| | | |
|RAAD VAN | |NL | |DE EUROPESE UNIE | | | |6705/06 (Presse 55) | |(OR. en) | |PERSMEDEDELING | |Betreft: | |PERSMEDEDELING | |2714e zitting van de Raad | |Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken | |Brussel, 10 maart 2006 | |Voorzitter mevrouw Ursula HAUBNER, | |minister van Sociale Zekerheid, Generaties en Consumentenbescherming | |de heer Martin BARTENSTEIN, minister van Economische Zaken en Arbeid | |van Oostenrijk | | |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting | |De Raad (EPSCO) nam zijn bijdrage aan de voorjaarsbijeenkomst van de | |Europese Raad aan. | |De Raad stelde een gemeenschappelijk standpunt vast met het oog op de | |aanneming van een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van | |gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in | |werkgelegenheid en beroep (herschikte versie). | |De Raad nam tevens een verordening aan tot wijziging van Verordening (EEG) | |nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op| |werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de| |Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad | |tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) | |nr. 1408/71 (diverse wijzigingen 2004). | |De Raad bereikte een algemene oriëntatie over een ontwerp-verordening tot | |wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van | |de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en hun gezinnen, die zich | |binnen de Gemeenschap verplaatsen (diverse wijzigingen 2005). | |De Raad stelde een gemeenschappelijk standpunt vast met het oog op de | |aanneming van een verordening betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch | |gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn | |2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004. | |De Raad nam een richtlijn aan houdende verlenging met negen maanden (tot 31| |januari 2007) van de termijn waarbinnen de lidstaten Richtlijn 2004/39/EG | |betreffende markten voor financiële instrumenten in hun nationaal recht | |moeten omzetten. |INHOUD1
DEELNEMERS 5
BESPROKEN PUNTEN
VOORBEREIDING VAN DE VOORJAARSBIJEENKOMST VAN DE EUROPESE RAAD 7
- Kernpuntennota 7
- Gezamenlijke verslagen inzake werkgelegenheid en inzake sociale bescherming en sociale integratie 11
- Gezamenlijk advies van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de economische politiek 13
- het jaarlijkse voortgangsverslag 2006 van de Commissie met betrekking tot de nationale hervormingsprogramma's 13
- het Commissieverslag 2006 over de gelijkheid van mannen en vrouwen 14
VOORBEREIDING VAN DE TRIPARTIETE SOCIALE TOP 15
WERKPROGRAMMA'S VAN HET COMITÉ VOOR DE WERKGELEGENHEID EN HET COMITÉ VOOR
SOCIALE BESCHERMING VOOR 2006 16
COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSREGELINGEN 17
OVERGANGSREGELINGEN VAN HET TOETREDINGSVERDRAG VAN 2003 18
Diversen 19
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
SOCIAAL BELEID
Gelijke kansen voor mannen en vrouwen* 20
Socialezekerheidsregelingen 20
VOLKSGEZONDHEID
Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik* 21
EXTERNE BETREKKINGEN
Steun voor het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië - Restrictieve maatregelen 22
Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië - Bevriezing van geldmiddelen 22
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Markten voor financiële instrumenten - Verlenging van termijnen* 23
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
de heer Peter VANVELTHOVEN minister van Werkgelegenheid
Tsjechië:
de heer ?estmír SAJDA vice- minister van Arbeid en Sociale Zaken, vice-ministerieel departement Europese Unie en Internationale Betrekkingen
Denemarken:
de heer Claus Hjort FREDERIKSEN minister van Werkgelegenheid
Duitsland:
de heer Gerd ANDRES parlementair staatssecretaris van Economische Zaken en Arbeid
Estland:
de heer Jaak AAB minister van Sociale Zaken
Griekenland:
de heer Savvas TSITOURIDIS minister van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid
Spanje:
de heer Jesús CALDERA SÁNCHEZ- CAPITÁN minister van Arbeid en Sociale Zaken
Frankrijk:
de heer Gérard LARCHER toegevoegd minister van Werkgelegenheid, Arbeid en Integratie van jongeren in het beroepsleven
Ierland:
de heer Séamus BRENNAN minister van Sociale Zaken en Gezinszaken de heer Tony KILLEEN onderminister, ministerie van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid belast met Arbeidsvraagstukken, waaronder Opleiding
Italië:
de heer Alessandro PIGNATTI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Cyprus:
