Ministerie van Buitenlandse Zaken

Naar aanleiding van het verzoek van 9 februari 2006 van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken informeren wij u, mede namens de minister van Defensie, graag over de situatie in Soedan en Tsjaad en de in het verzoek genoemde specifieke onderwerpen.

Voorts zullen wij u binnenkort informeren over de stand van zaken van de wederopbouw in Soedan en de uitkomsten van de fact finding-missie naar dit land, zoals toegezegdf tijden het Algemeen Overleg over de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Soedan (UNMIS) van 19 december 2006.

De Minister De Minister

van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Recente ontwikkelingen in Soedan en Tsjaad


1. Actuele situatie in Soedan

De uitvoering van het Noord-Zuid vredesakkoord (Comprehensive Peace Agreement - CPA) vordert minder snel dan gewenst. De uitvoering van de meeste technische en institutionele aspecten van het vredesakkoord verloopt zonder problemen. Zo zijn de belangrijkste voorziene commissies, waaronder de Assessment and Evaluation Commission (AEC), de Ceasefire Political Commission en de National Petroleum Commission inmiddels opgericht. De Zuid-Soedanese minister voor Transport, Rebecca Garang, heeft zich echter tijdens haar gesprek met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking beklaagd dat sommige commissies, ondanks hun formele oprichting, traag op gang komen. Daarnaast moet een aantal sleutelcommissies nog worden opgericht, waaronder de Human Rights Commission, de National Service Commission en de National Electoral Commission.

Het is noodzakelijk dat de partijen belangrijke en controversiële kwesties in goed overleg en op transparante wijze tot een oplossing brengen. Daarbij gaat het om zaken als de verdeling van overheidsinkomsten (met name olie-inkomsten), de demarcatie van de Noord-Zuid grenzen, de aparte status voor de 'drie gebieden' (Abyei, Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl) en de oprichting van de Joint Integrated Units (legereenheden). De internationale gemeenschap kan hierbij een rol spelen. De missie van de Verenigde Naties in Soedan (UNMIS) oefent op actieve wijze haar mandaat uit door de regering te adviseren en waar gevraagd te ondersteunen bij de uitvoering van de CPA. Nederland ondersteunt UNMIS bij deze activiteiten.

Als een van de grootste donoren in Soedan, houdt Nederland via zijn lidmaatschap en actieve rol in de AEC toezicht op de uitvoering van de CPA. Nu de opstartfase is afgerond, zal de AEC eind februari beginnen met de eerste besprekingen van bovengenoemde kwesties in vier aparte werkgroepen (machtsdeling, inkomensverdeling, veiligheidsarrangementen en de 'drie gebieden'). Deze werkgroepen moeten bijdragen aan het identificeren en oplossen van knelpunten. Nederland heeft de totstandkoming van het werkplan gecoördineerd en speelt als voorzitter van de werkgroep inzake de 'drie gebieden' een actieve rol. Nederland heeft tevens een juridisch expert beschikbaar gesteld ter ondersteuning van de AEC.

Nederland werkt ook actief aan het zichtbaar maken van het vredesdividend voor de bevolking. Uit de mede door Nederland gefinancierde Multi Donor Trustfunds (MDTFs) worden projecten op het gebied van onder andere capaciteitsopbouw, infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs, private sector ontwikkeling en rurale ontwikkeling opgezet. Nederland is co-voorzitter van het MDTF voor het noorden en het Joint Donor Team zal het co-voorzitterschap van het MDTF voor het zuiden bekleden en de bilaterale projecten van de vijf deelnemende landen (Nederland, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Noorwegen en Denemarken) gaan beheren. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft in december 2005 de ORET-aanvraag goedgekeurd van een drinkwaterproject dat zal worden uitgevoerd door het Britse waterbedrijf Biwater. Hiermee zullen vanaf 2008 2.5 miljoen inwoners van Khartoem van schoon drinkwater worden voorzien. Om terugkerende vluchtelingen te ondersteunen en een snelle opbouw van de rechtstaat te bevorderen heeft Nederland projecten van het UNDP en UNICEF gefinancierd vanuit quick impact middelen. In 2006 zullen IOM en WFP projecten gesteund worden met quick impact middelen. Daarnaast heeft Nederland in 2005 met E 3 miljoen bijgedragen aan ontmijningsprojecten van UNMAS, WFP en UNDP. Een belangrijke voorwaarde voor terugkeer van vluchtelingen naar Zuid-Soedan is de verbetering van de veiligheid en andere levensomstandigheden ter plekke. De vice-president van de regering van Zuid-Soedan, Riek Machar, heeft aangegeven dat daarvoor meer steun en coördinatie van de VN nodig is. Het VN Werkplan Soedan 2006, met als doel het verlenen van humanitaire hulp aan 5,5 miljoen mensen, voorziet in deze behoefte.

De ontplooiing van de militaire component van UNMIS verloopt langzamer dan voorzien, doordat landen (waaronder China en Rusland) die de beschermingsmacht leveren hun toezeggingen laat zijn nagekomen. Naar verwachting zal, zoals toegezegd, medio maart een tweede Nederlandse Fact Finding Missie naar Khartoem en Zuid-Soedan afreizen. Doel is na te gaan of de VN heeft voldaan aan de in de artikel 100 brief van 18 november 2005 (kamerstuknr. 29237 nr. 27) geformuleerde modaliteiten voor uitzending van de 35 Nederlandse militaire waarnemers en politiefunctionarissen ten behoeve van UNMIS op basis van veiligheidsraadresolutie 1590. Zodra toereikende beschermingseenheden en medische voorzieningen zijn ontplooid, zal de regering tot de feitelijke uitzending van de waarnemers overgaan. Hierop vooruitlopend worden op de kantoren in Khartoem en Juba twee stafofficieren geplaatst.

De situatie in Oost-Soedan is gespannen, doch rustig. De in het gebied aanwezige SPLA-troepen dienen zich volgens de CPA terug te trekken en vervangen te worden door het Soedanese leger (SAF). In de Joint Defence Board wordt binnenkort een plan opgesteld voor de SPLA-terugtrekking. Vooralsnog functioneert de SPLA-aanwezigheid als een buffer tussen de pro-regeringsmilities en het Eastern Front (EF). Libië heeft zich opgeworpen als bemiddelaar, maar heeft besprekingen tussen de regering en het EF voor onbepaalde tijd uitgesteld. Het EF heeft aangegeven een grotere rol voor de internationale gemeenschap en Eritrea te willen. De internationale gemeenschap zoekt in samenwerking met de partijen naar een oplossing om dit momentum voor politieke dialoog tussen het EF en de regering optimaal te benutten.


2. Darfur
De sfeer bij de zevende onderhandelingsronde van de Abuja vredesbesprekingen (door Nederland bijgewoond als waarnemer en mede gefinancierd) is sinds een aantal weken in positieve zin veranderd. Partijen voeren op een constructieve manier inhoudelijke discussies, waardoor de onderhandelingen gestaag vorderen. Onlangs is een ontwerpprotocol over de 'verdeling van de welvaart' overeengekomen en er zijn vorderingen gemaakt ten aanzien van de overeen te komen veiligheidsarrangementen. In de Commissie Machtsdeling is gesproken over de vertegenwoordiging van Darfur in het centrale bestuur. Overeengekomen is dat de omvang van de vertegenwoordiging

van Darfur wordt gebaseerd op de volkstelling van 1993, toen Darfur 18% van de bevolking uitmaakte. Een commissie zal concrete aanbevelingen moeten doen hoe de ondervertegenwoordiging van Darfur kan worden verminderd. De keer ten goede in Abuja is gedeeltelijk te danken aan de gecoördineerde druk van de Troika Plus-landen, waaronder Nederland, op de AU-hoofdonderhandelaar om een intensievere bemiddelingsstrategie te voeren.

De relatieve vooruitgang in Abuja staat in schril contrast met de slechte veiligheidssituatie in Darfur. Naast overvallen en intertribale schermutselingen is er met name in Zuid- en West-Darfur een toename waargenomen van het aantal schendingen van het staakt-het-vuren. Zo resulteerde een aanval van ongeveer vierhonderd Arabische militieleden op enkele dorpen rondom Greida in Zuid-Darfur op 27 januari j.l. in vijftig dodelijke slachtoffers. De staakt-het-vuren commissie, die in het leven is geroepen om juist dergelijke schendingen met partijen te bespreken, is nog niet bijeengekomen. Hierdoor is gerichte actie uitgebleven. De reeds gespannen situatie in West-Darfur wordt verergerd doordat het kabinet van nationale eenheid zich niet houdt aan diverse afspraken uit de staakt-het-vuren overeenkomst. Bovendien zijn enkele honderden soldaten en officieren van het Tsjaadse leger gedeserteerd en naar West-Darfur gevlucht. Dit heeft geleid tot spanningen tussen Soedan en Tsjaad. Deze recente ontwikkelingen hebben een negatieve invloed op het werk van humanitaire hulporganisaties in Darfur en het perspectief op terugkeer van ontheemden.

De aanwezigheid van de AU-vredesmissie in Darfur (AMIS) heeft in eerste instantie geleid tot een zekere mate van stabiliteit in Darfur en een daling in het aantal schendingen van het staakt-het-vuren. Inmiddels is evenwel de situatie in Darfur zodanig complex geworden dat AMIS haar taken niet meer naar behoren kan uitvoeren. AMIS is slechts toegerust om toe te zien op het staakt-het-vuren, niet om het staakt-het-vuren af te dwingen. Dit is één van de redenen waarom een transitie van AMIS naar een grotere, beter bewapende VN-missie met een robuuster mandaat wenselijk is. Het is daarom positief dat de AU onlangs heeft verklaard in principe akkoord te kunnen gaan met een overname van AMIS door een VN-missie. Vooruitlopend op een definitief besluit van de AU over de transitie naar een VN missie met een adequaat mandaat, is op initiatief van de VS in de Veiligheidsraad een voorzitterverklaring aangenomen. Deze stelt de VN in staat te beginnen met de voorbereiding voor een toekomstige VN-missie in Darfur. De voorbereiding van een VN-missie zal waarschijnlijk zes tot negen maanden in beslag nemen. Het is daarom van belang dat AMIS tot aan de overname haar werk goed kan blijven doen. Hiervoor zal additionele financiering noodzakelijk zijn. Daartoe zal in maart een donorconferentie worden georganiseerd door de AU, de VN en de EU. Nederland is de vierde bilaterale donor van AMIS en zal op deze donorconferentie opnieuw steun toezeggen om AMIS tot aan de daadwerkelijke transitie goed te laten functioneren. Daarnaast bepleit Nederland in de EU voor extra financiering uit de African Peace Facility, waaruit tot nu toe een substantieel deel van AMIS wordt gefinancierd. De EU en de NAVO zijn intensief betrokken bij de ondersteuning van AMIS door middel van bijvoorbeeld strategisch luchttransport en het leveren van experts en trainingen.

Onderzocht wordt op welke wijze de EU en de NAVO betrokken zouden kunnen worden bij de ondersteuning van een toekomstige VN-vredesmissie in Darfur. Bovengenoemde eventuele transitie heeft geen operationele consequenties voor de uitzending van waarnemers ten behoeve van UNMIS, zoals vermeld in de artikel 100-brief van 18 november jl.


3. Tsjaad

De positie van president Idris Déby wordt verzwakt door onenigheid in het leger en binnen zijn eigen Zaghawa-stam. In het oosten van Tsjaad hebben de laatste tijd anti-regeringsactiviteiten plaatsgevonden door gedeserteerde militairen en rebellenbewegingen, zoals de Rassemblement pour la Démocratie et la Liberté (RDL). Dieptepunt vormde de mislukte aanval, op 18 december 2005, op het garnizoensstadje Adré bij de grens met Darfur. President Déby beschuldigt de Soedanese president Omar-el Bashir van steun aan vanuit Darfur opererende rebellen en stelt dat Tsjaad op voet van oorlog met Soedan stond. Soedan ontkent iedere betrokkenheid en heeft op zijn beurt Tsjaad beschuldigd van steun aan de SLM/A rebellenleider Minawi. Libië heeft recentelijk een mini-top gefaciliteerd. Deze top werd bijgewoond door de presidenten Déby en el-Bashir, de recent aangetreden AU-voorzitter Sassou Nguesso en door de als waarnemer optredende presidenten Compaoré van Burkina Faso en Bozizé van Centraal Afrika. Tsjaad en Soedan kwamen overeen dat het grondgebied van beide staten niet gebruikt zal worden ter voorbereiding of uitvoering van aanvallen op elkaar en dat relaties tussen beide staten moeten worden genormaliseerd door het heropenen van consulaten en het stoppen van de negatieve informatiecampagne die beide landen tegen elkaar voeren. Libië heeft militair materieel en soldaten aangeboden om de grens tussen beide landen te bewaken. De EU heeft het akkoord tussen Soedan en Tsjaad verwelkomd in een voorzitterschapsverklaring.


4. Vluchtelingenkampen in Tsjaad
De oostelijke provincies Biltine en Ouaddai herbergen ongeveer 220.000 Soedanese vluchtelingen uit Darfur. Dat aantal is sinds begin 2005 stabiel gebleven, maar neemt na de recente opleving van het geweld in Darfur weer toe. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR berichtte onlangs dat sinds 1 januari 2006 ruim achthonderd nieuwe vluchtelingen zijn gearriveerd in de door haar gesteunde kampen. De bewoners van Oost-Tsjaad en de Soedanese vluchtelingen zijn in veel gevallen etnisch aan elkaar verwant. De vluchtelingen werden daarom aanvankelijk door de bevolking verwelkomd. De aanwezigheid van de grote groep vluchtelingen in het gebied trekt echter een zware wissel op de beperkte overlevingsmogelijkheden in Oost-Tsjaad. Daarbij wekte de opvang van vluchtelingen - met de daarbij horende voorzieningen - een zekere afgunst op onder de lokale bevolking, die het zonder deze diensten moet zien te stellen. In 2005 is het een herhaaldelijk gekomen tot confrontaties tussen vluchtelingen en de lokale bevolking. Daarom tracht de humanitaire hulpgemeenschap met haar inspanningen ook de lokale gemeenschappen te bereiken. Het gaat hierbij vooral om voedselzekerheid en inkomensgenererende activiteiten. In Tsjaad zijn onder meer de door Nederland financieel gesteunde

organisaties UNHCR, UNICEF en WFP werkzaam. Daarnaast zijn nog enkele andere VN-organisaties en non-gouvernementele organisasties actief.

In 2005 besteedde Nederland E 6 miljoen van de voor Soedan beschikbare E 49,5 miljoen aan humanitaire hulp aan Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Nederland heeft in 2006 een bedrag van E 25,5 miljoen beschikbaar voor humanitaire hulp aan Soedan en Soedanese vluchtelingen in Tsjaad.

---- --