Hoge Raad heeft uitspraak gedaan in de zaak tegen Haagse verpleegster
Lucia de B
Den Haag, 14 maart 2006
Samenvatting door griffier van de Hoge Raad (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad).
Uitspraak rechtbank Den Haag:
De rechtbank heeft verdachte op 24 maart 2003 veroordeeld tot
levenslange gevangenisstraf wegens vier moorden en twee pogingen tot
moord, alsmede wegens het onder ede een valse verklaring afleggen,
valsheid in geschriften, diefstal en verduistering.
(zie rechtspraak.nl, LJN-nummer AF6172)
Uitspraak hof Den Haag:
Het hof heeft haar op 18 juni 2004 in hoger beroep niet alleen
veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, maar daarnaast tbs met
dwangverpleging gelast, wegens zeven moorden en drie pogingen daartoe,
maar ook wegens het onder ede een valse verklaring afleggen, valsheid
in geschriften en diefstal en verduistering. Zij is door het hof
vrijgesproken van onder meer acht gevallen van moord dan wel poging
tot moord.
(zie rechtspraak.nl, LJN-nummer AP2846).
De bewezenverklaring door het hof van de levensdelicten:
Deze komt erop neer dat de verdachte:
a) in de periode van 18 september 2000 tot 4 september 2001, toen zij
als verpleegkundige werkte in het Juliana kinderziekenhuis (JKZ) in
Den Haag, vier kinderen om het leven heeft gebracht en ten aanzien van
drie kinderen een poging tot moord heeft begaan;
b) in de maand november 1997, toen zij als uitzendkracht als
verpleegkundige werkzaam was in het Rode Kruis ziekenhuis (RKZ) in Den
Haag, twee bejaarde patiënten heeft vermoord en
c) op 9 mei 1997, toen zij als leerling-verpleegkundige stage liep in
het Leijenburg-ziekenhuis in Den Haag, een 87-jarige vrouw om het
leven heeft gebracht.
De onder a) bedoelde kinderen lagen op unit 1 van het JKZ, een
afdeling voor medium care, met uitzondering van één slachtoffer dat
op de Intensive Care/High Care (IC/HC) was opgenomen; op die afdeling
liep de verdachte toen stage in het kader van haar opleiding tot
kinderverpleegkundige. De volwassen slachtoffers waren opgenomen op
verpleegafdelingen.
In twee gevallen heeft het hof vastgesteld dat de dood of het
levensbedreigende incident het gevolg is geweest van vergiftiging.
Verder was in alle gevallen sprake van een plotseling, medisch
onverklaarbaar overlijden of incident, dat zich telkens heeft
voorgedaan terwijl of kort nadat de verdachte op de desbetreffende
afdeling dienst had.
Het hof heeft onder meer gebruik gemaakt van zogenaamd schakelbewijs,
hetgeen in dit geval het volgende inhoudt. Na te hebben vastgesteld
dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad twee
slachtoffers heeft vergiftigd en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan
een moord en een poging tot moord, heeft het hof die vaststelling een
rol laten spelen bij het bewijs van de overige levensdelicten. Die
soortgelijke feiten zijn in een vergelijkbare context gepleegd.
Cassatieberoep bij de Hoge Raad:
De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het
hof Den Haag.
Namens de verdachte hebben mr. A.A. Franken en mr. A.E.M. Röttgering,
beiden advocaat in Amsterdam, geklaagd over de bewijsvoering van de
moorden en de pogingen daartoe en over de sanctieoplegging en de
motivering daarvan. Voorts klagen zij over de sanctieoplegging met
onder meer de klacht dat het opleggen van levenslange gevangenisstraf
in combinatie met tbs niet mogelijk is.
Op 25 oktober 2005 heeft procureur-generaal mr. J.W. Fokkens in zijn
conclusie de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.
Uitspraak Hoge Raad:
In zijn uitspraak van 14 maart 2006 heeft de Hoge Raad de klachten
over de bewijsvoering verworpen.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de motivering van de
strafbaarheid (toerekeningsvatbaarheid) van de verdachte niet zonder
meer in overeenstemming is te brengen met hetgeen het hof heeft
overwogen over de sanctieoplegging.
Voorts heeft de Hoge Raad beslist dat het opleggen van levenslange
gevangenisstraf in combinatie met tbs niet mogelijk is.
Gevolgen van deze uitspraak:
Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat de beslissing van
het hof Den Haag in stand blijft, met uitzondering van de beslissing
over de strafbaarheid (toerekeningsvatbaarheid) van de verdachte en de
sanctieoplegging.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het hof Amsterdam.
Dit hof zal opnieuw een onderzoek moeten doen naar de strafbaarheid
(toerekeningsvatbaarheid) van de verdachte en de op te leggen straf
en/of maatregel en op die punten nieuwe beslissingen dienen te geven.
De bewijsvraag zal door het hof Amsterdam niet opnieuw kunnen worden
onderzocht.
LJ Nummer
AU5496
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 14 maart 2006 Naar boven
Gerechtelijke organisatie