Federale regering Belgie
RKW-studie
(2006-03-15)
Jaarlijks voert de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers een
studie "De buiten het Rijk opgevoede kinderen" uit. Deze studie geeft
het detail van de kinderbijslag die ten laste van de
werknemersregeling in het buitenland betaald wordt voor kinderen die
buiten België opgevoed worden en voor wie in principe een persoon met
een buitenlandse nationaliteit een recht opent. De studie analyseert
de situatie op 31 december 2004 en stipt de voornaamste tendensen van
de periode 2000-2004 aan.
Als een persoon met een vreemde nationaliteit in België een recht op
kinderbijslag opent, kan die bijslag betaald worden in het buitenland
krachtens de Europese Verordeningen, op basis van een bilaterale
overeenkomst tussen België en Turkije, Marokko, Tunesië of de landen
van ex-Joegoslavië of op basis van een afwijking op de
kinderbijslagwet toegestaan door de Minister van Sociale Zekerheid.
Kinderen die op basis van de Europese Verordeningen een recht op
kinderbijslag openen, genieten van dezelfde schalen als kinderen die
in België verblijven. Kinderbijslag die uitgekeerd wordt in het kader
van een bilaterale overeenkomst is in de meeste gevallen aanzienlijk
lager dan de bedragen verschuldigd in België.
Op 31 december 2004 werd zo voor een totaal bedrag van 41.303.690 EUR
(of 1,21 % van de totale uitgaven van de werknemersregeling)
kinderbijslag betaald voor 32.985 kinderen die buiten België werden
opgevoed (of 1,77 % van het totale aantal kinderen in de
werknemersregeling).
Van die 32.985 kinderen gaven er 29.976 recht op kinderbijslag
krachtens de EU-verordeningen (90,88 % van de kinderen opgevoed in het
buitenland) en 2.925 op basis van een bilaterale overeenkomst (8,87
%). In het eerste geval betreft het voornamelijk kinderen van
grensarbeiders uit Frankrijk en Nederland (samen goed voor 84,93 % van
het totale aantal rechtgevende kinderen opgevoed in het buitenland),
terwijl in de tweede groep vooral kinderen uit Marokko
vertegenwoordigd zijn (8,12 % van het totaal). De kinderen uit alle
andere landen vertegenwoordigen slechts 6,95 % van het totaal.
In 2004 werd 87,20 % van de in het buitenland betaalde kinderbijslag
uitgekeerd aan kinderen van actieve werknemers. Dit percentage ligt
aanzienlijk hoger dan in de globale werknemersregeling, waar het in
2004 73,31 % bedroeg. Daarnaast werd ook gezinsbijslag verleend aan
kinderen van gepensioneerden, invaliden en werklozen en aan wezen.
Tijdens de periode 2000-2004 werd een gecumuleerde stijging
vastgesteld van 22,20 % voor de rechtgevende kinderen en van 35,59 %
voor de uitgaven. Die sterke stijging verbergt evenwel verschillende
evoluties naargelang de rechtsgrond die het recht op kinderbijslag
bepaalt. Zo steeg het aandeel rechtgevende kinderen op basis van de
EU-verordeningen van 85,40 % van het totale aantal rechtgevende
kinderen opgevoed in het buitenland in 2000 tot 90,88 % in 2004,
terwijl het aandeel van de rechtgevende kinderen krachtens een
bilaterale overeenkomst in diezelfde periode daalde van 14,29 % tot
8,87 %.
De uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004 met tien nieuwe
lidstaten had slechts een verwaarloosbaar aandeel in die stijging. In
totaal werden slechts 11 rechthebbenden uit de nieuwe lidstaten
geregistreerd (drie Hongaren en acht Polen) voor 21 kinderen en een
totaal bedrag aan bijslagen van 28.374 EUR.
De volledige studie kunt u nalezen in de newsrubriek op onze website
www.rkw.be of onder de rubriek "Publicaties Statistieken".
Voor bijkomende informatie omtrent deze statistiek kunt u terecht bij:
Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Herman Van Wilderode
Attaché
Dienst Research
Trierstraat 70
1000 BRUSSEL
Tel: 02-237 26 48
herman.vanwilderode@rkw-onafts.fgov.be