Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Ons kenmerk POND/06/21421 Datum 13 maart 2006

Onderwerp Eindrapportage project stimulering ondernemerschap

Zoals eerder toegezegd rapporteren wij u mede namens de Minister van EZ over de activiteiten en bevindingen van de projectgroep Stimulering Ondernemerschap.

U wordt separaat geïnformeerd over de pro's en contra's van een levensloopfaciliteit voor ondernemers.

De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus) (H.A.L. van Hoof)

Bijlage(n): Rapportage van de projectgroep Stimulering Ondernemerschap Onderzoek IWI naar duurzaamheid van de uitstroom

Ons kenmerk POND/06/21421

In het kader van de kabinetsbrede aanpak om ondernemerschap te stimuleren is op 1 april 2005 de projectgroep Stimulering Ondernemerschap (SZW, EZ) van start gegaan. Deze zal op 1 april a.s. haar werkzaamheden beëindigen. De opdracht was om in beeld te brengen welke belemmeringen er op het sociale zekerheidsterrein zijn voor het starten van een eigen bedrijf vanuit een uitkering en voorstellen te doen om ondernemerschap te stimuleren. Daarnaast was het doel om ondernemerschap onder de aandacht te brengen van beleidsmakers, bestuurders en uitvoerders en hen bewust te maken van het feit dat het starten van een eigen bedrijf een aantrekkelijk alternatief kan zijn voor een baan in loondienst. De projectgroep heeft daarbij dankbaar gebruik gemaakt van een klankbordgroep en daarnaast vele gesprekken gevoerd met mensen van verschillende achtergronden en organisaties, waaronder veel ondernemers. In de afgelopen periode zijn verschillende activiteiten in gang gezet, waarop wij in deze brief kort in gaan. Daarnaast heeft de projectgroep verschillende suggesties gedaan voor de toekomst waar wij bij stil zullen staan.

Conclusies en bevindingen

Duurzaamheid starten vanuit een uitkering
Het aantal starters neemt trendmatig toe, onafhankelijk van hoog- of laagconjunctuur. Gebleken is dat van die starters ongeveer tien procent start vanuit een uitkering. Hiermee staat vast dat ondernemerschap een serieuze uitstroomoptie is naast uitstroom naar loondienst. Het aantal starters ten opzichte van het totale aantal uitkeringsgerechtigden is relatief laag. Landelijk gezien start 1% van de beroepsbevolking een eigen bedrijf, van de uitkeringsgerechtigden is dit slechts 0,5%. Het rapport van Ecorys1 biedt handvatten voor de uitvoering om verder invulling te geven aan de optie ondernemerschap als uitstroommogelijkheid. Om het beeld te completeren is door de Inspectie Werk en Inkomen onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van de start vanuit een uitkering ten opzichte van de uitstroom naar loondienst.2 Uit dit onderzoek komt het beeld naar voren dat uitstroom naar een eigen bedrijf duurzamer is dan uitstroom naar loondienst. Het starten van een eigen bedrijf biedt een goede kans om blijvend (in dit onderzoek minimaal 5 jaar) uit een uitkering te kunnen stromen. Het aandeel succesvolle starters uit een uitkering is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde succes van alle starters. Ook starten zij meestal vanuit positieve overwegingen. Dit bevestigt de uitkomst van ouder onderzoek over starters vanuit de Bijstand, waaruit bleek dat circa 70 procent van de starters uit een uitkering is 3 jaar nog actief is.3 Daarnaast kan een succesvolle start leiden tot nieuwe arbeidsplaatsen en extra uitstroom uit een uitkering. Een goede opleiding is relevant voor duurzame uitstroom; aanbod van scholing en begeleiding voor personen die vanuit een uitkering willen starten is dus relevant. Verder


1 Ondernemend de uitkering uit; onderzoek naar het starten van een bedrijf vanuit een uitkeringssituatie, TK 28719, nr. 34, 10 februari 2006.

2 Duurzaamheid uitstroom uit een Abw- en WW uitkering, verschillen tussen uitstroom naar bedrijf en loondienst, Inspectie Werk en Inkomen, februari 2006.

3 BBZ evaluatie 1999

---

Ons kenmerk POND/06/21421

komt naar voren dat succes wordt bepaald door levenshouding en competenties als daadkracht, pro-activiteit en betrouwbaarheid richting klanten en werknemers, evenals een oriëntatie op presteren en de ambitie om te groeien.4

Met de onderzoeken van Ecorys en IWI is een eerste cijfermatige basis gelegd voor wat betreft het starten vanuit een uitkering. Aan de aanbeveling van de projectgroep dit verder uit te bouwen c.q. te monitoren zullen wij graag gevolg geven.

Professionele houding en aandacht voor ondernemerschap in de uitvoering Uit het Ecorys onderzoek blijkt de houding en kennis van uitvoerders en het al dan niet aanwezig zijn van beleid in een uitvoeringsorganisatie cruciaal te zijn voor een (definitieve) stap naar ondernemerschap door uitkeringsgerechtigden. De projectgroep heeft een jaar lang ondernemerschap onder de aandacht gebracht van zowel de betrokken departementen als de uitvoeringsinstellingen, onder meer door de organisatie van diverse bijeenkomsten, workshops en het uitbrengen van de publicatie "Ondernemen loont, vijf praktijkvoorbeelden bij gemeenten". Verder is geconstateerd dat in diverse regio's al veel goede initiatieven op het gebied van stimulering ondernemerschap bestaan, zoals het project Kansrijk Vorden, een samenwerking tussen UWV en een bank waarbij mensen worden begeleid richting ondernemerschap. Zulke projecten ondersteunen gelijktijdig de lokale economie. Ook in het onderwijs zijn goede voorbeelden, zoals het partnership Leren Ondernemen. Het stimuleren van (regionale) activiteiten levert een positieve bijdrage aan de arbeidsparticipatie en veelal de economische ontwikkeling van de (directe) omgeving. Een aantal van de projecten wordt gestimuleerd door middel van subsidie van ons ministerie. Bovendien stimuleren wij door middel van EQUAL-gelden ook projecten gericht op ondernemerschap voor mensen met een achterstandspositie. Wij zullen de uitvoering middels de meibrieven vragen om de aandacht voor ondernemerschap als optie vast te houden.

Het afgelopen jaar is door de uitvoeringsinstellingen veel in gang gezet om ondernemerschap als optie onder de aandacht te brengen, zowel op het gebied van voorlichting als op het gebied van opleidingen. Dit draagt bij aan de doelstelling om ondernemerschap te stimuleren. Samenwerking, zowel in de keten van UWV, CWI en gemeenten als daarbuiten met de Kamers van Koophandel, is vereist voor een goede informatievoorziening en een `snelle start'. De staatssecretaris van Economische Zaken zal centrale afspraken maken met de Kamers van Koophandel, die logischerwijs het eerste loket vormen, over hun landelijke dienstverlening aan ondernemers. Hierbij loopt ook de informatievoorziening mee voor starters vanuit een uitkering. Kennis bij de Kamers over de mogelijkheden van starten uit een uitkering is essentieel, zoals het ook essentieel is dat de uitvoerders van CWI, UWV en gemeenten een bredere kennis hebben van ondernemerschap en het netwerk dat daarbij hoort.


4 Velden, J. e.a. Ondernemend de uitkering uit, Ecorys Rotterdam 2006, p. 102
---

Ons kenmerk POND/06/21421

Omdat uit het onderzoek ook blijkt dat naarmate de uitkeringsduur langer is, de animo voor ondernemerschap afneemt, is het van belang een potentiële starter snel te herkennen. De projectgroep beveelt daarom aan de mogelijkheid van een bedrijfsstart vanaf dag 1 van de uitkering in beeld te brengen; uitvoeringsinstellingen moeten deze optie actief uitdragen. Al bij de intake moet nagegaan worden of de klant ondernemerswensen heeft en hij daarvoor capaciteit heeft. In de verzamelbrief aan de gemeenten is aandacht gevraagd voor het Bbz 2004 en de mogelijkheid om deze al eerder in te zetten dan momenteel gebruikelijk is in de uitvoeringspraktijk.5 Als een cliënt plannen heeft die realiseerbaar lijken, dan kan het Bbz 2004 voor hem ingezet worden, ongeacht afstand tot de arbeidsmarkt. Wij gaan er vanuit dat deze beleidsaanbeveling bijdraagt aan de mogelijkheden voor het starten vanuit de bijstand. Omdat dit veelal niet gebeurt vanwege het feit dat een ondernemerschapstraject het imago heeft duur te zijn, beveelt de projectgroep nader onderzoek aan naar de kosten en opbrengsten van een reïntegratietraject naar ondernemerschap in vergelijking met andere reïntegratietrajecten. Ik zal een dergelijk onderzoek naar kosteneffectiviteit in gang zetten en dit plaatsen in het licht van de duurzaamheid van de uitstroom.

Onderdeel van een professionele benadering van de klant is het zien van kansen en omgaan met bepaalde doelgroepen, veelal groepen die moeilijker aan de slag komen.

Een belangrijke groep daarin is de groep allochtonen. Zoals wij in de brief van 6 februari jl. al constateerden, starten relatief weinig allochtonen vanuit een uitkering. Het is niet duidelijk hoe dat precies komt, zeker gezien de culturele belangstelling voor ondernemerschap. Wij zullen samen met de collega's van EZ een nadere analyse laten maken ten behoeve van de uitvoering en u hierover voor 1 december rapporteren.

Ook blijkt uit het onderzoek van Ecorys dat slechts weinig mensen vanuit een arbeidsongeschiktheidssituatie starten. Hoewel overwegingen en motieven voor de gemiddelde starter vanuit een uitkering niet anders zijn dan voor andere starters, geeft de arbeidsongeschikte aan de stap veelal niet te zetten vanwege psychische- of lichamelijke beperkingen. Wij zijn van mening dat hoewel hier sprake is van een verschillende startsituatie, er gezien het beperkte aantal starters nog ruimte voor verbetering is. Een mogelijke belemmering is inmiddels met de invoering van het Reïntegratiebesluit weggenomen; waar voorheen moest worden aangetoond dat reïntegratie naar een baan niet mogelijk was, is sinds 1 januari de start van een eigen bedrijf een gelijkwaardige optie. Als gevolg van de cijfers van Ecorys ontstaan er initiatieven in het land om deze doelgroep aan te moedigen en te begeleiden. De in een aantal regio's gestarte samenwerking tussen UWV en gemeenten is een mooi voorbeeld daarvan. Deze initiatieven en andere instrumenten om kansen te bieden aan de arbeidsongeschikte moedigen wij van harte aan.


5 Verzamelbrief van 18 november 2005

---

Ons kenmerk POND/06/21421

Tenslotte is er de doelgroep ouderen. Ook hier signaleert de projectgroep een positieve ontwikkeling. Verschillende initiatieven richten zich op deze groep. Bovendien dragen de eerder aan uw Kamer voorgestelde wijzigingen in de WW bij aan het zetten van een stap naar ondernemerschap op latere leeftijd, voornamelijk als gevolg van de verruimde herlevingstermijn. De staatssecretaris van Financiën heeft tijdens de behandeling van het Belastingplan 2006 toegezegd dat de leeftijdgrens van 65 jaar in de zelfstandigenaftrek zal worden betrokken in de adviesaanvraag die wij aan de SER hebben gezonden, aangaande het wegnemen van belemmeringen voor het doorwerken na 65 jaar.

Op 13 maart organiseert de projectgroep een conferentie voor CWI, UWV en gemeenten waarin handvatten worden gegeven naar aanleiding van de conclusies van Ecorys en de aanbevelingen die vanuit de projectgroep worden gedaan.

Overige belemmeringen in wet- en regelgeving
De projectgroep Stimulering Ondernemerschap heeft zich breed georiënteerd op de belemmeringen die er zijn voor met name startende ondernemers. Uit het voorgaande blijkt dat gedane aanpassingen in de eigen regelgeving (WW, WIA en Bbz) bijdragen aan het wegnemen van de belemmering voor starters vanuit de uitkering. Bredere oriëntatie heeft daarnaast geleid tot aanbevelingen op buiten het sociale zekerheidsterrein liggende terreinen, zoals de fiscaliteit. Met betrekking tot de aanbeveling voor een aangepaste toepassing van het urencriterium bij arbeidsongeschikten zullen wij de staatssecretaris van Financiën verzoeken onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een aangepaste werking van het urencriterium voor arbeidsongeschikten.

De projectgroep merkt op dat, hoewel ondernemers zelf kunnen zorgen voor een aanvullend pensioen via de derde pijler, de mogelijkheid om bij de transitie van werknemerschap naar ondernemerschap tot drie jaar na de overstap vrijwillig en voor eigen rekening in het oude pensioenfonds te blijven opbouwen, nauwelijks bekend is. Het is daarom belangrijk dat dit via voorlichting onder de aandacht wordt gebracht. Wij zullen de voorlichting op het punt van een transitie van werknemer- naar ondernemerschap versterken. Dit kan onder meer door websites voor ondernemers door te linken naar sites met informatie over pensioenen (zoals de Pensioenkijker).

Voor wat betreft de microfinanciering hebben wij toegezegd een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een borgstellings- of garantieregeling voor alle uitkeringsgerechtigden, inclusief de WW gerechtigden. Voor deze laatste groep bestaat nu nog geen regeling. Ik had u toegezegd voor deze groep naar een oplossing te zullen kijken. De gedachten gingen in eerste instantie uit naar een constructie als is toegepast bij het waarborgfonds kinderopvang. Een dergelijk revolverend - zichzelf bedruipend - fonds blijkt echter een dure optie in verhouding tot de baten vanwege de omvang van het noodzakelijke vermogen waarover zo'n fonds zou moeten beschikken. Hierdoor lopen de uitvoeringskosten op.
---

Ons kenmerk POND/06/21421

Wij zijn met de projectgroep van mening dat verder onderzocht moet worden wat de rol van de overheid is bij het verstrekken van kredieten en hoe de huidige kredietverlening voor alle starters ondergebracht kan worden bij banken. Een mogelijkheid hierbij zou zijn uitbreiding van bestaande borgstellings- of garantieregelingen. Momenteel wordt een onderzoek uitgevoerd in opdracht van EZ naar microfinanciering, de resultaten hiervan komen naar verwachting half april ter beschikking. Ook voorbeelden in de ons omringende landen gericht op het faciliteren van de financiering van kleine kredieten (microkredieten) zal ik bij de opzet van een eigen regeling betrekken. Wij zullen u nog voor het zomerreces informeren over de eventuele stappen die wij samen met EZ voornemens zijn te zetten in een verbetering van de (kleine) kredietverlening.

Tenslotte heeft de projectgroep een eerste verkenning gedaan naar de trend in het zzp-schap. Wij zijn van mening dat de trend van het zzp-schap en de verschillende vormen daarin, vragen om een visie van beleidsmakers, zeker ook in relatie tot de toekomst van het stelsel van sociale zekerheid. Op 13 maart zullen wij in het kader van de eerder genoemde conferentie in gesprek gaan met mensen uit het veld om ons in deze discussie te laten inspireren. Naar aanleiding daarvan zullen wij de rol van ons departement hierin aan een nadere beschouwing onderwerpen en in samenwerking met EZ onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het zzp-schap positief te faciliteren. Daarbij moet de aandacht vooral uitgaan naar een vloeiende overgang van werknemerschap naar ondernemerschap en andersom.

Naast deze punten heeft de projectgroep ons ook op andere punten geadviseerd. Een aantal aspecten dat mogelijk als belemmerend wordt ervaren in het kader van de start van een eigen bedrijf is niet verder onderzocht omdat de discussie daarover (in ander verband) loopt of onder de rechter is. Het gaat om thema' s als ontslagrecht en de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zwangere ondernemers. Voor wat betreft het beleidsterrein van het Ministerie van SZW zullen wij u daarover informeren op het natuurlijke of toegezegde moment. Gezien de resultaten van de projectgroep Stimulering Ondernemerschap zal beleidsontwikkeling op deze terreinen in samenhang met (het stimuleren van) ondernemerschap worden bezien.


---