Evaluatie Embryowet aangeboden aan staatssecretaris Ross
Persbericht, 9-3-2006
De Embryowet, die op 1 september 2002 in werking is getreden, werkt
goed. De doelstelling om grenzen te stellen aan handelingen met
geslachtscellen en embryo's wordt bereikt. De systematiek van de wet
voldoet in grote lijnen. Wel blijkt dat de wet onvoldoende is
toegesneden op wetenschappelijke ontwikkelingen en belemmeringen
oproept voor de voortgang van onderzoek op het gebied van belangrijke
gezondheidsproblemen. Het tijdelijke verbod op het tot stand brengen
van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek moet worden opgeheven.
Dit staat in de Evaluatie Embryowet die vandaag is aangeboden aan
staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp van het ministerie van VWS. De
evaluatie is in opdracht van het ministerie uitgevoerd door een team
van onafhankelijke onderzoekers.
De Embryowet geeft regels voor handelingen met embryo's en
geslachtscellen. Met de wet is beoogd een goed evenwicht te vinden
tussen respect voor de menselijke waardigheid en de belangen van
gezondheidsbevordering van zieken en hulp aan onvruchtbare mensen bij
het krijgen van kinderen. De wet wordt periodiek geëvalueerd. Het
vandaag verschenen rapport is de eerste evaluatie in die reeks.
Uit het rapport blijkt dat de wetenschappelijk onderzoekers zich goed
aan de wet houden en dat ook de praktijk in de Nederlandse centra voor
in vitro fertilisatie (IVF) redelijk goed spoort met de doelstellingen
van de wet. Toch zijn er wel degelijk knelpunten. Zo heerst
onduidelijkheid over de precieze betekenis van wettelijke termen als
`embryo' en `geslachtscel'. Hierdoor kunnen sommige (toekomstige)
vormen van wetenschappelijk onderzoek buiten de wet te vallen.
Anderzijds is de wet soms te belemmerend voor het verwerven van meer
inzicht in bepaalde ernstige ziekten en de eventuele therapeutische
mogelijkheden daarvoor.
De onderzoekers schrijven verder dat de Embryowet te weinig
bestendigheid heeft bij sommige snelle wetenschappelijke en
technologische ontwikkelingen. De toetsingsprocedure voor medische
ingrepen ter verkrijging van donorgeslachtscellen is volgens de
onderzoekers vatbaar voor vereenvoudiging. De toelaatbaarheid van
wetenschappelijk onderzoek met foetussen verdient verruiming. Vooral
in de IVF-praktijk klemt de vraag in hoeverre de wet ruimte biedt voor
het gebruik van geslachtscellen of (rest)embryo's voor
kwaliteitsbewaking en onderwijs. Het is ook onduidelijk welke ruimte
de wet laat voor grensoverschrijdende uitwisseling van
onderzoeksmateriaal, een activiteit die wenselijk is voor
internationale samenwerking op wetenschappelijk en technologisch
gebied.
De Embryowet verbiedt nu om een embryo tot stand te brengen voor elk
ander doel dan het bewerkstelligen van een zwangerschap. Dit betekent
dat het verboden is embryo's tot stand te brengen speciaal voor
wetenschappelijk onderzoek. Het verbod is tijdelijk. De wet bepaalt
dat uiterlijk op 1 september 2007 bij Koninklijk Besluit het tijdstip
moet worden bepaald waarop dit verbod vervalt. Het opnemen van deze
opheffingsbepaling in de wet berustte destijds op verwachte
vorderingen in belangrijk medisch wetenschappelijk onderzoek. Zulke
vorderingen zijn inderdaad gemaakt. Ook verschuiven in Europa de
opvattingen over wetenschappelijk onderzoek met embryo's en is de
wetgeving in diverse omringende landen verruimd. Het verbod om
embryo's tot stand te brengen blokkeert volgens de onderzoekers
veelbelovend wetenschappelijk onderzoek. De Embryowet is al
toegesneden op de situatie ná de opheffing van het verbod. De
opstellers van het evaluatierapport bevelen daarom aan om zonder
verder uitstel tot die opheffing over te gaan.
In haar dankwoord zei staatssecretaris Ross-van Dorp dat het kabinet
in het najaar van 2006 een kabinetsstandpunt zal formuleren.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport