Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over het niet accepteren van verantwoordelijkheid voor de veiligheidssituatie van medewerkers van NGO's bij het uitvoeren van hulpactiviteiten. Deze vragen werden ingezonden op 20 februari 2006 met kenmerk 2050608330.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoorden van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Karimi (GroenLinks) over het niet accepteren van verantwoordelijkheid voor de veiligheidssituatie van medewerkers van NGO's bij het uitvoeren van hulpactiviteiten.
Vraag 1
Klopt het dat u bij het toekennen van subsidie aan hulporganisaties er tegenwoordig standaard op wijst dat het ministerie van Buitenlandse Zaken geen verantwoordelijkheid draagt, of daarmee gemoeide risico's aanvaardt, bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten, conform de in de voetnoot opgenomen standaardformulering? *)
Antwoord
De aangehaalde formulering is gebruikelijk in subsidiebeschikkingen ten behoeve van organisaties die in risicovolle gebieden activiteiten ontplooien.
Vraag 2
Sinds wanneer vermeldt u deze disclaimer standaard bij uw subsidietoekenningen en waarom?
Antwoord
In de nasleep van de ontvoering van Arjan Erkel is gebleken dat misverstanden kunnen bestaan over de mate waarin de betrokken ministers als subsidieverlener verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten en de veiligheid van het personeel dat gesubsidieerde organisaties daarvoor inzetten. Om dergelijke misverstanden te voorkomen, wordt de desbetreffende passage in daarvoor in aanmerking komende gevallen aan de subsidiebeschikking toegevoegd. De passage dient de duidelijkheid en is geen neerslag van een beleidswijziging.
Vraag 3
Waar ligt, gezien uw schrijven aan hulporganisaties dat de verantwoordelijkheid allereerst bij de autoriteiten van de betreffende landen ligt en vervolgens bij de organisaties zelf, uw verantwoordelijkheid?
Antwoord
Allereerst zijn de autoriteiten van het desbetreffende land verantwoordelijk voor de veiligheidssituatie in hun land. De verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken ligt hierin dat in geval Nederlandse medewerkers van hulporganisaties in de problemen komen aan hen consulaire bijstand wordt verleend. Dit betekent dat de vertegenwoordigingen in het buitenland en het ministerie van Buitenlandse Zaken medewerkers zullen assisteren bij het vinden van een oplossing voor problemen die zij niet zelfstandig op kunnen lossen.
Voorts is door het ministerie in overleg met Nederlandse NGO's gezocht naar mogelijkheden om de voorbereiding van hulpverleners op het werken in onveilige gebieden te verbeteren. Uit de begrotingslijn voor humanitaire hulp is via CORDAID eind 2005 daartoe een subsidie van E250.000 aan de NGO Centre for Safety and Development (CSD) verstrekt voor het ontwikkelen en aanbieden van veiligheidstrainingen op diverse niveaus. Door de subsidiëring blijft de toegang laagdrempelig. CSD heeft een scala van specifieke modules ontwikkeld, die aan het personeel van hulporganisaties worden aangeboden. Cordaid, War Child, Stichting Vluchteling en ICCO zijn voorbeelden van NGO's die reeds van het aanbod gebruik maakten. Inmiddels heeft de eerste van 18 gesubsidieerde cursussen plaatsgevonden.
Het bovenstaande past in het vigerende beleid om de veiligheid van hulpverleners stelselmatig te verbeteren. Nederland vraagt daarvoor met regelmaat internationale aandacht.
Vraag 4
Betekent uw schrijven aan hulporganisaties dat het ministerie van Buitenlandse Zaken geen enkele bijstand zal verlenen aan het oplossen van noodsituaties waarin medewerkers van NGO's kunnen komen te verkeren? Zo ja, waarom bent u daar niet toe bereid?
Antwoord
Nee. Uiteraard is het ministerie van Buitenlandse Zaken te allen tijde bereid op grond van consulaire normen aan alle Nederlanders die in het buitenland in een noodsituatie terechtkomen, dus ook Nederlandse medewerkers van NGO's, consulaire bijstand te verlenen.
Vraag 5
Deelt u de constatering dat u wel subsidie verleent voor het uitvoeren van projecten en programma's die het ministerie van Buitenlandse Zaken belangrijk acht, maar geen verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid van de medewerkers bij het uitvoeren van de bijbehorende werkzaamheden? Zo neen, wat is dan uw interpretatie?
Antwoord
In subsidierelaties berust de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de gesubsieerde activiteiten bij de gesubsidieerde organisaties, niet bij de subsidieverlener. Subsidieaanvragers verzoeken de minister om geld voor de uitvoering van hun activiteiten. Indien middelen beschikbaar zijn en de voorgenomen activiteiten bijdragen aan de realisering van de beleidsdoelstellingen kan, binnen het kader van de daarvoor geldende regelgeving, subsidie worden verleend. Het ministerie is in dergelijke relaties geen opdrachtverlener.
Vraag 6
Acht u, gezien het feit dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf geen of nauwelijks projecten en programma's uitvoert, en vrijwel alle door haar relevant bevonden activiteiten laat uitvoeren door externe organisaties, het niet terecht dat u ook deelt in de verantwoordelijkheid voor de veiligheidssituatie en de risico's bij het uitvoeren van die taken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Antwoord
In subsidierelaties is geen sprake van het 'laten uitvoeren' van door de subsidieverlener geïnitieerde activiteiten. Subsidies strekken ertoe om particuliere organisaties in staat te stellen hun werkzaamheden uit te voeren.
Vraag 7
Bent u bereid om af te zien van deze aan hulporganisaties gecommuniceerde disclaimer? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Nee. Het laten vervallen van de passage zou ten onrechte de indruk wekken dat de betrokken ministers verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de werkzaamheden van gesubsidieerde organisaties en voor de keuzen die gesubsidieerde organisaties maken voor de inzet van hun mensen en middelen.
*) "Ter voorkoming van misverstand wijs ik u er voorts op dat subsidieverlening, waarvan de bijgevoegde subsidiebeschikking de neerslag vormt, geenszins meebrengt dat subsidieverlener verantwoordelijkheid draagt, of de daarmee gemoeide risico's aanvaardt, voor de wijze waarop en de middelen waarmee de subsidieontvanger uitvoering geeft aan de gesubsidieerde activiteiten.
Dit uitgangspunt, dat ten overvloede is verwoord in artikel 1 van de bijgevoegde beschikking, brengt onder andere mee dat de subsidieontvanger - indien de veiligheidssituatie in haar werkgebied daartoe aanleiding biedt - zelf zorgdraagt voor een adequate risicoafweging en een daarbij passend niveau van beveiliging en verzekering van de personen die door subsidieontvanger met de uitvoering van haar activiteiten zullen worden belast.
De zorg voor de veiligheid van het personeel van NGO's berust allereerst bij de autoriteiten van de landen waar de organisaties hun werkzaamheden ontplooien en - indien die autoriteiten niet of onvoldoende veiligheidswaarborgen kunnen bieden - daarnaast bij de organisaties die als werkgever een afweging moeten maken ten aanzien van de inzet van hun medewerkers in het licht van de risicosituatie." (etcetera)
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken