Radboud Universiteit Nijmegen
Incontinentie bij ouderen is onderschat probleem
Van de ouderen die te maken hebben met ongewild urineverlies gaat
slechts de helft voor een behandeling naar de huisarts. De anderen
passen hun activiteiten aan of nemen hun toevlucht tot
incontinentiemateriaal. Dat hoeft niet, want urine-incontinentie is
goed te behandelen, aldus de Deventer huisarts Doreth Teunissen,
tevens verbonden aan de afdeling Huisartsgeneeskunde van het UMC St
Radboud in Nijmegen. Zij promoveert op 7 maart op dit onderwerp.
Ongewild urineverlies komt bij oudere mensen vaak voor. Van de
zelfstandig wonende vrouwen boven de zestig heeft 29 procent minimaal
twee maal per maand te maken met ongewild urineverlies. Bij de mannen
boven de zestig is dat 9 procent. Dat komt neer op een half miljoen
Nederlanders van zestig jaar of ouder. Hierbij zijn bewoners van
verzorgings- en verpleeghuizen niet meegerekend. Gezien de toenemende
vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal dit aantal de komende
decennia sterk groeien.
Deze gegevens zijn afkomstig uit het promotieonderzoek van Doreth
Teunissen naar urine-incontinentie bij ouderen die nog zelfstandig
wonen. Het is een vervolg op eerder onderzoek van prof.dr. Toine
Lagro-Janssen, die incontinentie bij vrouwen van middelbare leeftijd
in kaart bracht.
Training en medicatie
Teunissen interviewde 370 ouderen met incontinentieproblemen. Slechts
de helft van hen had hiervoor de dokter geraadpleegd. Veel ouderen met
incontinentie denken dat er toch niets aan te doen is. Vrouwen hebben
doorgaans weinig moeite met het gebruik van incontinentiemateriaal,
mannen zijn eerder geneigd hun activiteitenpatroon aan te passen. Zij
gaan bijvoorbeeld minder de deur uit. Teunissen: `Dat is jammer, want
de meeste vormen van incontinentie zijn met een bekkenbodemtraining,
een blaastraining en eventueel aanvullende medicatie goed te
behandelen. Mensen kunnen dan weer gewoon de deur uit en het gebruik
van incontinentiemateriaal kan worden beperkt.' Aan
incontinentiemateriaal gaven de zelfstandig wonende Nederlanders in
2002 104 miljoen euro uit. Hierbij komt nog het bedrag dat
verpleeghuizen hieraan besteden.
Huisartspraktijk
Teunissen ontdekte dat mannen en vrouwen verschillend tegen
incontinentie aankijken. De meeste vrouwen accepteren het probleem als
een onvermijdelijk gevolg van doorgemaakte zwangerschappen en
ouderdom. Mannen zijn bang dat er misschien iets mis is met hun
prostaat en gaan daarom met hun klachten eerder naar de huisarts dan
vrouwen. Deze angst is veelal ongegrond. Bij de huisarts blijkt dan
dat de incontinentie in de meeste gevallen niet samenhangt met
prostaatproblemen en goed te behandelen is.
Het behandelen van incontinentie bij ouderen is typisch een zaak voor
de huisartspraktijk en niet voor de tweede lijn, vindt Teunissen.
Oudere patiënten hebben vaak nog andere gezondheidsproblemen, die de
behandeling kunnen beïnvloeden. De huisarts is hiervan op de hoogte,
terwijl de tweede lijn de incontinentie veeleer als geïsoleerd
probleem bekijkt, stelt zij. Praktijkondersteuners of
wijkverpleegkundigen zouden ingezet kunnen worden voor de uitleg en de
begeleiding van bekkenbodem- of blaastraining. De bestaande
huisartsenrichtlijn is gericht op urine-incontinentie bij vrouwen van
middelbare leeftijd. Teunissen beveelt aan om deze richtlijn aan te
passen, zodat hij ook geschikt wordt voor ouderen.
Doreth Teunissen, Urinary Incontinence in the Elderly. Proefschrift
Radboud Universiteit Nijmegen. Promotores: prof.dr. A.L.M.
Lagro-Janssen, prof.dr. C. van Weel. Promotiedatum: 7 maart 2006
(Bron bericht: Staf Communicatie UMC St Radboud)