De Nederlandse Bank
Speech directeur Brouwer 'Pensioen op goed vertrouwen'
Speech
Datum 10/03/2006
Locatie leeg Beurs van Berlage, Amsterdam
Spreker leeg Drs. H. Brouwer, directeur van de Nederlandsche Bank
Het is mij een waar genoegen om bij deze feestelijke gelegenheid over
dit onderwerp te spreken. Het is toepasselijk dat KAS-bank bij de
viering van een bijzonder langjarig bestaan, als thema een bijzonder
langjarig product heeft gekozen. De pensioensector leent zich goed
voor lange termijn bespiegelingen. Ik zal dan ook beginnen met het
uiteenzetten van een aantal trends in de pensioensector en ingaan op
hoe financiële dienstverleners hierop inspelen. Ik leg vervolgens een
verband tussen deze initiatieven en het belang van vertrouwen in het
pensioenstelsel. Tot slot zal ik ingaan op hoe het met dat vertrouwen
is gesteld en hoe we vertrouwen kunnen bevorderen.
Het belang van de pensioensector
Laat ik beginnen met de pensioensector in perspectief te plaatsen. Hoe
belangrijk is de pensioensector voor Nederland? De jaarlijkse
pensioenuitkeringen zijn momenteel gelijk aan ongeveer één achtste van
het Bruto Binnenlands Product. Dit zal verder toenemen met de
vergrijzing. Zo zal het belang van de tweede pijler in het BBP tussen
nu en 2040 naar verwachting verdrievoudigen. De private sector heeft
dus een verantwoordelijke rol in de pensioenvoorziening en die
verantwoordelijkheid zal toenemen. Dat blijkt ook uit het vermogen van
pensioenfondsen, dat reeds groter is dan het BBP. Alleen in
Zwitserland hebben pensioenfondsen een zwaarder gewicht ten opzichte
van de economie.
Wat is het belang voor financiële dienstverleners en investeerders?
Laat ik de pensioensector afzetten tegen de verzekeringssector.
Pensioenuitkeringen uit de tweede en derde pijler zijn al meer dan
half zo groot als het premievolume van de Nederlandse
verzekeringsmarkt. Bovendien groeit de pensioensector sneller dan de
verzekeringssector. Kortom, de pensioenmarkt is een aantrekkelijke
snel groeiende markt.
De markt is niet alleen aantrekkelijk door haar toenemende omvang. De
pensioenwereld is ook onderhevig aan een aantal trends die
marktmogelijkheden creëren voor professionele dienstverleners. Ten
eerste zien we een toenemende arbeidsmobiliteit. Daarnaast krijgt het
pensioen ook binnen ons collectieve stelsel een meer individualistisch
karakter. Zo hebben werknemers steeds vaker keuzemogelijkheden
bijvoorbeeld over de uittreedleeftijd en het nabestaandenpensioen.
Hierdoor neemt de complexiteit van de pensioenadministratie navenant
toe. Dit biedt weer mogelijkheden voor professionele partijen op het
gebied van pensioenadministratie.
Tegelijkertijd neemt de complexiteit van het financiële
pensioenmanagement toe. Het premie-instrument wordt zwakker nu de
verhouding tussen actieven en passieven verslechtert. Dat gaat gepaard
met een toenemend vermogen dat moet worden beheerd. Kortom, het schip
wordt groter en het roer wordt kleiner. Dat vergt steeds meer
stuurmanskunst van de pensioenbeheerder. Temeer omdat dit gepaard gaat
met een steeds complexere financiële markt.
Deze complexiteit is in bepaalde gevallen functioneel voor
pensioenfondsen. Immers, hun financiële belangen zijn soms
complementair aan die van andere spelers op de markt. Dit geldt
bijvoorbeeld wanneer de mismatches van pensioenfondsen tegengesteld
zijn aan die van andere partijen. Zo verstrekken pensioenfondsen graag
leningen met een lange looptijd. Andere partijen zoals de Staat,
huishoudens en soms ook banken betrekken juist graag lange leningen.
Ook bij inflatie- of langlevenrisico kunnen tegenovergestelde
mismatches bestaan. Ook kunnen met swaps, Collateralised Debt
Obligations en andere meer exotische gestructureerde producten
allerhande mismatches op elegante wijze worden gedicht. Maar voor de
niet-professional zijn al die complexe producten eerder obstakels dan
boeien in het water. Anders gezegd, een vaardig stuurman vaart een
olietanker het snelst via het drukke Kanaal van Hoek van Holland naar
Brest. Maar als een niet-professional aan het roer staat, dan heb ik
liever dat hij omvaart over rustiger vaarwater. Nu kost dat omvaren
natuurlijk extra energie en geld. Dat maakt uitbesteden aan
professionals aantrekkelijk. We zien dan ook professionalisering en
consolidatie van pensioenfondsen enerzijds en anderzijds een
groeimarkt voor financiële dienstverlening aan pensioenfondsen. Hier
springen zowel binnenlandse als buitenlandse dienstverleners op in.
Laat ik kort samenvatten. Nederland is een pensioenland. Ons
pensioensysteem speelt een centrale rol in de economie. En de private
sector is hierbij nauw betrokken. Mede dankzij de vergrijzing groeit
de pensioenmarkt snel. Tegelijkertijd neemt de complexiteit van het
pensioen toe door individualisering en innovatie op financiële
markten. Hierdoor is pensioen nu één van de belangrijkste groeimarkten
voor financiële dienstverleners.
Gezamenlijk belang in vertrouwen
Nu is vertrouwen essentieel voor deze groeiende pensioenmarkt. Alle
stakeholders in het pensioen zijn hierbij gebaat. Vertrouwen fungeert
als de smeerolie van ons pensioensysteem. Zonder vertrouwen loopt de
pensioenmotor vast. Dat niet alleen, een groter schip heeft een
grotere motor en verbruikt dus meer olie. Het is aan ons om die olie
te leveren. Voordat ik in ga op hoe we dat vertrouwen kunnen creëren
zet ik eerst uiteen wat voor vertrouwen we nodig hebben. Ofwel, waar
moet de motor worden geolied. Dat zijn drie plekken, te weten
vertrouwen in het pensioensysteem, vertrouwen in de uitvoerders en
vertrouwen in de uitkomst.
Laat ik beginnen met vertrouwen in het pensioensysteem. Hierbij gaat
het over vertrouwen in de zin van trust. Dat type vertrouwen heeft
betrekking op de relatie met het systeem. Het staat in contrast met
vertrouwen in de zin van confidence, dat betrekking heeft op een
ontwikkeling en de toekomst. Ik spreek van trust in het systeem
wanneer het systeem goed is ingericht in relatie tot de
belanghebbenden. Ten eerste houdt dat in dat het aansluit bij
de voorkeuren van de belanghebbenden, ten tweede dat het degelijk en
tot slot dat het fair is. Zolang aan die voorwaarden is voldaan kan
men erop vertrouwen dat het systeem stabiel is en dan kan trust
bestaan.
Wanneer belanghebbenden niet langer geloven in de congruentie van het
systeem met hun voorkeuren zullen zij zich inzetten voor verandering.
Een concreet voorbeeld is dat mede naar aanleiding van de introductie
van IFRS bedrijven zoals SNS bank, Akzo Nobel en de NS de
pensioenregeling hebben veranderd in een Defined Contribution
regeling.
Wanneer het vertrouwen in degelijkheid in het geding is moeten soms
scherpe maatregelen worden genomen. Neem bijvoorbeeld de
dekkingsgraden die waren gekelderd begin deze eeuw doordat zowel de
rente als de beurs waren ingezakt. De degelijkheid van het
pensioensysteem stond ter discussie, dus de premies moesten fors
omhoog en het vertrouwen in het pensioen nam af.
Ook fairness is van belang. Wanneer hierover twijfels ontstaan zullen
zij die zich benadeeld voelen zich niet onbetuigd laten. Bijvoorbeeld
recent nog richtten jonge ambtenaren een Alternatief Voor Vakbond op,
om een in hun ogen oneerlijke pensioendeal mee te bestrijden.
Waarom is het een probleem als het vertrouwen in het systeem wegvalt?
Omdat de effecten daarvan in wiskundige termen niet lineair zijn, of
in gewoon Nederlands ze zijn niet geleidelijk. Je kunt het vergelijken
met die motor. Het is niet zo dat naarmate de olie opraakt de tanker
evenredig slechter gaat varen. Op een bepaald moment loopt de boel
gewoon vast, ineens. Als dat met het pensioensysteem gebeurt noem ik
dat financiële instabiliteit. Een plotselinge aanpassing van het
systeem, omdat bijvoorbeeld de jongere generaties zich effectief
organiseren en zich ineens aan het systeem onttrekken, kan leiden tot
financiële instabiliteit. Wat dan precies gebeuren zal, is moeilijk te
zeggen. Wellicht moeten beleggingsportefeuilles plots radicaal worden
aangepast, of schieten premies ineens omhoog en daalt het vertrouwen
in het hele financiële systeem en de economie.
Ik kom tot het tweede punt waar de motor olie nodig heeft. Naast
vertrouwen in het systeem, is ook vertrouwen in de uitvoerders van
belang. Ook hier gaat het om trust: vertrouwen in de relatie. Laat ik
het belang illustreren aan de hand van een voorbeeld van waar het mis
ging. In Groot Brittanië kregen mensen eind jaren tachtig de
mogelijkheid om van defined benefit pensioenfondsen over te stappen
naar individuele defined contribution fondsen. Weldra ontwikkelde zich
een onstuimige markt. Financiële dienstverleners wisten velen over te
halen om hun geld over te hevelen van prima gemanagede DB-fondsen naar
inferieure DC-plannen. De Engelse toezichthouder heeft tegen zon 350
bedrijven actie moeten ondernemen. De uiteindelijke schade bedroeg
dertien-en-een-half miljard pond. Dit ging uiteraard gepaard met de
nodige faillissementen van financiële adviseurs.
De schade bleef echter niet beperkt tot de wanverkopers en hun
klanten. Het vertrouwen van de Britse consument blijkt nog steeds niet
te zijn hersteld. In het V.K. van vandaag worden twee van de
belangrijkste bronnen van advies niet vertrouwd, schrijft de Engelse
Pensions Commission in haar rapport. Eén van die twee is financiële
adviseurs. Zij hebben het vertrouwen verloren als gevolg van een reeks
aan wanverkoopschandalen. Alleen werkgevers blijken nog vertrouwen te
genieten op het gebied van pensioenen, althans van hen die in een
DB-systeem participeren. Daarmee bewijst zich maar weer het oude
gezegde: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Ook hier bestaat
een directe link met financiële stabiliteit. Zonder vertrouwen is het
financiële systeem niet in staat om financiële middelen en risicos
efficiënt te alloceren. Zonder olie werkt de machine niet. Consumenten
zijn minder geneigd om complexe financiële producten te kopen naar
mate ze minder vertrouwen hebben in de uitvoerders (noot 1). Dat is
niet efficiënt.
De eerste twee vormen van vertrouwen, in het systeem en in
haar uitvoerders, dragen bij aan de derde vorm, namelijk confidence
in de uitkomst. Met confidence in de uitkomst bedoel ik dat men
vertrouwt op een gunstige ontwikkeling van de pensioenuitkomst. Zelfs
als men erin gelooft dat het systeem solide is en de uitvoerders
betrouwbaar zijn kan onzekerheid bestaan over de hoogte van het
uiteindelijke pensioen. In de meeste regelingen dragen ook de
deelnemers tenminste een deel van het beleggingsrisico,
langlevenrisico, inflatierisico en discontinuïteitsrisico. Dat komt
normaliter tot uiting in een voorwaardelijke indexatie. Wanneer men
onzeker of pessimistisch is over de uitkomst kan men geneigd zijn om
extra te gaan sparen. In wezen is dat een vorm van voorzorgsbesparing.
Juist wanneer het slecht gaat met de economie en bijvoorbeeld de beurs
is gekelderd zal die onzekerheid groeien. Dan kunnen besparingen
plotseling toenemen. Dit werkt pro-cyclisch en vermindert de
economische stabiliteit. Het is dus van belang om onzekerheid over de
uitkomst te beperken en het vertrouwen in het pensioen te bevorderen.
Hoe staat het met vertrouwen in het pensioen?
Goed, we weten nu waar we vertrouwen nodig hebben: in het systeem, in
haar uitvoerders en in de uitkomst. De tijd is nu gekomen om het
oliepeil te controleren. Hoe staan we ervoor? Hier kom ik tot mijn
derde boodschap en zal ik enkele resultaten bekendmaken van ons nieuwe
vertrouwensonderzoek dat begin vorige maand (4-5 februari) is
gehouden. Laat ik beginnen met trust in het systeem. Over vertrouwen
in de congruentie met voorkeuren hebben we geen directe
onderzoeksresultaten, maar indirect valt wel wat af te leiden;
Bijvoorbeeld van de voorkeuren van Nederlanders voor de tweede pijler.
Uit onze Household Survey blijkt dat de overgrote meerderheid ten
eerste zich niet te veel met het pensioen wil bezig houden, ten tweede
graag een DB-pensioen wil en ten derde bereid is om te betalen voor
zekerheid. Aan de andere kant staan bedrijven die bijvoorbeeld onder
druk van IFRS de risicos van DB-regelingen willen beperken. Per saldo
lijkt de huidige inrichting van de tweede pijler dan redelijk overeen
te komen met de voorkeuren van de sociale partners. Immers, via
voorwaardelijke indexatie worden risicos gedeeld en met de nominale
garantie wordt enige zekerheid gegeven, al is die betrekkelijk.
Met vertrouwen in de degelijkheid van het Nederlandse stelsel is het
goed gesteld. Het algemene vertrouwen in dat pensioenfondsen en
levensverzekeraars aan hun verplichtingen kunnen voldoen is hoog.
Volgens ons recente onderzoek vertrouwt voor levensverzekeraars 81%
daarop en voor pensioenfondsen is dat vertrouwen gestegen tot 69%.
Verder kunnen we met het FTK bogen op een verbeterd toezichtkader. Uit
ons vertrouwensonderzoek blijkt dat 90% van de Nederlanders toezicht
op levensverzekeraars en pensioenfondsen noodzakelijk vindt en
tamelijk veel of veel vertrouwen in de toezichthouder DNB heeft. Ik
zie dit alles als een indicatie dat men vertrouwt in de degelijkheid
van het systeem. Ik denk overigens dat dat terecht is. Het Nederlandse
pensioenstelsel is, zeker in vergelijking met het buitenland, solide.
We hebben drie pijlers, die elk een belangrijk gewicht hebben en
anders gefinancierd zijn. Samen met scherp toezicht op basis van
buffers en herstelplannen zorgt dit voor schokbestendigheid van het
pensioenstelsel.
Over het vertrouwen in de fairness van het systeem weten we het
minst. We hebben incidenten gezien zoals het protest van de jonge
ambtenaren tegen de ABP pensioendeal; en het verweer van
Campina-pensioentrekkers tegen indexatiekorting; en weerstand van
bonden bij een uitkering van Stork aan de aandeelhouders in plaats van
een storting aan het pensioenfonds. Dat het debat over de
intergenerationele transfers in het collectieve systeem kleinschalig
is gebleven kan een indicatie zijn van vertrouwen, maar natuurlijk ook
van desinteresse. In elk geval is dit een punt waar we op moeten
letten. Het is zaak om ervoor zorg te dragen dat risicos en eventuele
dekkingstekorten niet eenzijdig bij één generatie worden gelegd.
Hierop kom ik later terug.
Ik ben aangeland bij de tweede dimensie, vertrouwen in de uitvoerders.
De pensioenfondsen zelf en ook de levensverzekeraars genieten veel
direct vertrouwen. Van de respondenten in ons onderzoek denken negen
op de tien dat hun eigen levensverzekeraar in de toekomst het geld zal
uitbetalen en acht op de tien denkt dit van hun eigen pensioenfonds.
Dit vertrouwen neigt waarschijnlijk meer naar blind vertrouwen dan
geïnformeerd vertrouwen. De meeste mensen zien zichzelf namelijk
onvoldoende in staat om complexe financiële zaken te beoordelen. Twee
derde van de Nederlandse werknemers ziet zichzelf als ondeskundig op
dat vlak (noot 2). Ofwel, de meerderheid ziet zichzelf als
financieel analfabeet. De combinatie van zo weinig kennis en interesse
met zoveel vertrouwen in pensioenuitvoerders is toch opvallend. Men
begeeft zich dus op de pensioenmarkt op goed vertrouwen. Dat lijkt me
door de bank genomen overigens niet onterecht. Pensioenfondsen
opereren te goeder trouw en verzekeraars zijn gebonden aan zorgplicht.
Bovendien is ons toezicht erop gericht dat pensioenfondsen en
verzekeraars uitbetalen wat ze beloven. Het hoge vertrouwen legt wel
een grote verantwoordelijkheid bij de uitvoerders. Ook daar kom ik zo
nog op terug.
Tot slot kom ik tot de derde dimensie, confidence in de uitkomst. Men
vertrouwt erop dat het systeem aansluit bij de voorkeuren en dat de
pensioenfondsen en verzekeraars doen wat ze beloven, maar wat beloven
ze eigenlijk? Laten we beginnen met de verwachtingen. Uit een enquête
onder het CentER Household Panel blijkt dat een ruime meerderheid van
respondenten een netto pensioen van circa 70% van het eindloon
verwacht, zelfs bij pensionering vóór het 65e levensjaar. Nu weten we
niet hoeveel men gemiddeld precies zal krijgen, maar deze
verwachtingen komen op mij optimistisch over.
Laat ik ze afzetten tegen de beloftes. In 2003 had meer dan de helft
van de deelnemers van pensioenfondsen nog een eindloonregeling. Nu
heeft meer dan driekwart een middelloonregeling. Waarom? De
pensioenregelingen moesten beheersbaar worden gemaakt tegen de
achtergrond van de trends die ik heb geschetst. Dus is men overgestapt
naar voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregelingen. In die
regelingen is niet langer sprake van carrière-backservice. Dat maakt
de uitgaven beter voorspelbaar. Er is nog een reden waarom ze
gemakkelijker zijn te besturen: het roer is immers groter. Dat komt
door de voorwaardelijke indexatie, niet alleen na pensionering maar
ook tijdens de opbouwfase. Een eindloonpensioen is tijdens de
opbouwfase per definitie loongeïndexeerd. Je krijgt immers een
pensioen gebaseerd op het eindloon waar ook de algemene loonstijgingen
gedurende de opbouwfase al in zitten. Een middelloonpensioen is niet
automatisch geïndexeerd. Je rechtenopbouw is op basis van het loon in
elk deelnamejaar. De reeds opgebouwde rechten groeien dus niet
automatisch mee met de algemene loonstijgingen in de volgende jaren.
Daarvoor is loonindexatie van de opbouw nodig.
Laat ik dat in perspectief plaatsen. Een puur nominaal
middelloonpensioen is vaak maar iets meer dan de helft waard van een
nominaal eindloonpensioen. Opbouwindexatie is dus belangrijk. En die
opbouwindexatie is voorwaardelijk voor bijna iedereen (noot 3). De
keerzijde van het grotere roer is een groter risico voor de
deelnemers. Dat risico is niet langer theoretisch. De gemiddelde
dekkingsgraad van pensioenfondsen is op een niveau gekomen dat
indexatie niet meer vanzelfsprekend is. Nu kan men een stuk meer
verwachten dan een puur nominaal pensioen, maar waardevast zit er op
basis van de huidige dekkingsgraden voor velen niet in, laat staan
welvaartsvast. Schattingen van de gemiddelde reële dekkingsgraad voor
de Nederlandse pensioenfondsen komen namelijk op 85 à 95 procent. Wat
dat betreft zijn reële dekkingsgraden als informatiebron voor de
deelnemers minstens zo relevant als de nominale dekkingsgraden.
De beloftes en financiële situatie van pensioenfondsen zijn dus
veranderd, maar het lijkt erop dat de verwachtingen zich daar nog niet
helemaal aan hebben aangepast. De pensioenuitkomsten zijn bovendien
niet alleen afhankelijk van de pensioenrisicos maar ook van het
individuele carrièrepad. Naast die voorwaardelijke indexatie spelen
dus eveneens onderbrekingen in de pensioenopbouw en carrièrestappen
mee. Als ik de verwachtingen combineer met wat er nu door
pensioenfondsen wordt beloofd, dan krijg ik de indruk dat in ieder
geval een significant aantal deelnemers overconfident is in de
pensioenuitkomst. Ofwel, men lijkt meer te verwachten dan
pensioenfondsen beloven. Met name het belang van de voorwaardelijkheid
van indexatie in een middelloonstelsel lijkt nog onvoldoende te zijn
doorgedrongen. Hier bestaat dus een risico op teleurstellingen en de
negatieve vertrouwenseffecten die daarmee gepaard gaan.
Laat ik kort samenvatten. De indicaties die we hebben wijzen erop dat
het met de trust in ons pensioensysteem goed is gesteld. Dat lijkt me
terecht. Wel moeten we aandacht blijven geven aan fairness. Ook
terecht is het hoge vertrouwen in de pensioenuitvoerders. We mogen
ervan uitgaan dat pensioenfondsen en verzekeraars zullen uitbetalen
wat ze beloven. Met de toenemende complexiteit van pensioenproducten
wordt dit vertrouwen ook belangrijker. Verder geldt wel dat een
ontwikkeling van bijna blind vertrouwen naar geïnformeerd vertrouwen
wenselijk zou zijn. Tot slot lijken de verwachtingen over de
pensioenuitkomst optimistisch. Men lijkt meer te verwachten dan wordt
beloofd. Teveel olie is ook niet goed.
Hoe behouden we vertrouwen?
Dit brengt me tot het laatste deel van mijn speech en mijn vierde
boodschap. Hoe houden we het oliepeil op het juiste niveau? Het
algemene principe is dat voor duurzaam vertrouwen het gat tussen
verwachtingen en uitkomsten zo klein mogelijk moet worden gehouden.
Voor vertrouwen in het pensioensysteem is geleidelijkheid het
belangrijkste thema. Sommigen van u vroegen zich wellicht af wie nu
die tweede partij is waarin de Britten (volgens de Pensions
Commission) het vertrouwen op pensioengebied hebben verloren. Dat was
de overheid. Die heeft het systeem te vaak te radicaal aangepast. Laat
ik een voorbeeld geven van hoe het wel moet. In de VS kondigde de
overheid al in 1983 aan dat vanaf 2003 de pensioenleeftijd over een
periode van twintig jaar geleidelijk zou toenemen van 65 tot 67 jaar.
Voorspelbaar en gradueel, dat zijn de sleutelwoorden. Het is van
belang dat ook de sociale partners dit in hun achterhoofd houden
wanneer zij pensioenregelingen wensen aan te passen.
Zowel voor degelijkheid als voor fairness van het systeem is scherp
prudentieel toezicht essentieel. Wanneer onderdekking ontstaat komt
immers vertrouwen in het geding en wordt de rekening naar jongere
generaties doorgeschoven. Toezicht houden wij dan ook niet op goed
vertrouwen. Wij stellen ons kritisch op wanneer we naar de
kapitaaldekking kijken. Om degelijkheid te waarborgen gaan wij bij
onderdekking uit van hersteltermijnen van één jaar. Dit waarborgt ook
fairness bij overdracht als gevolg van arbeidsmobiliteit. Dat lijkt
ten koste te gaan van geleidelijkheid, maar geleidelijkheid wordt
bereikt via voldoende buffers. Voorkomen is beter en uiteindelijk
goedkoper dan genezen.
Om het vertrouwen in de uitvoerders te behouden en te bevorderen gaan
we meer aandacht geven aan transparantie en integere bedrijfsvoering.
Hierbij is de communicatie over indexatie een aandachtspunt. De basis
hiervoor vormt de indexatiematrix, die voorschriften bevat voor de
financiering van en de communicatie over de indexatieambitie.
Uiteraard is het ook aan de uitvoerders zelf om vertrouwen te creëren,
niet alleen individueel maar ook collectief. Goede bedrijven hebben
immers baat bij hoge standaarden. Naast goed toezicht is ook
zelfregulering hierbij een geijkt middel (noot 4).
Transparantie over beloftes en heldere communicatie zal ook helpen om
optimistische verwachtingen over de pensioenuitkomst te temperen.
Wellicht bent u van mening dat het de verantwoordelijkheid is van de
deelnemers om zich te informeren. Dat het uw verantwoordelijkheid niet
is als hun verwachtingen door desinteresse en onkunde afwijken van de
realiteit. Daar zit misschien iets in, maar u komt er niet verder mee.
De realiteit is desinteresse en onkunde en uiteindelijk hebben we een
gezamenlijk belang in vertrouwen. Zolang men op goed vertrouwen het
pensioen regelt, is het in ons belang om daarnaar te handelen. Het is
natuurlijk wel wenselijk dat de houding van de consument gaat
veranderen. Maar dat is een langetermijnproject. Financieel onderwijs
van de consument op het gebied van financiële planning en
pensioenbeslissingen is essentieel en verdient prioriteit in het
onderwijsbeleid. Wederom kunnen ook financieel adviseurs hier een
constructieve rol in spelen door naast aan verkopen ook aandacht aan
informeren en onderwijzen te besteden.
Conclusie
Ik heb vier boodschappen gegeven. Ten eerste, pensioen is belangrijk,
voor iedereen. Ons pensioen speelt een centrale rol in de economie. De
economie, en met name de private sector, speelt een centrale rol in
het pensioen. En het belang van die rol neemt toe omdat de
pensioenmarkt een aantrekkelijke groeimarkt is. Ten tweede, vertrouwen
in het pensioen is belangrijk, ook voor iedereen. Zonder vertrouwen
dreigen schoksgewijze systeemaanpassingen, kunnen dienstverleners hun
werk niet goed doen en kunnen belanghebbenden hun gedrag plotseling
veranderen. Dit alles brengt financiële stabiliteitsrisicos met zich.
Ten derde, met het vertrouwen in het pensioen is het grosso modo goed
gesteld. Wel lijkt men wat optimistisch over de pensioenuitkomst. Hier
lijken beloftes en verwachtingen niet goed op elkaar aan te sluiten.
Tot slot om het vertrouwen te behouden hebben we het gat tussen
verwachtingen en uitkomsten zo klein mogelijk te houden. Dat doen we
door middel van geleidelijk beleid, transparantie en onderwijs. Het
uiteindelijke doel is dat de consument niet langer op goed vertrouwen,
maar met goed vertrouwen de pensioenzaken regelt.
Noot 1: Consumer Confidence in the Financial Services Industry, paper
2/2005 p.3 , Financial Services Consumer Panel.
Noot 2: Van Rooij, M.C.J. van, C.J. Kool en H.M. Prast (2004),
Risk-return preferences in the pension domain: are people able to
choose?, DNB Working Paper 25, December 2004.
Noot 3: Van de deelnemers in Nederlandse pensioenregelingen heeft
slechts 2,3% onvoorwaardelijke opbouwindexatie en 1,4%
onvoorwaardelijke pensioenindexatie.
Noot 4: Llewellyn (2005), Trust and confidence in financial services:
a strategic challenge, Journal of Financial Regulation and Compliance,
Volume 13, Number 4.
[s?root.de_kennisBank.Nieuws_en_pers.DNB.Speeches_2006.Speech_directeu
r_Brouwer_'Pensioen_op_goed_vertrouwen'] leeg