Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal, Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/V&V/06/17546
Onderwerp Datum
Pardonregeling Wet BEU 13 maart 2006
In mij brief van 28 november 2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 29 382, nr. 13)
heb ik aangekondigd een wetsvoorstel te zullen indienen dat voorziet in de voortzetting van
socialezekerheidsaanspraken van degenen die al voor 1 januari 2000, de datum van
inwerkingtreding van de Wet BEU, recht hadden op een AOW-, Anw-, WAO- of WAZ-uitkering
en die toen al buiten Nederland woonden. Daarmee wordt het overgangsrecht van de Wet BEU
dat aanvankelijk voor drie jaar gold, onbeperkt in de tijd voortgezet.
In het algemeen overleg met de vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 1
februari 2006 betoonden de fracties van CDA en PvdA zich tevreden over de eerste resultaten van
de Wet BEU. De fractie van het CDA pleitte er voor om de pardonregeling uit te breiden met
huidige AOW-gerechtigden die voor de inwerkingtreding van de Wet BEU in een niet-
verdragsland woonden, maar pas na de inwerkingtreding van de Wet BEU 65 jaar zijn geworden.
Ik heb toegezegd te onderzoeken of aan dit verzoek kan worden tegemoet gekomen.
De uitbreiding van de doelgroep van de overgangsregeling van de Wet BEU is al in 1999
onderwerp geweest van een gedachtewisseling tijdens de mondelinge behandeling in de Eerste
Kamer. De toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was van mening
dat het overgangsrecht uitsluitend dient te gelden voor personen die al voor de inwerkingtreding
van de Wet BEU een uitkering ontvingen en in het buitenland woonden. Ik ben van mening dat
deze opvatting nog steeds geldig is. Het uitbreiden van de doelgroep met personen die een minder
sterk beroep op het rechtszekerheidbeginsel hebben, zou ernstig afbreuk doen aan de effectiviteit
van de Wet BEU. Dan immers, zouden ook andere categorieën, een beroep op verruiming van de
overgangsmaatregelen kunnen doen.
Ik wijs er nog op dat het niet zo is dat het recht op AOW-pensioen wordt beëindigd als de
betrokkene in een niet-verdragsland woont. De Wet BEU heeft immers geen invloed op het recht
op uitkering van gehuwden en ongehuwd samenwonenden. Ongehuwden in een niet-verdragsland
ontvangen maximaal het bedrag van een gehuwde AOW-gerechtigde, namelijk 50% van het
minimumloon. Dit hangt samen met het feit dat het handhavingsrisico in de AOW betrekking heeft
2
op de leefsituatie. Ik ben van mening dat bij de toepassing van de AOW niet sprake is van een
bijzondere hardheid om van deze lijn af te wijken.
Voor de goede orde deel ik nog mee dat ik UWV en SVB, gelijktijdig met mijn brief aan uw
Kamer van 28 november 2005, heb gevraagd te anticiperen op de pardonregeling die ik in die
brief heb aangekondigd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid