Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

WOB-verzoeken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : Viss. 2006/1262
datum : 14-03-2006
onderwerp : Motie visgeleiding waterkrachtcentrales bijlagen : 1

Geachte Voorzitter,

De heer Van der Vlies (SGP) heeft bij de begrotingsbehandeling van LNV voor het jaar 2003 een motie ingediend over het verplicht stellen van visgeleidingssystemen bij waterkrachtcentrales (TK 2002-2003, 28 600 XIV, nr. 79). Deze motie is door het parlement aangenomen en vervolgens heb ik in overleg met mijn collega's van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat een oplossing gezocht voor dit probleem. Mede namens de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat wil ik u over dit onderwerp nader informeren. Aan het slot van deze brief sta ik stil bij de voortgang van de Task Force Noordzeevisserij.

Motie Van der Vlies
Tussentijds heb ik u tijdens algemene overleggen en middels brieven op de hoogte gehouden van de voortgang van de werkzaamheden (brieven van 25 april 2003 en van 11 november 2003). Eveneens heb ik een onderzoeksrapport laten opstellen door KEMA over de effectiviteit van visgeleidingssystemen. Hierbij waren de mogelijkheden van visgeleidende maatregelen bij de bestaande waterkrachtcentrales (WKC's) in de Maas onderwerp van onderzoek. Het KEMA-rapport bied ik u hierbij aan.

Het onderzoek komt tot de volgende hoofdconclusies:
* Er zijn vier systemen geschikt, die al dan niet in combinatie met elkaar voor één vissoort of voor meer vissoorten werken. Zij zijn te onderscheiden in mechanische (roosters etc.), gedragsbeïnvloedende (licht en geluid), en beheerondersteunende (Migromat) systemen;

* De mechanische systemen zijn duur in aanleg en onderhoud. Gedragsbeïnvloedende systemen moeten bij voorkeur in combinatie met elkaar worden gebruikt (bijvoorbeeld licht en geluid) en voorzien worden van grofroosters. Dit maakt ook deze systemen duur. Beheerondersteunende systemen zijn relatief goedkoop, maar alleen voor de aal geschikt;

* Het vissparend resultaat is omgeven met vele onzekerheden en daarom ingeschat, maar hangt sterk af van de toegepaste systemen en de plaatselijke omstandigheden;

* Voor de geschikte mechanische en gedragsbeïnvloedende visgeleidingssystemen bedragen de gezamenlijke kosten van onderhoud, bedrijfsvoering, rente, afschrijving en energiederving EUR 0,02 tot EUR 0,05 per KiloWatt-uur (kWh), afhankelijk van het gekozen systeem. Dit geldt bij aanpassing van de bestaande WKC's in de Maas. Als dergelijke systemen zouden worden aangelegd, zou de kostprijs van deze vorm van duurzame elektriciteit ongeveer verdubbelen. Voor het beheerondersteunende systeem, dat alleen voor de aal geschikt is, bedragen deze kosten EUR 0,001 tot EUR 0,002 per kWh.

KEMA heeft in het onderzoek gekeken naar de bruikbaarheid van de in het buitenland toegepaste systemen voor de Nederlandse situatie. De ervaringen met die systemen zijn veelal opgedaan in rivieren met andere omstandigheden. De systemen zijn alle innovatief en zullen waarschijnlijk verder ontwikkeld moeten worden voor succesvolle toepassing in de Maas. In aanvulling hierop heeft Stichting Reinwater in overleg met de exploitanten een onderzoeksvoorstel uitgewerkt en ingediend bij het Rijk voor een proef met een alternatief visgeleidingssysteem.

Op grond van deze bevindingen ben ik met mijn collega's van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat tot de volgende beleidslijn voor de middellange termijn gekomen.

* Bij de aanleg van nieuwe WKC's dienen visgeleidende maatregelen meteen in het ontwerp te worden meegenomen. De kosten hiervan kunnen zodoende worden betrokken in de economische afweging al dan niet een centrale te bouwen. Voor nieuwe WKC's moeten de kosten van de aanleg van visgeleidende systemen gedragen worden door de WKC-exploitanten en/of -eigenaren;

* Voor bestaande WKC's maken in 2009 provincie, Rijk en waterbeheerders in het stroomgebiedbeheersplan afwegingen hoe de WKC's zich verhouden tot de ecologische doelen van de de Kaderrichtlijn Water, mede gelet op de economische aspecten. Als maatregelen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld in de zin van de aanleg van visgeleidingssystemen, dan dienen deze door de WKC-exploitanten te worden getroffen vóór 2012. Voor bestaande WKC's wordt een visvriendelijke turbine volgens het principe van de Best Beschikbare Technologie verplicht zodra de bestaande turbine wordt vervangen.

In verband met het voorstel van de Europese Commissie inzake herstelmaatregelen voor de aal is er aanleiding om specifiek voor deze soort ook voor de korte termijn bij bestaande WKC's te komen tot maatregelen ter bescherming van schieraal tijdens de trek naar zee. Daarover ben ik in overleg met de belangrijkste beheerders van deze WKC's en ook met de Stichting Reinwater en de visserijsector. Ik wil daarbij voorkomen dat de effectiviteit van specifieke maatregelen gericht op de onbelemmerde migratie van de aal bij WKC's verder stroomafwaarts teniet wordt gedaan door de visserij. In dit overleg worden tevens de mogelijkheden besproken om de proef van stichting Reinwater te faciliteren. Ik zal u over de resultaten berichten.

Task Force Noordzeevisserij
Zoals ik de Kamer op 27 oktober 2005 tijdens de begrotingsbehandeling van LNV heb aangekondigd, is in november 2005 de Task Force Duurzame Noordzeevisserij ingesteld.
Directe aanleiding hiertoe is geweest de toenemende druk op de rendementen van met name de kottersector ten gevolge van teruglopende vangstrechten en hoge brandstofprijzen. De Task Force, die onder leiding staat van de directeur Visserij van LNV, is breed samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheid, het visserijbedrijfsleven, betrokken maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen.

De Task Force heeft als opdracht mij te adviseren welke perspectieven er zijn voor een economisch levensvatbare en ecologisch verantwoord producerende Noodzeekottervloot en welke veranderingen nodig zijn om dit te realiseren. Ik heb de Kamer toegezegd dat het eindrapport van de Task Force in maart of april 2006 beschikbaar zal zijn. In lijn met deze toezegging is voorzien dat het eindresultaat van de Task Force mij op 27 april a.s. wordt aangeboden. De Kamer zal direct hierop dit eindresultaat en een eerste reactie mijnerzijds tegemoet kunnen zien.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Effectiviteit visgeleidingssystemen bij de bestaande waterkrachtcentrales Linne en Alphen