Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Arib over het voorschrijven van geneesmiddelen

Kamerstuk, 13-3-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U- 2666339

13 maart 2006

Antwoorden van minister Hoogervorst op de vragen van hetKamerlid Arib (PvdA, 2 maart 2006) over het voorschrijven van geneesmiddelen 2050608980).

Vraag 1
Bent u op de hoogte van het bericht 1) over een onderzoek in "Huisarts en Wetenschap" dat uitwijst dat praktijkondersteuners, verpleegkundigen en doktersassistenten de wet overtreden door geneesmiddelen voor te schrijven?

Antwoord 1
Ik ben op de hoogte van het desbetreffende artikel in "Huisarts en Wetenschap".

Vraag 2
Wat is uw mening over het feit dat huisartsen de controle over hun patiënten soms geheel overdragen aan praktijkondersteuners?

Antwoord 2
Ik ga ervan uit dat de huisarts in zijn praktijk de regie voert en slechts die taken overlaat aan medewerkers die voldoende deskundigheid en/of bevoegdheden hebben. Praktijkondersteuners kunnen een belangrijke taakverlichting brengen binnen de huisartsenpraktijk. De KNMG stelt zelf dat sprake dient te zijn van supervisie door de arts. Ik deel de visie dat sprake dient te zijn van een - structureel georganiseerde - supervisie door de arts. Daarnaast dienen de richtlijnen van de NHG te worden nageleefd en dient de praktijkondersteuner zich te beperken tot geprotocolleerde handelingen. Praktijkondersteuners zijn noch opgeleid om zelfstandig te indiceren en voor te schrijven, noch bevoegd krachtens de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WOG) cq. de Geneesmiddelenwet.

Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat ruim de helft van de huisartsen diabetespatiënten niet meer blijkt te zien, dat deze huisartsen hun expertise verliezen en dat zij daardoor niet meer in staat zijn om een goede controle uit te voeren?

Antwoord 3
Verbetering van kwaliteit van de diabeteszorg is een speerpunt in mijn beleid en is uitgewerkt in een tweetal brieven die aan de Tweede Kamer zijn gestuurd in februari en juni 2005. De huisartsenzorg is daar een belangrijk onderdeel van. Uitgangspunt in mijn beleid is dat met behulp van taakherschikking de zorg wordt geoptimaliseerd. Hiervoor blijft belangrijk dat huisartsen bekwaam blijven om goede diabeteszorg te kunnen leveren. Dit betekent niet dat zij alle taken zelf hoeven uit te voeren. Dit is de basis voor een doelmatige taakdelegatie binnen de huisartsenzorg. In de praktijksituatie zal door structurele supervisie en evaluatie van de praktijkondersteuning door de huisarts diens expertise op peil blijven. Bovendien zal de huisarts zich moeten blijven bij- en nascholen op dit terrein. Uiteraard dienen de activiteiten van supervisie en evaluatie wél concreet door de huisarts te worden uitgevoerd. Naast de huisarts zie ik een belangrijke rol voor de diabetesverpleegkundige.

Zoals de Kamer bekend is, is op dit terrein ook een positieve ontwikkeling te noemen, gelet op de aanstaande specialistenregeling van de verpleegkundig specialist. Ik verwacht dat één van de eerste specialistenregelingen voor verpleegkundigen gelegen zal zijn op het terrein van de zorg voor chronisch zieken, waaronder diabetespatiënten. De huidige diabetesverpleegkundigen zijn deskundig en competent om diabetespatiënten concreet te begeleiden met betrekking tot levensstijl in relatie tot hun aandoening. Sommigen zijn opgeleid op het niveau van de aanstaande verpleegkundig specialist. De verpleegkundig specialist zal voldoende geschoold zijn op het terrein van de farmacotherapie zodat zij ook patiënten zelfstandig kunnen gaan instellen op de voor deze aandoening betrokken geneesmiddelen.

Vraag 4
Op welke wijze gaat u de wet handhaven en er voor zorgen dat praktijkondersteuners, verpleegkundigen en doktersassistenten stoppen met het voorschrijven en het instellen van patiënten op insuline?

Vraag 10
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat huisartsen in staat zijn hun werk correct en veilig uit te voeren en patiënten te garanderen dat geneesmiddelen veilig worden voorgeschreven?

Antwoord 4 en 10
Ik heb u zojuist tijdens het Algemeen Overleg Wet Big op 8 maart jongstleden toegezegd dat ik een uitgebreide brief zal sturen waarin ondermeer zal worden ingegaan op de Wet Big en welke bevoegdheden waar en hoe zijn geregeld. Ik zal de IGZ verzoeken in gesprek te gaan met de beroepsorganisaties en een circulaire te maken waarin in het kader van de WOG/Geneesmiddelenwet uitdrukkelijk wordt toegelicht wat wel en niet is toegestaan en wat bij overtreding daarvan de consequenties zijn.
Ik zal vragen om daarbij de NPCF te betrekken zodat ook patiënten daarover geïnformeerd kunnen zijn. Indien de situatie daartoe aanleiding geeft, kunnen patiënten rechtstreeks aan de IGZ melden.

Vraag 5
Deelt u de mening dat praktijkondersteuners, verpleegkundigen en doktersassistenten geen opleiding hebben gevolgd die hen voldoende expertise geeft om het voorschrijven van geneesmiddelen en het instellen van patiënten op insuline van de huisarts over te nemen?

Antwoord 5
Ja. Om op eigen initiatief geneesmiddelen voor te schrijven moet de zorgverlener in staat zijn zelf op basis van een medische diagnose de indicatie voor toepassing van een geneesmiddel te stellen. Dat vergt gedegen medisch diagnostische, farmacologische en farmacotherapeutische kennis. De opleiding tot verpleegkundige en doktersassistente noch die van praktijkondersteuner is daar op gericht. Dat is ook niet nodig. Dat is alleen nodig voor beroepsbeoefenaren die een zelfstandige medische behandelfunctie vervullen en in dat kader bevoegd zijn geneesmiddelen voor te schrijven.

Vraag 6
Als u de farmaceutische industrie zou vertegenwoordigen en een nieuw geneesmiddel op de markt zou willen introduceren, wie zou u dan, gezien de kans van slagen, benaderen, de huisarts of de praktijkondersteuner? Wie is volgens u het gemakkelijkst te beïnvloeden. Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 6
Ik ben de farmaceutische industrie niet en introduceer geen geneesmiddelen op de markt. Ik kan deze vraag niet beantwoorden.

Vraag 7
Welke verklaring geeft u voor het feit dat ruim 70% van de huisartsenpraktijken op initiatief van de praktijkondersteuners nieuwe medicijnen, die niet standaard zijn, voorschrijft?

Antwoord 7
Ik kan de juistheid van deze informatie niet bevestigen. Ik wijs er wel op dat rechtstreekse reclame c.q. gunstbetoon vanuit de farmaceutische industrie niet is toegestaan jegens praktijkondersteuners, juist omdat deze zorgverleners niet zelfstandig geneesmiddelen mogen voorschrijven. In gevallen waarin er niet conform de NHG-richtlijnen gewerkt wordt, is wellicht de vraag gerechtvaardigd of de huisarts hier wel voldoende regie heeft genomen.

Vraag 8
Betekent de constatering 2) van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), dat de taakverschuiving van huisartsen naar praktijkondersteuners, verpleegkundigen en doktersassistenten nooit tot een gebrek aan controle mag leiden en dat de huisartsen aansprakelijk blijven voor eventuele fouten, dat de Inspectie alleen constateert dat de taakverschuiving ongewenste gevolgen zou kunnen hebben en dat in dat geval de verantwoordelijkheid bij de huisarts ligt? Zo neen, in welke mate en op welke wijze gaat de Inspectie actief optreden?

Antwoord 8
Met betrekking tot de beantwoording van deze vraag, verwijs ik u naar de eerdere antwoorden, waarin gesteld is dat de huisarts de regie moet houden over de zorg die in zijn of haar praktijk wordt geleverd op een zodanige wijze dat sprake is van verantwoorde zorg. Tevens verwijs ik u naar de Kwaliteitswet zorginstellingen en art. 40 van de Wet Big. In mijn brief "Kwaliteit van zorg; hoog op de agenda" heb ik onder meer aangegeven welke rol de IGZ in dat kader vervult. Huisartsen mogen krachtens de WOG/Geneesmiddelenwet het voorschrijven van geneesmiddelen niet delegeren. Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven, zal ik de IGZ verzoeken het veld te informeren over de wettelijke mogelijkheden en beperkingen die met betrekking tot het voorschrijven van geneesmiddelen gelden.

Vraag 9
Vindt u het logisch en verstandig om praktijkondersteuners, verpleegkundigen en doktersassistenten die nu in de praktijk al geneesmiddelen voorschrijven zonder controle van de huisarts, een wettelijke bevoegdheid te geven om dit te blijven doen, terwijl onderzoek uitwijst dat onvoldoende medische controle plaatsvindt en dat praktijkondersteuners verpleegkundigen en doktersassistenten gemakkelijk zijn over te halen door de farmaceutische industrie?

Antwoord 9
Ik vind het niet verantwoord deze situatie te legaliseren. Voor mij is van doorslaggevend belang of het verlenen van een dergelijke bevoegdheid vanuit het oogpunt van kwaliteit verantwoord is. In het kader van het opheffen van wettelijke belemmeringen voor taakherschikking, waaronder uitbreiding van de voorschrijfbevoegdheid, wordt serieus gekeken naar mogelijkheden hiertoe. Dat heeft geresulteerd in mijn voornemen om verpleegkundig specialisten onder bepaalde voorwaarden voorschrijfbevoegdheid toe te kennen. Het amendement van mevrouw Schippers (Kamerstukken II,29359, nr26) heeft eenzelfde doel.

Vraag 11
Bent u bereid deze vragen voor aanvang van de tweede termijn van de behandeling van de nieuwe Geneesmiddelenwet te beantwoorden?

Antwoord 11
Ja.