de heer Christos TALIADOROS minister van Arbeid en Sociale Zekerheid
Letland:
mevrouw Dagnija STA?E minister van Welzijn
Litouwen:
mevrouw Vilija BLINKEVI?I?T? minister van Sociale Zekerheid en Arbeid
Luxemburg:
de heer Georges FRIDEN plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Hongarije:
de heer Gábor CSIZMÁR minister van Werkgelegenheid en Arbeid
Malta:
mevrouw Helen D'AMATO staatssecretaris voor Ouderen en Gemeenschapszorg, ministerie van Volksgezondheid, Ouderen en Gemeenschapszorg
Nederland:
de heer Henk van HOOF staatssecretaris van Economische Zaken
Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid
mevrouw Ursula HAUBNER minister van Sociale Zekerheid, Generaties en Consumentenbescherming
Polen:
de heer Krzysztof MICHA?KIEWICZ minister van Arbeid en Sociaal Beleid
Portugal:
de heer José VIEIRA DA SILVA minister van Arbeid en Sociale Solidariteit
Slovenië:
de heer Janez DROBNI? minister van Arbeid, Gezinszaken en Sociale Zaken
Slowakije:
de heer Miroslav BEBLAVÝ staatssecretaris, ministerie van Arbeid, Sociale Zaken en Gezinszaken
Finland:
mevrouw Tarja FILATOV minister van Arbeid mevrouw Tuula HAATAINEN minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Zweden:
de heer Hans KARLSSON minister, ministerie van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer, belast met Arbeidsvraagstukken
Verenigd Koninkrijk:
de heer James PLASKITT staatssecretaris, ministerie van Arbeid en Pensioenen
Commissie:
de heer Vladimír ?PIDLA lid
Andere deelnemers:
de heer Tom MULHERIN voorzitter van het Europees Comité voor sociale bescherming de heer Maarten CAMPS voorzitter van het Comité voor de werkgelegenheid
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:
Bulgarije:
mevrouw Emilia MASLAROVA minister van Arbeid en Sociaal Beleid
Roemenië:
de heer Gheorghe BARBU minister van Arbeid, Sociale Solidariteit en Gezinszaken
BESPROKEN PUNTEN
VOORBEREIDING VAN DE VOORJAARSBIJEENKOMST VAN DE EUROPESE RAAD
Kernpuntennota
De Raad heeft een uitgebreid oriënterend debat gehouden teneinde gestalte te geven aan zijn bijdrage (kernpuntennota) aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad op de gebieden werkgelegenheid, sociaal beleid en gelijke kansen. De bespreking was gebaseerd op de volgende documenten:
het jaarlijkse voortgangsverslag 2006 van de Commissie met betrekking tot de nationale hervormingsprogramma's: "Tijd voor een hogere versnelling" (5745/06);
een ontwerp van een gezamenlijk werkgelegenheidsverslag van de Commissie en de Raad;
een ontwerp van een gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over sociale bescherming en sociale integratie;
een gezamenlijk advies van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de economische politiek over de mededeling van de Commissie "Samenwerken, beter werken: voorstellen voor een nieuw kader voor de open coördinatie van het beleid inzake sociale bescherming en integratie in de Europese Unie";
het Commissieverslag 2006 over de gelijkheid van mannen en vrouwen (5888/06).
Tijdens het debat werden de volgende vraagstukken aan de orde gesteld (6803/1/06):
het oordeel van de Commissie dat de uitvoering op sommige gebieden van het werkgelegenheidsbeleid achterblijft;
de rol van de sociale partners in de versterking van het proces van Lissabon;
de vooruitgang sedert de herziening van de strategie van Lissabon, vanuit het oogpunt van sociale bescherming en sociale integratie; de noodzaak van extra inspanningen in dit verband.
Aan het eind van het debat nam de Raad de volgende kernpuntennota aan die tot uitdrukking moeten komen in de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad:
"De Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken legt de volgende kernpuntennota aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad voor:
Algemene conclusies
1. De vernieuwde Lissabonstrategie vormt het kader voor een Europese strategie voor groei en werkgelegenheid waarbij het economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid elkaar wederzijds versterken. Dankzij deze geïntegreerde strategie moet de EU tegelijkertijd vooruitgang kunnen boeken op het vlak van werkgelegenheid, concurrentievermogen en sociale samenhang overeenkomstig de waarden van Europa. Om de duurzaamheid van het Europees sociaal model te waarborgen moet Europa meer inspanningen met het oog op meer economische groei, werkgelegenheid en productiviteit leveren en tegelijkertijd de sociale integratie en bescherming verbeteren.
2. Uit het jaarlijks voortgangsverslag van de Commissie blijkt dat het van cruciaal belang is de uitvoering van de Lissabonstrategie te versnellen. De lidstaten moeten de doelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie (volledige werkgelegenheid, productiviteit en kwaliteit op het werk, en sociale en territoriale samenhang) met meer ambitie nastreven. Governance en sociale partnerschappen zijn van essentieel belang om het sociaal en werkgelegenheidsbeleid doeltreffend uit te voeren.
Het is tijd de uitvoering van de Europese werkgelegenheidsstrategie te versnellen
3. Alle actoren moeten zich inspannen om de strategie doeltreffend uit te voeren. Met behulp van ambitieuzere beleidsmaatregelen moet de economische groei aanzienlijk worden aangezwengeld en de arbeidsdeelname uiterlijk 2010 van de huidige 63,3% tot de beoogde 70% worden verhoogd. Nu de hervormingen van de lidstaten resultaten beginnen op te leveren en de economische vooruitzichten van Europa er beter uitzien, kan de Europese economie aanzienlijke vooruitgang boeken en meer en betere banen creëren.
4. De Europese werkgelegenheidsstrategie en de drie actieprioriteiten zijn van cruciaal belang om de werkgelegenheid in Europa te bevorderen:
meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de socialezekerheidsstelsels moderniseren;
het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven vergroten;
investeringen in menselijk kapitaal verhogen door beter onderwijs en betere vaardigheden.
5. Om de Lissabonstrategie doeltreffender te kunnen uitvoeren moeten de lidstaten de volgende strategische beleidspunten in aanmerking nemen:
5.1. Tegen de achtergrond van demografische veranderingen moet het beleid een levensloopbenadering van werk omvatten, waardoor tijdens het beroepsleven snel en gemakkelijk van baan kan worden gewisseld en ook het totaalaantal werkuren in de economie wordt verhoogd.
5.2 In het kader van deze levensloopbenadering worden de lidstaten gestimuleerd de omschakeling naar actieve en preventieve beleidsmaatregelen voort te zetten. Het is van cruciaal belang betere synergieën tussen deze actieve beleidsmaatregelen en de socialebeschermingsinstrumenten te ontwikkelen om mensen te stimuleren en te helpen arbeid in loondienst te vinden. Zowel stimuleringsmaatregelen als sancties moeten een belangrijke rol blijven spelen. Er moet blijvend bijzondere aandacht worden geschonken aan het arbeidsaanbod en doelgroepen als:
jongeren: de situatie van jongeren op de arbeidsmarkt moet dringend worden verbeterd en de jeugdwerkloosheid drastisch verminderd (ook overeenkomstig het pact voor de jeugd);
vrouwen: het voorgestelde pact voor gendergelijkheid benadrukt dat de arbeidsdeelname van vrouwen moet worden verhoogd en de gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderd;
oudere werknemers: actief ouder worden moet verder worden bevorderd;
mensen met een handicap: de werkgelegenheidskansen van deze groep moeten worden verbeterd;
immigranten en minderheden: er moeten grootschalige maatregelen worden genomen ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van de integratie op de arbeidsmarkt.
5.3. In het licht van de globalisering en met het oog op een vlottere overgang naar een kenniseconomie moet meer aandacht gaan naar maatregelen voor laaggeschoolden en laagbetaalden - en vooral diegenen aan de rand van de arbeidsmarkt - zodat deze mensen meer en betere banen kunnen vinden. Zowel vraag- als aanbodmaatregelen zijn van cruciaal belang (inclusief maatregelen die werk lonend maken).
5.4. De ontwikkeling van menselijk kapitaal is van cruciaal belang. Om een doorbraak mogelijk te maken is het zaak meer aandacht te schenken aan doeltreffende (financiële) maatregelen om onderwijs en levenslang leren te bevorderen en efficiënter in menselijk kapitaal te investeren. De EU moet deze versterkte inspanningen financieel krachtig ondersteunen.
5.5. Grootschalige strategieën ter verbetering van het aanpassingsvermogen (inclusief de arbeidsmobiliteit) van werknemers en bedrijven zijn tot dusver nog niet systematisch ontwikkeld in het kader van de nationale hervormingsprogramma's. De lidstaten moeten flexibiliteit samen met werkzekerheid aan de orde stellen en de segmentatie van de arbeidsmarkt vermijden om aan de behoeften van bedrijven en werknemers te voldoen. De Commissie zal in dit verband samen met de lidstaten en de sociale partners nagaan of een reeks gemeenschappelijke beginselen inzake flexicurity kan worden ontwikkeld. Deze beginselen zouden als referentiepunt gebruikt kunnen worden bij het creëren van meer open en dynamische arbeidsmarkten en aantrekkelijkere en productievere arbeidsplaatsen.
De volgende stappen in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie
6. De geïntegreerde richtsnoeren (inclusief de overeengekomen benchmarks en streefcijfers) moeten onveranderd blijven nu de tijd voor de uitvoering ervan is aangebroken. Alle betrokken partijen (inclusief de sociale partners) moeten hun verantwoordelijkheden in het kader van de Lissabonstrategie ten volle opnemen. Een breder ownership en de actieve betrokkenheid van de sociale partners zijn in dit verband van cruciaal belang.
7. Overeenkomstig deze kernpuntennota zijn de beleidsgebieden onder actie 3 (Een antwoord op de mondialisering en de vergrijzing) van het jaarlijks voortgangsverslag van cruciaal belang om de toestand op de arbeidsmarkt te verbeteren. De voorgestelde specifieke maatregelen moeten echter verder worden besproken.
8. De evaluatie van de arbeidsmarkten in de lidstaten in 2007 zal een gezonde basis bieden voor de voortzetting van de hervormingen en kan - zo nodig - aanleiding geven tot specifieke aanbevelingen per land. Bilaterale contacten tussen de Commissie en de lidstaten zullen in dit verband nuttig zijn en de governance van de strategie verbeteren.
De Lissabonstrategie en de open coördinatiemethode (OCM) op het gebied van sociale bescherming en integratie
9. In het licht van deze uitdagingen blijft de modernisering van de socialebeschermingsstelsels van essentieel belang voor de totstandbrenging van sociale rechtvaardigheid voor vrouwen en mannen en de bevordering van de actieve participatie van allen aan de samenleving. Om deze doelstelling te verwezenlijken moeten de lidstaten rekening houden met de volgende strategische beleidspunten:
9.1. Er moet voor worden gezorgd dat de open coördinatiemethode en het herziene Lissabonproces elkaar versterken. Deze uitdaging is van vitaal belang in het licht van de bijdrage die een goed opgezet beleid inzake sociale bescherming kan leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen in verband met groei en banen. De erkenning van het feit dat sociale doelstellingen een cruciaal onderdeel van de Lissabonstrategie zijn en dat de doelstellingen in verband met groei en banen bijdragen aan de versterking van de sociale samenhang is van essentieel belang voor de volledige mobilisatie van dat partnerschap voor hervormingen, dat een wezenlijk element van het welslagen van de strategie blijft. De overeengekomen gemeenschappelijke doelstellingen van de gestroomlijnde OCM bieden de lidstaten een basis om op deze uitdagingen te reageren.
9.2. De gestroomlijnde OCM zal de lidstaten aanmoedigen om in meer strategische termen te denken bij de identificatie en de aanpak van de uitdagingen voor hun socialebeschermingsstelsels, en zal op die manier doeltreffender zijn bij de bevordering van een betere beleidsvorming. Zij zal de lidstaten en de Europese burgers ook beter doen inzien dat de modernisering van de sociale bescherming en de bevordering van de sociale integratie prioriteiten op EU-niveau zijn. Aldus zal zij de integratie in de nationale hervormingsprogramma's van beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale samenhang vergemakkelijken, waardoor de coherentie van de hervormingsprogramma's zal worden verbeterd en tegelijkertijd de consensus zal worden versterkt die ten grondslag zal liggen aan de tenuitvoerlegging daarvan.
9.3. De versterking van de sociale samenhang is een fundamentele doelstelling van de Unie en groei en werkgelegenheid zijn een middel om tot meer sociale samenhang te komen. De definitieve uitroeiing van armoede, waaronder kinderarmoede, en sociale uitsluiting tegen 2010 blijft een centrale prioriteit van de Lissabonstrategie. Het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie 2006 bevat richtsnoeren om deze doelstelling te verwezenlijken.
9.4 Overeenkomstig de algemene opzet van de Lissabonstrategie moeten de lidstaten de gestroomlijnde OCM op de verwezenlijking van doelstellingen richten. Tezamen met de Commissie moeten de lidstaten met name de nadruk leggen op monitoring en beleidsevaluatie. De lidstaten worden aangemoedigd in hun hervormingsprogramma's een hoog profiel te geven aan de bijdrage die de OCM op het gebied van sociale bescherming en sociale integratie kan leveren aan de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie.
9.5 De lidstaten moeten verdere stappen ondernemen om op de uitdagingen van de globalisering en de demografische veranderingen te reageren, ook in het licht van de laatste projecties over het effect van de vergrijzing op de overheidsuitgaven, door onder meer de bijbehorende uitdagingen op het gebied van pensioenen, gezondheid en langdurige zorg aan te pakken en te streven naar een beter evenwicht tussen werk en gezinsleven."
Gezamenlijke verslagen inzake werkgelegenheid en inzake sociale bescherming en sociale integratie
De Raad heeft de volgende verslagen aangenomen:
het gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over de werkgelegenheid 2006 (6759/06);
het gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over sociale bescherming en sociale integratie 2006 (6800/06).
In beide verslagen, die aan de Europese Raad zullen worden voorgelegd ter gelegenheid van diens voorjaarsbijeenkomst, wordt de balans opgemaakt van de geboekte en nog te boeken vooruitgang ter verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid.
Het gezamenlijk werkgelegenheidsverslag moet de basis vormen voor de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad, die op hun beurt ten grondslag zullen liggen aan het gedeelte werkgelegenheid van de richtsnoeren voor 2006 . In het verslag wordt het gedeelte van de nationale hervormingsprogramma's dat betrekking heeft op het werkgelegenheidsbeleid geëvalueerd; daarbij worden de volgende punten behandeld:
verwezenlijking van de doelstellingen;
uitvoering van de prioriteiten voor actie:
meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de socialezekerheidsstelsels moderniseren;
het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven vergroten;
investeringen in menselijk kapitaal verhogen door beter onderwijs en betere vaardigheden.
Het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie is gebaseerd op verslagen die de lidstaten in het kader van de open coördinatiemethode (OCM) bij de Commissie indienen, en heeft betrekking op sociale integratie, pensioenen, gezondheid en langdurige zorg. In dit verslag komen de volgende onderwerpen aan bod:
overkoepelende aspecten van het beleid op het gebied van sociale bescherming en sociale integratie;
belangrijkste uitdagingen voor de verschillende werkzaamheden in het kader van de OCM.
Gezamenlijk advies van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de economische politiek
De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan het gezamenlijk advies van het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de economische politiek over de mededeling van de Commissie "Samenwerken, beter werken: voorstellen voor een nieuw kader voor de open coördinatie van het beleid inzake sociale bescherming en integratie in de Europese Unie" (6801/06).
In het advies worden nieuwe doelstellingen en werkmethoden (een nieuw gestroomlijnd kader) voor open coördinatie met betrekking tot sociale integratie, pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg vastgesteld, ter ondersteuning van de sociale dimensie van de strategie van Lissabon.
Voorts heeft de Raad nota genomen van:
het jaarlijkse voortgangsverslag 2006 van de Commissie met betrekking tot de nationale hervormingsprogramma's
In deel I, "het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid", wordt de opzet van de nationale hervormingsprogramma's beoordeeld en wordt een aantal kerninitiatieven beschreven die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Raad; zo worden onder meer vier beleidsterreinen vastgesteld waaraan in 2006 en 2007 bijzondere aandacht dient te worden verleend, namelijk investeren in kennis en innovatie; markttoegang en mededinging, met name voor het MKB; meer en betere banen tegen de achtergrond van de mondialisering en de demografische veranderingen en energie (5745/06).
Deel II, "Landenrapporten", omvat een gedetailleerde beoordeling van de nationale hervormingsprogramma's, waarin zowel de sterke punten worden genoemd als de punten waarop de lidstaten de programma's zouden moeten toetsen en bijwerken.
Het voortgangsverslag van de Commissie over de nationale hervormingsprogramma's is bedoeld als bijdrage aan de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad;
het Commissieverslag 2006 over de gelijkheid van mannen en vrouwen
In het verslag wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen op het stuk van de gendergelijkheid in de EU in 2005 (5888/06). Tevens worden vier grote uitdagingen en politieke prioriteiten voor de toekomst vastgesteld:
profiteren van de mogelijke bijdrage van het gendergelijkheidsbeleid aan de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid;
bevorderen van een goede balans tussen werk en privé-leven;
gendergelijkheid ondersteunen met effectieve institutionele mechanismen;
rekening houden met gendergelijkheid in de externe betrekkingen van de EU.
