Antwoorden op kamervragen van Rouvoet en Slob over het ambulancevervoer in
de regio Rijnmond
Kamerstuk, 14-3-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2665548
14 maart 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op vragen van de Kamerleden
Rouvoet en Slob (CU) over het ambulancevervoer in de regio Rijnmond
(2050608780).
Vraag 1
Kent u de overschrijdingstabel die onlangs in de regio Rijnmond is
verspreid? Is het u bekend dat de overschrijdingstijden in deze regio
in een aantal gemeenten zoals Goedereede, Middelharnis en Ridderkerk
de afgelopen maanden gestegen zijn?
Antwoord 1
De overschrijdingen van de aanrijtijd van een aantal gemeenten in de
regio Rotterdam Rijnmond zijn mij bekend.
Vraag 2
Begrijpt u de bezorgdheid van inwoners en bestuurders van deze
gemeenten over deze overschrijdingen?
Antwoord 2
Ja, ik begrijp de bezorgdheid van inwoners en bestuurders van de
gemeenten en ik deel ook de zorgen over deze overschrijdingen. Daarom
ben ik onlangs twee maal op bezoek geweest in Rotterdam om te spreken
over deze problemen.
Vraag 3
Is de indruk terecht dat de oorzaak hiervan gelegen is in het
verplaatsen van standplaatsen van ambulances, en niet - zoals u eerder
hebt gezegd 1) - alleen een doelmatigheidsprobleem?
Antwoord 3
Nee, die indruk is onterecht. Het is van belang dat de middelen
doelmatig worden besteed aan ambulancewagens op de weg en niet aan
teveel standplaatsen. In 2004 is een referentiekader ontwikkeld
waarbij, op basis van landelijke uitgangspunten, een optimale
verdeling van standplaatsen en wagens is bepaald. Het doel hiervan is
het bieden van een kader aan de sector om de overschrijdingen van de
15 minutennorm voor burgers te verlagen. Ik leg niet op waar zich de
ambulancestandplaatsen voor elke regio concreet moeten bevinden. Dat
is aan de regio ter beoordeling, het budget gaat echter uit van een
doelmatige indeling. Binnen elke regio kunnen zorgaanbieders en
zorgverzekeraars hierover afspraken maken op basis van hun expertise
en netwerk in de regio. Partijen kunnen van het referentiekader
afwijken, mits zij de kwaliteit van de modelmatig berekende normen
borgen. Hierbij verwijs ik u ook naar de antwoorden op de vragen van
kamerlid Nawijn (LPF) van 3 juni 2005.
Vraag 4
Kent u de brief van de provincie Zuid-Holland die u is gestuurd op 17
november 2005, waarin zij aangeeft dat in genoemde regio meer
ambulances zouden moeten worden toegestaan vanwege de regiospecifieke
omstandigheden?
Antwoord 4
Ja. Het landelijk referentiekader gaat uit van uniforme
uitgangspunten, zoals het aantal inwoners in de regio. Vervolgens is
de optimale dekking berekend. Dit uitgangspunt heeft alleen effect op
de spreiding (niet op capaciteit) en zoals gezegd bepalen de regio's
zelf hoe zij deze spreiding willen invullen. Voor het berekenen van de
capaciteit is gerekend met de aantallen ritten die de regio zelf heeft
opgegeven, ook die in eventuele industriegebieden. Daarvoor is dus
capaciteit beschikbaar.
De Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond (AZRR) heeft recent een onderzoek
laten uitvoeren naar de - in het referentiekader toegedeelde -
capaciteit ten opzichte van het aantal inwoners en daaruit is niet
gebleken dat de AZRR te weinig capaciteit heeft.
Vraag 5
Deelt u de mening dat genoemde regio op het terrein van het
ambulancevervoer met een onverantwoorde situatie zit en dat hier op de
kortst mogelijke termijn verandering in moet komen? Zo ja, hoe wilt u
daaraan bijdragen?
Antwoord 5
Het kiezen voor een dynamisch ambulancemanagement behoort tot de
opties om de kwaliteit te verhogen. Met dynamisch ambulancemanagement
bedoel ik dat de wagens op de meest doelmatige plaats moeten staan en
dat hoeft niet altijd een standplaats te zijn. In het nieuwe
wetsvoorstel ambulancezorg wordt bij de vergunningverlening meegenomen
of er afspraken zijn over burenhulp en mobiele paraatheid tussen
regio's etc. Verder zijn er allerlei andere maatregelen die genomen
kunnen worden. Ik verneem van Rotterdam dat er hard gewerkt wordt om
een aantal verbeteringen te bereiken.
Ik ga er vanuit dat zorgaanbieders (incl. Aanpalende regio's ) en
zorgverzekeraars in staat zijn om in gezamenlijkheid afspraken te
maken. Goede afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars over
de doelmatigheid van zorg bepaalt mede de kwaliteit van zorg van een
Regionale Ambulancevoorziening (RAV).
1) Aanhangsel-Handelingen nr. 1808, vergaderjaar 2004-2005.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport