European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|7009/06 (Presse 67)                                                        |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2717e zitting van de Raad                                                  |
|Vervoer, Telecommunicatie en Energie                                       |
|Brussel, 14 maart 2006                                                     |
|Voorzitter Martin BARTENSTEIN                                              |
|minister van Economische Zaken en Arbeid van Oostenrijk                    |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over het groenboek van de     |
|Commissie betreffende "een Europese strategie voor duurzame, concurrerende |
|en continu geleverde energie voor Europa".                                 |
|Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen over een "een nieuw             |
|energiebeleid voor Europa"als bijdrage van de Raad Energie aan de          |
|voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad (7181/06).                       |
|De Raad heeft tevens een richtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het |
|eindgebruik en energie-efficiëntiediensten aangenomen.                     |
INHOUD1

DEELNEMERS 4

BESPROKEN PUNTEN

VEILIGE, CONCURRERENDE EN DUURZAME ENERGIE VOOR EUROPA 6

DIVERSEN 9


- Lopende werkzaamheden van de Raad Landbouw inzake bio-energie 9


- Europees Verdrag inzake energiezekerheid 9

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

ENERGIE

Een nieuw energiebeleid voor Europa - Conclusies van de Raad 10

Energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energie-efficiëntiediensten* 10

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Marc VERWILGHEN minister van Economische Zaken, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid

Tsjechië:
de heer Ji?í BIS vice-minister van Industrie en Handel

Denemarken:
de heer Flemming HANSEN minister van Vervoer en Energie

Duitsland:
de heer Georg-Wilhelm ADAMOWITSCH staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Arbeid

Estland:
de heer Edgar SAVISAAR minister van Economische Zaken en Verkeer

Griekenland:
de heer Anastasios NERATZIS staatssecretaris van Verkeer

Spanje:
de heer José MONTILLA AGUILERA minister van Industrie, Toerisme en Handel

Frankrijk:
de heer François LOOS toegevoegd minister van Industrie

Ierland:
de heer Kenneth THOMPSON plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Italië:
de heer Claudio SCAJOLA minister van Productieve Activiteiten

Cyprus:
de heer Solon KASSINIS directeur van de Dienst voor Energie, ministerie van Handel, Industrie en Toerisme

Letland:
de heer Arturs Kri?j?nis KARI?? minister van Economische Zaken

Litouwen:
de heer Nerijus EIDUKEVI?IUS vice-minister van Economische Zaken

Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel, minister van Sport

Hongarije:
de heer János KÓKA minister van Economische Zaken en Verkeer

Malta:
mevrouw Theresa CUTAJAR plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Nederland:
de heer Laurens Jan BRINKHORST minister van Economische Zaken

Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid

Polen:
de heer Piotr NAIMSKI staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken

Portugal:
de heer António CASTRO GUERRA toegevoegd staatssecretaris van Industrie en Innovatie

Slovenië:
mevrouw Mary TOV?AK PLETERSKI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Slowakije:
mevrouw Eva ?IMKOVÁ staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken

Finland:
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Handel en Industrie

Zweden:
mevrouw Mona SAHLIN minister van Duurzame Ontwikkeling

Verenigd Koninkrijk:
de heer Malcolm WICKS onderminister van Energie

Commissie:
mevrouw Neelie KROES lid de heer Andris PIEBALGS lid

De regeringen van de toetredende Staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
de heer Rumen STOYANOV OVCHAROV minister van Economie en Energie

Roemenië:
de heer Ioan Codrut SERES minister van Economische Zaken en Handel
BESPROKEN PUNTEN

VEILIGE, CONCURRERENDE EN DUURZAME ENERGIE VOOR EUROPA

De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over het op 8 maart aangenomen groenboek van de Commissie over "een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa" (7070/06).

Ter structurering van de gedachtewisseling werd uitgegaan van een door het voorzitterschap opgestelde vragenlijst (7041/06), die was toegespitst op de door de Commissie gemaakte analyse van de uitdagingen voor het communautaire energiebeleid en de oplossingen die zij dienaangaande voorstelt, op andere aspecten van het energiebeleid die de Commissie niet in beschouwing heeft genomen, alsmede op de punten die voor de ministers het belangrijkst zijn en de oplossingen die zij prefereren. Het resultaat van dit oriënterend debat vormt een onderdeel van de bijdrage op energiegebied aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad.

Aan het eind van het debat vatte de voorzitter de diverse aan de orde gestelde punten als volgt samen:

"Europa staat voor een aantal uitdagingen op energiegebied: hoge en volatiele energieprijzen, toenemende afhankelijkheid van ingevoerde energie, alsook de noodzaak om de energiebronnen, de landen waaruit energie wordt ingevoerd en de transportroutes te diversifiëren. Daarnaast zijn er, om er maar enkele te noemen, uitdagingen als de toenemende invloed van klimaatverandering, de noodzaak van een verdere integratie van de energiemarkten, en de noodzaak van investeringen.

Dit maakt energie tot de topprioriteit op de EU-agenda en brengt de ministers van Energie ertoe te bevestigen dat Europa een nieuw energiebeleid nodig heeft.

Het debat was toegespitst op de volgende kernpunten:

Het nieuwe energiebeleid moet gericht zijn op een doeltreffender communautair beleid, meer samenhang tussen de lidstaten en grotere consistentie van de maatregelen op de verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie; daarbij moeten alle synergieën worden benut, met aandacht voor het belang van betere regelgeving. Op basis van gedeelde vooruitzichten inzake vraag en aanbod op lange termijn, en op een transparante beoordeling van de voor- én nadelen van de verschillende energiebronnen, moet dit nieuwe energiebeleid op evenwichtige wijze bijdragen aan en zorgen voor ecologische duurzaamheid, voorzieningscontinuïteit en concurrentievermogen.

Transparantie en non-discriminatie op de markten, alsmede consistentie met mededingingsregels en openbaredienstverplichtingen, zijn de basisbeginselen van dit nieuwe energiebeleid. De soevereiniteit van de lidstaten over primaire energiebronnen en hun keuze van een energiemix maken eveneens deel uit van deze basisbeginselen.

a) Met betrekking tot milieuduurzaamheid benadrukten de lidstaten het volgende:

Het EU-leiderschap op het stuk van energie-efficiëntie moet worden bevestigd door de presentatie van een ambitieus maar realistisch actieplan inzake energie-efficiëntie, teneinde het energiebesparingspotentieel van 20% in 2020 volledig te realiseren.

De voortrekkersrol van de EU met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen moet worden bevestigd door de ontwikkeling van een langetermijnstrategie voor de doeltreffende bevordering van hernieuwbare energie (routekaart), alsmede door de uitvoering van het actieplan biomassa, waarbij ook rekening wordt gehouden met langetermijndoelstellingen.

De evaluatie van de EU-regeling voor de handel in CO2-emissies, als instrument om de klimaatveranderingsdoelstellingen op een kostenefficiënte manier te verwezenlijken, moet worden voltooid.

Er moet worden gezorgd voor toereikende steun uit nationale en communautaire instrumenten voor R,D&D ten behoeve van alternatieve en hernieuwbare energiebronnen, teneinde hun aandeel in de energiemix van de Europese Unie te vergroten.

Er moet worden nagegaan welke mogelijkheden de diverse sectoren bieden met het oog op de wereldwijde bescherming van het klimaat.

b) Met betrekking tot voorzieningscontinuïteit benadrukten de lidstaten het volgende:

Europa moet in de contacten met derde landen met één stem spreken, om de doelstellingen van het energiebeleid kracht bij te zetten.

Er moeten energiedialogen worden aangegaan tussen de EU en derde landen, zowel productie- als verbruikslanden.

Onze buurlanden moeten kunnen deelnemen aan de Europese interne markt, bijvoorbeeld dankzij een uitbreiding van de Energiegemeenschap.

Er moet een authentiek en duurzaam energiepartnerschap met Rusland worden ingesteld.

De energiebronnen, de landen waaruit energie wordt ingevoerd en de transportroutes moeten sterker worden gediversifieerd.

Er moet worden gezorgd voor een gemeenschappelijke operationele aanpak van crisissituaties en voor versterking van de solidariteit.

Er moeten voorstellen worden uitgewerkt betreffende de materiële beveiliging van netwerken.

c) Met betrekking tot het concurrentievermogen werden de volgende punten aan de orde gesteld:

Er moet worden gezorgd voor de volledige, doeltreffende en transparante uitvoering van de internemarktwetgeving, ook als randvoorwaarde voor de stimulering van de groei in Europa.

De ontwikkeling van regionale energiemarkten in de EU, alsmede hun integratie in de interne EU-markt, moeten door adequate interconnectie worden versneld.

De coherente uitbouw van infrastructuur, van opslagfaciliteiten tot grensoverschrijdende interconnecties, en de vaststelling van specifieke infrastructuurprioriteiten moeten worden bevorderd. Tevens werd erop gewezen dat de positie van de energieregulatoren in de lidstaten moet worden versterkt en dat zij moeten samenwerken.

De transparantie van de markten, voornamelijk de gasmarkt, moet worden verhoogd, bijvoorbeeld door de oprichting van een Europese Waarnemingspost voor energie.

De voorzitter verklaarde dat dit slechts de eerste fase in het debat was en hij hoopte de bespreking tijdens de komende Raadszitting in juni te kunnen hervatten.".

DIVERSEN

Lopende werkzaamheden van de Raad Landbouw inzake bio-energie

De Raad heeft nota genomen van informatie van het voorzitterschap over de lopende werkzaamheden van de Raad Landbouw inzake bio-energie (6601/06).

Europees Verdrag inzake energiezekerheid

De Raad heeft nota genomen van informatie van de Poolse delegatie over haar voorstel voor een "Europees Verdrag inzake energiezekerheid" (7160/06).

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

ENERGIE

Een nieuw energiebeleid voor Europa - Conclusies van de Raad

De Raad heeft conclusies aangenomen over een "een nieuw energiebeleid voor Europa", als bijdrage van de Raad Energie aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad (zie 7181/06).

Energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energie-efficiëntiediensten*

De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energie-efficiëntiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG, en daarbij ingestemd met alle door het Europees Parlement in tweede lezing aangenomen amendementen (PE-CONS 3679/05, 6605/06 ADD 1).

Het doel van deze richtlijn is de energie-efficiëntie bij het eindgebruik in de lidstaten op kosteneffectieve wijze te verbeteren door te voorzien in een indicatieve energiebesparingsstreefwaarde van 9% in het negende toepassingsjaar van de richtlijn, alsmede door de voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling en bevordering van een markt voor energiediensten en voor het aanbieden van andere maatregelen ter verbetering van de energie- efficiëntie aan eindverbruikers.

Om deze doelstelling te verwezenlijken moeten de lidstaten drie actieplannen voor energie-efficiëntie opstellen en ervoor zorgen dat de publieke sector een voorbeeldrol vervult op het gebied van investeringen, onderhoud en andere uitgaven voor energieverbruikende apparatuur, alsmede op het gebied van energiediensten. De richtlijn voorziet tevens in betere informatie voor de consument en een betere meting en facturering van het energieverbruik.

Na de inwerkingtreding van de richtlijn hebben de lidstaten twee jaar om aan de bepalingen ervan te voldoen, met uitzondering van het eerste actieplan voor energie-efficiëntie dat uiterlijk op 30 juni 2007 moet worden ingediend.