Radboud Universiteit Nijmegen
RIVERlab: virtuele onderzoeksomgeving biedt ongekende mogelijkheden
voor gedragsonderzoek
We hebben veel meer vooroordelen dan we denken en ze zijn ook te meten
Het openlijk uiten van vooroordelen en stereotype denkbeelden wordt in
het algemeen als zeer sociaal onwenselijk gezien. Desondanks wordt uit
sociaal psychologisch onderzoek duidelijk dat mensen, op een meer
onbewust niveau, vol zitten met negatieve stereotype associaties.
Hoewel deze impliciete associaties meer cultureel bepaald zijn dan dat
zij onze eigen mening reflecteren, beïnvloeden ze wel degelijk ons
gedrag. Met name automatisch, onberedeneerd gedrag wordt gestuurd door
deze impliciete associaties, of virtuele stereotypen. Over het
algemeen is dit automatische proces uitermate functioneel. Maar in het
geval van ongewenste stereotypen ligt dit anders. Om te kunnen
corrigeren voor de invloed van ongewenste stereotype associaties op
ons gedrag zullen we ons meer bewust moeten worden van de sluipende
werking van deze stereotypen en hun invloed op ons gedrag. Dat betoogt
professor Daniël Wigboldus, hoogleraar sociale psychologie aan de
Radboud Universiteit Nijmegen in zijn oratie `Virtuele stereotypen' op
vrijdag 10 maart. Prof. Wigboldus heeft binnen het Behavioural Science
Institute (BSI) van de Nijmeegse universiteit een nieuw lab gebouwd om
gedragswetenschappelijk onderzoek te doen naar o.a, vooroordelen en
stereotypering en de invloed ervan op gedrag. Dit RIVERlab (Radboud
Immersive Virtual Environment Research Lab) biedt psychologen en
overige gedragswetenschappers optimale mogelijkheden voor
wetenschappelijk onderzoek. Alles in de omgeving van de proefpersoon
kan gecontroleerd en/of gemanipuleerd worden en gedragingen gemeten.
Wigboldus presenteert op 10 maart de nieuwste onderzoeksresultaten.
RIVER-lab: onderzoek in virtuele omgeving
Binnen de huidige sociale psychologie wordt nog te weinig
daadwerkelijk gedrag gemeten, zegt Wigboldus. In zijn onderzoek naar
de invloed van etnische kenmerken op impulsief, spontaan gedrag, maakt
hij gebruik van IVET (Immersive Virtual Environment Technology). In
een IVET-omgeving kan de proefpersoon door een computergegenereerde
wereld lopen. Een zogenaamd `tracking systeem' registreert elke
beweging en geeft aan waar de proefpersoon zich in de ruimte bevindt.
De computer past op grond van deze informatie razendsnel het beeld aan
dat de proefpersoon ziet. Het Nijmeegs RIVER-lab is uitgerust met deze
condities. De proefpersoon kan interacteren met zijn omgeving, waarbij
die omgeving op een gestandaardiseerde en eventueel experimenteel
gemanipuleerde wijze reageert. Bovendien kan dankzij deze technologie
het gedrag van proefpersonen zeer nauwkeurig gemeten worden.
Marokaan en Nederlander in bushokje
Voor een van Wigboldus' onderzoeken kregen proefpersonen de opdracht
om een virtueel bushokje in te lopen. In dat bushokje stond een door
de computer gegenereerd persoon: een avatar met een Nederlands of een
Marokkaans uiterlijk. Deze droeg op zijn borst zijn naam en op de rug
een nummer. De proefpersonen kregen de opdracht om naar de persoon toe
te gaan en naam en rugnummer te onthouden. Wat bleek? Proefpersonen
hielden meer afstand tot de Marokkaanse dan tot de Nederlandse
avatars. Ook was er sprake van een verhoogde huidgeleiding
(transpiratie) bij de Marokkaanse avatars. Deze beide effecten bleken
niet alleen met elkaar samen te hangen, maar correspondeerden ook met
de negatieve impliciete associaties die proefpersonen hadden ten
opzichte van Marokkanen. Hoe negatiever de impliciete associaties, des
te groter het verschil in huidgeleiding tussen de Marokkaanse en de
Nederlandse avatar.
Waarheidsgetrouw
De resultaten laten zien dat impliciete associaties, impliciete
affectieve reacties (huidgeleiding) en spontane, impulsieve
gedragsresponsen met elkaar samenhangen. Intrigerend noemt Wigboldus
dat het voor ons impulsieve systeem kennelijk niet uitmaakt of we
echte Marokkanen of Nederlanders zien, of avatars. Ondanks het feit
dat alle proefpersonen wisten dat ze in een virtuele omgeving
rondliepen en dat de persoon die ze zagen niet echt was, vertoonden ze
een spontane reactie. Desgevraagd vonden de meeste proefpersonen de
Marokkaanse avatar er zelfs vriendelijker uitzien dan de Nederlandse,
maar onbewust reageerden ze dus anders. Dergelijke geautomatiseerde
reacties op grond van stereotypen en vooroordelen zijn zeer moeilijk
te controleren.
Wees bewust van onbewuste invloed
De les? Categoriseren en stereotyperen zijn zeer basale psychologische
processen, die we nooit zullen afleren omdat ze functioneel zijn.
"Het grootste gevaar is het impliciete karakter van dergelijke
processen", waarschuwt Wigboldus. "Juist omdat we ons er niet bewust
van zijn, kunnen we ons gedrag ook niet corrigeren. Als gevolg van
onbewuste stereotypering wordt in de praktijk ook gediscrimineerd",
stelt de hoogleraar. De werkloosheid onder allochtone jongeren is 40%:
twee keer zo veel als onder autochtone leeftijdgenoten. En dat is niet
alleen te verklaren door het lagere opleidingsniveau: ook
discriminatie op de arbeidsmarkt speelt hier mee, daar is de
hoogleraar van overtuigd. "Juist in een sollicitatieprocedure, waar de
eerste indruk een grote rol speelt, ondervinden allochtone kandidaten
ongewilde effecten van negatieve impliciete associaties. En daar
moeten we ons van bewust zijn. Alleen dan kunnen we corrigeren,
bijvoorbeeld door ook eens het perspectief van de ander te nemen".
Met een djellaba in de trein
Als in een trein een Marokkaanse jongeman langdurig nerveus in zijn
rugzak rommelt, is de kans aanzienlijk groter dat hij dit doet omdat
hij zijn ov-jaarkaart niet kan vinden dan dat hij dit doet om een
ontstekingsmechanisme in werking te zetten. Toch zullen, wanneer deze
jongeman een djellaba draagt, de meeste mensen schrikken en zich
zorgen maken. Gestuurd door negatieve stereotype associaties wordt de
situatie als uiterst gevaarlijk geïnterpreteerd. Het advies van zijn
studenten is dan ook "`Effe chillen voordat je gaat gillen".
Prof. dr. Daniël H.J. Wigboldus (1969) studeerde sociale psychologie
aan de VU Amsterdam en promoveerde in 1998 aldaar op de dissertatie
Stereotyping, Language and Communication. Van 1997 tot 2000 was dr.
Wigboldus verbonden aan de afdeling Sociale psychologie van de Radboud
Universiteit Nijmegen. Tot zijn benoeming was hij universitair
hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam.
`Virtuele stereotypen', oratie prof. dr. D.H.J. Wigboldus, 10 maart
2006