Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

plantenziektenkundige dienst
wageningen

Wageningen, 10 maart 2006
Plantenziektenkundige Dienst
Telefoon: 0317-496911
persbericht

1-2006

Nieuwe bestrijdingsmaatregel aardappelmoeheid: aardappel als vanggewas

Met ingang van het teeltjaar 2006 wordt de teelt van aardappels als vanggewas door de Plantenziektenkundige Dienst (PD) geaccepteerd als officiële bestrijdingsmaatregel op terreinen die met aardappelcysteaaltjes (aardappelmoeheid) zijn besmet.

Indien bij een teler na officieel grondmonsteronderzoek aardappelmoeheid (AM) is aangetoond, legt de PD een besmetverklaring op voor de betreffende delen van het perceel. Een besmetverklaring kan worden opgeheven als uit een officieel grondonderzoek blijkt dat de grond vrij is van aardappelcysteaaltjes. De teler heeft alleen recht op het aanvragen van zo'n onderzoek indien voldaan is aan bepaalde voorwaarden. Het uitvoeren van een door de PD geaccepteerde bestrijdingsmaatregel op het besmette perceelsgedeelte geeft recht op het laten uitvoeren van een grondonderzoek. Eén van de bestrijdingsmaatregelen die is opgenomen in het AM-beleid is het telen van een voor het aardappelcysteaaltje adequaat vanggewas. Naast Raketblad accepteert de PD nu aardappel als vanggewas. Effecten
Aardappel is de belangrijkste waardplant van de cysteaaltjes Globodera pallida en Globodera rostochiensis. Dit zijn de veroorzakers van AM. Lokking vindt plaats door zowel AM-resistente als vatbare rassen; beide soorten mogen dan ook worden ingezet. Uit onderzoek van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) is gebleken dat een juiste en geslaagde toepassing kan leiden tot een afname van ongeveer 80% van de populatiedichtheid. De teelt van aardappel als vanggewas voldoet daarom aan de eisen die de PD stelt aan een bestrijdingsmaatregel voor AM.
Risico's
Bestrijding van aardappelcysteaaltjes door het gebruik van aardappelen is niet zonder risico's. De teler streeft naar maximale lokking van aaltjes, maar cystevorming op de wortels moet worden voorkomen. Dit kan bereikt worden door niet voor eind april te poten én de groeiperiode beperkt te houden tot 40 dagen. Het gebruik van rassen met voldoende resistentie tegen de aanwezige AM-populatie heeft sterk de voorkeur boven het gebruik van vatbare rassen. Indien door omstandigheden, bijvoorbeeld slecht weer, het gewas niet tijdig kan worden gedood, zal er bij inzet van een vatbaar ras alsnog vorming van cysten gaan plaatsvinden. Bij gebruik van resistente rassen treedt deze cystevorming in mindere mate op en bij hoogresistente rassen zelfs nauwelijks.
Voorwaarden
Voor de toepassing van het gebruik van aardappel als vanggewas als officiële bestrijdingsmaatregel gelden de volgende voorwaarden:
a. Uitvoering is alleen toegestaan in het voorjaar. b. Het gebruikte pootgoed voldoet aan eisen van wet- en regelgeving (incl. HPA-verordeningen). c. Teelt is uitsluitend toegestaan op bedden of vlakvelds. d. Een regelmatige verdeling van de planten, met een dichtheid van minimaal 9 planten per m 2 . Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden met een poot- en rijafstand van 30 cm. e. Het vanggewas moet uiterlijk op de 40 e dag na poten door middel van een behandeling met glyfosaat worden gedood.
f. Op het perceel rusten geen besmetverklaringen die de teelt van aardappelen verbieden. g. Het besmette perceel ligt niet in een zogeheten aardappelverbodsgebied..De PD wijst erop dat voor de teelt van aardappelen als vanggewas de vruchtwisselingsvoorschriften van het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA) van toepassing zijn. Een ontheffing van de vruchtwisselingsvoorschriften dient bij het HPA te worden aangevraagd. Zie hiervoor www.hpa.nl, 'primaire sector', 'teeltvoorschriften' en vervolgens 'aardappelmoeheid'. Voor het verkrijgen van deze ontheffing gelden een aantal (aanvullende) voorwaarden, o.a. tijdige aanvraag van de ontheffing en tijdige vernietiging. Het HPA staat met een ontheffing toe dat de toepassing van aardappelen als vanggewas tussen de reguliere aardappelteelten kan plaatsvinden. Melding
Toepassing van een officiële bestrijdingsmaatregel, dus ook de teelt van een vanggewas, dient tijdig gemeld te worden bij de PD. Nadat de teler volgens de gestelde voorwaarden de officiële bestrijdingsmaatregel heeft toegepast, krijgt hij recht op bemonstering. Het HPA en de PD hebben afspraken gemaakt, waarbij de aanvraag voor ontheffing van de vruchtwisselingsvoorschriften desgewenst kan dienen als aanmelding bij de PD voor een officiële bestrijdingsmaatregel. Op deze manier worden de administratieve lasten voor de teler beperkt.

Informatie over aardappelmoeheid
Telers die met AM te maken hebben kunnen informatie en formulieren vinden op het internet. Op de internetsite van de PD www.minlnv.nl/pd is bij het onderdeel 'Schadelijke organismen' informatie opgenomen over:
· maatregelen die telers kunnen nemen om van een besmetverklaring aardappelmoeheid af te geraken.
· het gebruik van aardappelen als vanggewas.
· de geldende lijst van AM-resistente rassen.
· formulier voor het melden van bestrijdingsmaatregelen AM. · formulier voor het verzoeken van opheffen van een besmetverklaring AM.