoed wordt aangewend bij de start van een eigen bedrijf.
Pro's van de variant
a. Bijdrage aan het bevorderen van de transitie van werknemerschap naar ondernemerschap.
b. Het starten van een eigen bedrijf kan gezien worden als een investering in de eigen verdere
loopbaan. Zelfstandigen mogen net als werknemers die via verlof investeren in hun
loopbaan de levensloopverlofkorting toepassen.
c. De bezwaren tegen sparen voor levensloop door zelfstandigen zijn in deze variant niet van
toepassing.
Contra's van de variant
a. Risico van oneigenlijk gebruik van de levensloopverlofkorting wanneer (ex)-werknemers
alleen tijdelijk of alleen formeel een eigen bedrijf starten.
b. Verschillende behandeling van werknemers die bij beëindiging van de dienstbetrekking hun
levenslooptegoed willen opnemen.
c. Afhankelijk van de verdere uitwerking van deze variant, de voorwaarden die worden
gesteld om oneigenlijk gebruik tegen te gaan en de verwachte aanzuigende werking van
deze maatregel, liggen de budgettaire effecten van deze maatregel volgens een eerste
inschatting tussen de 150 tot 250 miljoen euro in 2009.
Variant B `Ouderschapsverlofkorting toekennen aan zelfstandigen'
Beschrijving van de variant
Relevante deel van de levensloopregeling en het recht op ouderschapsverlof
Werknemers hebben op grond van de Wet Arbeid en zorg recht op ouderschapsverlof voor
kinderen onder de acht jaar. Indien werknemers in hetzelfde jaar van opnemen van (onbetaald)
ouderschapsverlof ook opbouwen in de levensloopregeling, kunnen zij gedurende de wettelijke
verlofperiode van drie maanden een ouderschapsverlofkorting van maximaal
50% WML per verlofdag toepassen.
Inhoud van de variant
Zelfstandigen komen in aanmerking voor de ouderschapsverlofkorting indien zij een kind onder de
acht jaar hebben.
Pro's van de variant
a. Vergroot de aantrekkelijkheid van ondernemerschap voor mensen met (de verwachting
van) kinderen onder de acht jaar.
b. Draagt bij aan meer zorgtijd voor zelfstandigen met kinderen onder de acht jaar.
Contra's van de variant
a. Zelfstandigen worden bevoordeeld ten opzichte van werknemers, omdat zelfstandigen met
de ouderschapsverlofkorting een extra financieel voordeel krijgen, terwijl de
ouderschapsverlofkorting voor werknemers in de plaats komt van een eerdere fiscale
voorziening (de fiscale stimuleringsregeling betaald ouderschapsverlof).
b. Zelfstandigen kunnen geen verlof opnemen, omdat zij geen dienstbetrekking hebben. Het
opnemen van `verlof' bij zelfstandigen is dus niet te controleren door een derde, zoals de
werkgever. Werknemers met een kind onder de acht jaar krijgen onder specifieke
voorwaarden een financieel voordeel, terwijl zelfstandigen met een kind onder de acht jaar
zonder specifieke voorwaarden voor dit voordeel in aanmerking komen.
c. Indien wordt verondersteld dat zelfstandigen in dezelfde mate gebruik zullen maken van de
ouderschapsverlofkorting als is verondersteld bij werknemers, bedragen de budgettaire
effecten circa 10 miljoen euro in 2009. Indien wordt verondersteld dat alle zelfstandigen
met een kind onder de acht jaar een beroep zullen doen op de ouderschapsverlofkorting,
bedragen de budgettaire effecten circa 60 miljoen euro in 2009.
¬
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid