Richtlijn palliatieve sedatie
Kamerstuk, 7-3-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2658058
7 maart 2006
In uw brief d.d. 2 februari 2006 vraagt u mij om te reageren op de
richtlijn palliatieve sedatie, die mede naar aanleiding van het
standpunt op het rapport "Medische besluitvorming aan het einde van
het leven" (Kamerstuk 2003-2004, 29 200 XVI, nr. 268) tot stand is
gekomen. De beroepsgroep neemt met het opstellen van deze richtlijn
haar verantwoordelijkheid inzicht te geven in het eigen handelen. Dit
wordt gedaan door duidelijk te beschrijven wanneer palliatieve sedatie
medisch gezien verantwoord is en dus wanneer sprake is van normaal
medisch handelen. In de richtlijn wordt ook uitgebreid aandacht
besteed aan het besluitvormingsproces dat voorafgaat aan palliatieve
sedatie en aan de rol van de naasten.
De richtlijn voorziet in een behoefte van artsen aan meer
duidelijkheid en inzicht omtrent palliatieve sedatie. Daarmee draagt
deze richtlijn in belangrijke mate bij aan het vergroten van houvast
voor artsen bij het nemen van medische beslissingen rond het
levenseinde.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport