Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 8 maart 2006
door mr. A. Herstel, voorzitter, drs. G.H.J.M. Bueters, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw. F. Santing en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.

X / Stentor/Zwolse Courant
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel Filatelist: sukkel of notoire oplichter. De klacht is allereerst gericht tegen de wijze waarop over de strafzaak tegen klager is bericht. Boven het bericht is niet vermeld dat het afkomstig is van een rechtbankverslaggever, hetgeen bij dergelijke publicaties wellicht aanbeveling verdient, maar het is duidelijk dat sprake is van rechtbankverslaggeving, aldus de Raad. Verweerder had ervoor kunnen kiezen wat zakelijker over de kwestie te berichten en het is voorstelbaar dat de publicatie klager niet welgevallig is. Dat betekent echter niet dat grenzen van zorgvuldige journalistiek zijn overschreden. Bij rechtbankverslaggeving is niet ontoelaatbaar dat standpunten van betrokken partijen enigszins worden aangezet en een niet geheel neutrale toon wordt gebruikt. Onjuistheden van betekenis zijn niet gebleken. Bovendien is in het kader van rechtbankverslaggeving de regel van hoor en wederhoor, behoudens bijzondere omstandigheden, niet aan de orde. (vgl. RvdJ 2005/51) Verder betreft de klacht de vermelding van het adres van klagers winkel. Van belang is dat de berichtgeving in eerste instantie ging om de onderneming van klager en niet om zijn persoon. Het betreft serieuze berichtgeving aan het publiek van maatschappelijk relevant nieuws. Het vermelden van het adres van klagers winkel was in dit verband functioneel en journalistiek niet onaanvaardbaar. Daarbij komt dat door de wijze waarop de winkel van klager in de berichtgeving is aangeduid, is voorkomen dat wellicht andere postzegelhandels in diskrediet zouden worden gebracht. Het voorkomen van verwarring met andere postzegelhandels biedt evenzeer een rechtvaardiging voor de handelwijze van verweerder. Gezien de bijzondere omstandigheden van het geval zijn op dit punt geen grenzen overschreden. (vgl. RvdJ 2006/9, RvdJ 2005/54, RvdJ 2003/33)
Ten slotte is de klacht gericht tegen het feit dat verweerder geen aandacht heeft willen besteden aan een door klager gewenst onderwerp. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond. Een redactie is immers vrij in haar selectie van nieuws. (vgl. RvdJ 2005/63) Trefwoorden:

- Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, selectie van nieuws
- Privacy: verdachten/veroordeelden, vermelding persoonlijke gegevens
- Aard van de publicatie: rechtbankverslaggeving Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/14

dr. C.J. Ruissen / T. van Dijk en HP/De Tijd
Uitspraak: deels gegrond
De klacht heeft betrekking op het artikel Een hokje niet aangevinkt, dat in de rubriek Dag dokter is gepubliceerd. Het artikel gaat over de problemen die een patiënte van klager heeft ondervonden bij het vaststellen van de juiste diagnose.
De Raad stelt voorop dat het maatschappelijk relevant en journalistiek geboden kan zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar (vermeende) misstanden in de gezondheidszorg. Het staat een journalist vrij om dit te doen aan de hand van een concreet geval, maar daarbij dient hij wel zorgvuldig te werk te gaan en moet de publicatie door feiten worden onderbouwd. Zowel door de opmaak als de inhoud van het artikel wordt de indruk gewekt dat de vertraging in het stellen van de juiste diagnose bij de patiënte van klager alleen aan klager kan worden verweten en vooral het gevolg is van het feit dat klager een hokje niet heeft aangevinkt. Deze suggestie vindt echter geen steun in de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege ter zake. Verder blijkt ook de stukken dat het ziekenhuis in Maastricht aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de vertraging in het verrichten van de coloscopie bij de patiënte van klager. Door een en ander onvermeld te laten hebben verweerders op een wezenlijk punt onvolledig en onevenwichtig over de kwestie bericht. Op dit punt is de klacht gegrond. (vgl. RvdJ 2005/27)
Wat betreft het vermelden van de naam van klager overweegt de Raad dat tuchtzaken in zekere zin kunnen worden vergeleken met strafzaken. Bij tuchtzaken gaat het echter altijd om handelen van de betrokkene in de uitoefening van zijn beroep, de onderneming van de betrokkene, en niet om zijn persoon. Met de openbaarmaking van tuchtrechtelijk verwijtbare fouten door advocaten, artsen, notarissen en soortgelijke functionarissen in de uitoefening van hun beroep, is het algemeen belang gemoeid. Daarbij komt dat in dergelijke kwesties in het algemeen door de vermelding van de naam van de betrokkene wordt voorkomen dat verwarring met diens beroepsgenoten ontstaat. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval was het vermelden van klagers naam journalistiek relevant en is daarmee de privacy van klager niet disproportioneel geschaad. (vgl. RvdJ 2006/9, RvdJ 2005/54, RvdJ 2003/33)
Trefwoorden:

- Privacy: verdachten/veroordeelden, vermelding persoonlijke gegevens
- Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/15

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 27 februari 2006
door mw. mr. M.E. Leijten, voorzitter, dr. M.J. Broersma, mw. A.C. Diamand, mw. C.J.E.M. Joosten en mr. drs. M.M.P.M. Kreyns, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.

F. Polak / NOS-Journaal
Uitspraak: niet-ontvankelijk c.q. ongegrond
In het NOS-Journaal is een reportage uitgezonden over drugsoverlast in Zuid Limburg. Naar aanleiding daarvan heeft klager een e-mail aan de redactie gestuurd.
Voor zover de klacht is gericht tegen de uitzending is klager in zijn klacht niet-ontvankelijk. Dat klager liefhebber is van cannabis en bestuurslid van de Stichting Drugsbeleid, is onvoldoende om hem ter zake als rechtstreeks belanghebbende aan te merken. Ten overvloede merkt de Raad op dat een redactie vrij is in haar selectie van nieuws. Ook als klager wél in zijn klacht ontvankelijk zou zijn geweest, zou de klacht niet hebben kunnen leiden tot het oordeel dat verweerder, door het achterwege laten van publicaties als door klager gewenst, journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. (vgl. RvdJ 2005/63) De klacht richt zich verder met name op de wijze waarop de hoofdredacteur en de redactiecommissie klagers e-mails hebben beantwoord. De Raad overweegt dat verweerder, door de kijker uit te nodigen op uitzendingen van het NOS-Journaal te reageren, bij de kijker de verwachting wekt dat hij met diens reactie serieus en adequaat zal omgaan. Klager kan echter niet worden gevolgd in zijn kennelijke wens dat de Raad zal beoordelen of voldoende beargumenteerd is ingegaan op datgene wat klager in zijn brieven aan de orde heeft gesteld. Aangezien het de redactie in beginsel vrij staat te bepalen of en hoe op de reacties van kijkers wordt gereageerd, dient de Raad in dit opzicht zeer terughoudend te toetsen. De reacties van de hoofdredacteur en de redactiecommissie zijn wellicht oppervlakkig en gehaast. Het is voorstelbaar dat klager zich niet voldoende serieus genomen voelt. Dat betekent echter nog niet dat daarmee grenzen van zorgvuldige journalistiek zijn overschreden. Anders dan klager leest de Raad in die reacties echter geen beledigingen aan het adres van klager. Op dit punt is de klacht ongegrond.
Trefwoorden:

- Journalistieke werkwijze: selectie van nieuws
- Rectificatie/weerwoord: ingezonden brieven
- Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/13

---