In het verslag wordt de Europese Raad verzocht de lidstaten met aandrang te vragen de balans van hun gendergelijkheidsbeleid op te maken en hun toezegging te bevestigen om in samenwerking met de sociale partners en de civiele samenleving gendergelijkheid in alle beleidsterreinen te integreren.
VOORBEREIDING VAN DE TRIPARTIETE SOCIALE TOP
In het kader van de voorbereiding van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad heeft de Raad ook een gedachtewisseling gehouden over de voorbereiding van de tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid die op 23 maart in de aanloop naar de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in Brussel zal plaatsvinden.
Het belangrijkste punt op de agenda van de sociale top van dit jaar is de uitvoering van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid. Voor een reeks prioriteiten voor actie zoals voorgesteld in het jaarlijkse voortgangsverslag van de Commissie "Tijd voor een hogere versnelling" is een actieve bijdrage van de sociale partners vereist.
De tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid, ingesteld bij Besluit 2003/174/EG , heeft tot taak op permanente basis het overleg tussen de Raad, de Commissie en de sociale partners op het hoogste niveau te verzekeren.
De trojka (het voorzitterschap en de twee volgende voorzitterschappen) van de staatshoofden en regeringsleiders en de ministers van Werkgelegenheid, de voorzitter van de Commissie, het voor Sociale Zaken verantwoordelijke Commissielid en de delegaties van de sociale partners vergaderen vóór iedere voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad ter bespreking van de onderdelen van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid.
WERKPROGRAMMA'S VAN HET COMITÉ VOOR DE WERKGELEGENHEID EN HET COMITÉ VOOR
SOCIALE BESCHERMING VOOR 2006
De voorzitters van het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming hebben de Raad op de hoogte gebracht van de werkprogramma's van de comités voor 2006.
COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSREGELINGEN
In afwachting van het advies van het Europees Parlement heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt over een ontwerp-verordening tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (diverse wijzigingen 2005) (6310/06).
De ontwerp-verordening beoogt Verordening (EEG) nr. 1408/71, alsmede de bijlagen, aan te passen aan de wijzigingen in de nationale wetgevingen, met het oog op een goede coördinatie van de nationale
socialezekerheidsregelingen door de Gemeenschap.
Voorgestelde rechtsgrondslag: de artikelen 42 en 308 van het Verdrag - de Raad moet met eenparigheid van stemmen besluiten en de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement is van toepassing.
OVERGANGSREGELINGEN VAN HET TOETREDINGSVERDRAG VAN 2003
De Raad heeft van de Commissie informatie ontvangen over haar verslag over het functioneren van de overgangsregelingen als vastgesteld in het Toetredingsverdrag van 2003 (periode 1 mei 2004 - 30 april 2006) (6377/06).
Overeenkomstig de overgangsregelingen betreffende het vrije verkeer van personen die bij het Toetredingsverdrag van 2003 zijn gevoegd, kan de invoering van een deel van het Gemeenschapsrecht betreffende het vrije verkeer van werknemers in de uitgebreide EU worden uitgesteld gedurende een periode van maximaal 7 jaar. Deze overgangsregelingen gelden voor alle nieuwe lidstaten, behalve voor Malta en Cyprus.
De overgangsperiode is verdeeld in drie fasen. De eerste fase ging in op
1 mei 2004 en eindigt op 30 april 2006. Vóór het eind van deze fase moet de Raad het functioneren van de overgangsregelingen evalueren op basis van een Commissieverslag.
Uiterlijk aan het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding moeten de EU-15-lidstaten de Commissie in kennis stellen van hun voornemens met betrekking tot de tweede fase van de overgangsregelingen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving is het Gemeenschapsrecht inzake het vrije verkeer van werknemers vanaf 1 mei 2006 van toepassing.
In dit verslag roept de Commissie de lidstaten op zorgvuldig te overwegen of voortzetting van de beperkingen nodig is.
Tot dusver hebben een aantal lidstaten de Raad in kennis gesteld van hun voornemen om het vrije verkeer van werknemers vanaf 1 mei 2006 toe te passen.
Diversen
De Raad heeft informatie van de Commissie ontvangen over:
een Commissiemededeling over haar "routekaart" voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (7034/06);
een voorstel voor een verordening tot instelling van het Europees Fonds voor mondialisering.
De Raad is door het voorzitterschap op de hoogte gebracht van het resultaat van de volgende conferenties:
"Joint action of Member States against harmful traditional practices" - Brussel, 25 januari 2006 (5675/06);
"Demographic Challenges - Family needs partnership" - Wenen, 2- 4 februari 2006 (5676/06);
"Innovation in labour market policy - New challenges in the age of globalisation" - Wenen, 16-17 februari 2006 (6993/06).
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
SOCIAAL BELEID
Gelijke kansen voor mannen en vrouwen*
De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (herschikte versie) (15623/05, 6602/06 ADD 1).
De belangrijkste doelstelling van de richtlijn, waarin zeven bestaande richtlijnen betreffende gelijke kansen en gelijke behandeling in één instrument zijn samengebracht, is de wetgeving leesbaarder en toegankelijker te maken, de rechtsonzekerheid te verminderen door relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie in de wetgeving te verwerken, en meer duidelijkheid te scheppen.
De ontwerp-richtlijn brengt de volgende bestaande richtlijnen in één instrument samen:
Richtlijn 75/117/EEG betreffende gelijke beloning;
Richtlijn 86/378/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 96/97/EG, inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid;
Richtlijn 76/207/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 2002/73/EG, inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en
Richtlijn 97/80/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 98/52/EG, inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht.
Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt in het kader van de medebeslissingsprocedure voor tweede lezing aan het Europees Parlement toegezonden.
Socialezekerheidsregelingen
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (diverse wijzigingen 2004) (PE-CONS 3664/05).
Met het voorstel wordt beoogd deze communautaire verordeningen aan te passen aan de wijzigingen in de nationale wetgevingen, met name in de nieuwe lidstaten sinds de voltooiing van hun toetredingsonderhandelingen. Verder is het de bedoeling de vereenvoudiging van de procedures voor het ontvangen van medische zorg in het buitenland, waarmee een begin is gemaakt bij Verordening (EG) nr. 631/2004, te voltooien door de toepassing van deze vereenvoudigde procedures uit te breiden tot de bepalingen inzake prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten in Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72.
VOLKSGEZONDHEID
Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik*
De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (15763/05, 6603/06 ADD 1).
De Poolse delegatie stemde tegen.
De verordening heeft ten doel de ontwikkeling van en de toegang tot geneesmiddelen voor gebruik bij kinderen te vergemakkelijken, ervoor te zorgen dat deze geneesmiddelen het voorwerp zijn van kwalitatief hoogwaardig onderzoek en dat zij naar behoren worden toegelaten voor gebruik bij kinderen, alsook de beschikbare informatie te verbeteren. Deze doelstellingen moeten worden verwezenlijkt zonder dat kinderen aan onnodige klinische proeven worden onderworpen.
Met de verordening wordt een systeem van verplichtingen, beloningen en stimulansen ingesteld. De voornaamste verplichting is dat als onderdeel van de procedure tot het verkrijgen van een handelsvergunning een plan voor pediatrisch onderzoek wordt voorgelegd. Tevens worden er stimulansen gegeven in de vorm van de verlenging van exclusieve rechten of, voor generieke geneesmiddelen, de invoering van een nieuwsoortige handelsvergunning, "vergunning voor het in de handel brengen voor pediatrisch gebruik" genoemd.
Tevens wordt binnen het Europees Geneesmiddelenbureau een van de farmaceutische industrie onafhankelijk Comité pediatrie opgericht dat in de eerste plaats wordt belast met de wetenschappelijke beoordeling en goedkeuring van plannen voor pediatrisch onderzoek en voor het systeem van vrijstellingen en opschortingen in verband met die plannen.
Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt in het kader van de medebeslissingsprocedure voor tweede lezing aan het Europees Parlement toegezonden.
EXTERNE BETREKKINGEN
Steun voor het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië - Restrictieve maatregelen
De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt aangenomen tot verlenging met één jaar van de bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/293/GBVB opgelegde maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (6146/06).
De maatregelen hebben ten doel de binnenkomst op of de doorreis via het grondgebied van de EU te beletten van personen die betrokken zijn bij activiteiten waardoor personen die door het ICTY in staat van beschuldiging zijn gesteld, geholpen worden zich te blijven onttrekken aan berechting of die anderszins handelen op een wijze die het ICTY zou kunnen beletten zijn mandaat daadwerkelijk uit te voeren. De lijst die voor het eerst in april 2003 is vastgesteld en voor het laatst in januari 2005 is gewijzigd , bevat in totaal 36 personen voor wie het toegangsverbod tot de EU geldt.
Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië - Bevriezing van geldmiddelen
De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de heer Milan Lukic wordt geschrapt van de bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB vastgestelde lijst van personen wier middelen door de EU worden bevroren, aangezien de betrokkene zich thans in voorlopige hechtenis bevindt bij het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (6778/06).
De lijst van personen wier middelen bevroren worden, bevat nog steeds zeven namen: Vlastimir Djordjevic, Goran Hadzic, Radovan Karadzic, Ratko Mladic, Zdravko Tolimir, Dragan Zelenovic en Stojan Zupljanin.
Bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB wordt uitvoering gegeven aan Resolutie 1503 van de VN-Veiligheidsraad (2003) en worden alle geldmiddelen en tegoeden bevroren van door het ICTY van oorlogsmisdaden beschuldigde personen die niet bij het tribunaal in hechtenis zijn. In de resolutie wordt de VN-lidstaten verzocht om met het ICTY samen te werken en het ICTY alle nodige bijstand te verlenen.
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Markten voor financiële instrumenten - Verlenging van termijnen*
De Raad heeft een richtlijn aangenomen waarbij de termijnen voor de omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/39/EG inzake markten voor financiële instrumenten worden verlengd (3678/05 en 6559/06 ADD 1).
Richtlijn 2004/39/EG stelt een gemeenschappelijke regelgeving vast die geldt voor alle beleggingsondernemingen, ongeacht in welke lidstaat zij een vergunning hebben verkregen, en die tevens de werking van gereglementeerde markten en andere handelssystemen regelt (PB L 145 van 30.4.2004).
Met de nieuwe richtlijn wordt de oorspronkelijke termijn (30 april 2006) waarbinnen de lidstaten Richtlijn 2004/39/EG in nationaal recht moeten omzetten, verlengd tot en met 31 januari 2007, zodat een aantal bepalingen van de richtlijn kan worden aangevuld met uitvoeringsmaatregelen die door de Commissie dienen te worden vastgesteld tijdens de periode van omzetting door de lidstaten.
De termijn voor de toepassing van Richtlijn 2004/39/EG wordt eveneens met negen maanden verlengd en zal thans ingaan op 1 november 2007, zodat de beleggingsondernemingen voldoende tijd krijgen om aan de richtlijn te voldoen.
Bij de aanneming van de nieuwe richtlijn stemde de Raad overeenkomstig de medebeslissingsprocedure in met alle door het Parlement in eerste lezing goedgekeurde amendementen.
---
In artikel 125 VEG is onder de titel Werkgelegenheid bepaald dat de lidstaten en de Gemeenschap streven naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid, en worden de doelstellingen van die strategie omschreven. Het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, de tot de lidstaten gerichte aanbevelingen en de jaarlijkse werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn stuk voor stuk elementen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EWS), die de Europese Raad in november 1997 in Luxemburg heeft gelanceerd. De jaarlijkse EWS-procedure wordt uiteengezet in artikel 128 VEG: De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap en neemt terzake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad en de Commissie. Op basis van die conclusies stelt de Raad jaarlijks richtsnoeren op, waarmee de lidstaten in hun werkgelegenheidsbeleid rekening houden. Elke lidstaat legt jaarlijks aan de Raad en aan de Commissie nationale hervormingprogramma's voor inzake de belangrijkste maatregelen welke genomen zijn in het licht van die richtsnoeren. Op basis van die programma's verricht de Raad jaarlijks een onderzoek naar het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. De Raad kan daarbij aanbevelingen tot de lidstaten richten. Op basis van de resultaten van dat onderzoek brengen de Raad en de Commissie bovendien jaarlijks een gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap. Sinds 1997 wordt de EWS kracht bijgezet door in de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad genomen initiatieven. Momenteel wordt de EWS toegepast in het kader van een driejarige cyclus, rond drie algemene doelstellingen: volledige werkgelegenheid, kwaliteit en productiviteit op het werk, sociale samenhang en een op integratie gerichte arbeidsmarkt. Door de Commissie ingediend op verzoek van de Europese Raad van maart 2003 (zie 8410/03, punt 47).
PB L 70 van 14.3.2003, blz. 31.
Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149 van 05.07.1971, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 (PB L 117 van 04.05.2005, blz. 1).
PB L 29 van 2.2.2005, blz. 50.