Partij voor de Dieren
PvdD vraagt minister Veerman om helderheid over plannen tot ophokken
en preventief ruimen van huisdieren
05-03-2006
Hulp voor asielen nodig voor extra opvang huisdieren bij
vogelpestcrisis
Amsterdam, 5 maart 2006 - De Partij voor de Dieren heeft minister
Veerman gevraagd duidelijk te verschaffen over de positie van
honden, katten en roofdieren in de crisisdraaiboeken bij een
uitbraak van H5N1 in Nederland. De partij wijst op de onzekerheid
waarin de eigenaren van ruim 3 miljoen katten en 1,5 miljoen honden
verkeren door de verwarrende berichtgeving rond het ophokken van
huisdieren ten tijde van een vogelpestcrisis.
Tevens vraagt de partij om duidelijkheid ten aanzien van mogelijke
beleidsvoornemens tot het preventief ruimen van huisdieren en naar
het beleid dat gevoerd zal worden ten aanzien van zwerfdieren en
roofdieren zoals roofvogels en vossen, in geval van een H5N1
uitbraak in Nederland. Ook de plannen tot ruiming van gevaccineerde
hobbydieren in de omgeving van commerciele bedrijven waar H5N1
uitbreekt, vragen om een nadere toelichting. In Duitsland is
gebleken dat heel veel katten worden aangeboden bij dierenasiels
als gevolg van de angst voor besmetting en de afgekondigde
ophokplicht. In Nederland zijn al veel hobbydieren gedumpt bij
kinderboerderijen of worden tegen dumpprijzen aangeboden op
marktplaats en andere veilingsites.
De Partij voor de Dieren wijst er in haar brief aan de minister op
dat uit deze week gepresenteerd onderzoek van Market Response in
opdracht van het Expertise Centrum Risico en Crisis Communicatie en
het ministerie van LNV is gebleken dat burgers veel groter belang
hechten aan dierenwelzijn en het voorkomen van dierenleed (26%) dan
dat ze zich zorgen maken over de gevolgen voor de agrarische sector
(11%) of de gevolgen voor de economie (9%). Het overheidsbeleid
staat in dat opzicht haaks op de wensen van de burgers, de overheid
laat primair de economische belangen prevaleren in de rond
vogelpest genomen maatregelen, daarna de belangen van de agrarische
sector, daarna de belangen van de volksgezondheid en pas als
allerlaatste de belangen van dieren.
In dat kader vraagt de Partij voor de Dieren ook de aandacht van de
minister voor de benarde situatie die opnieuw dreigt in de
pluimveesector nu broederijen nog altijd de kans krijgen volop door
te gaan met het 'produceren' van jonge dieren. Elke week komen er 8
miljoen mestkuikens en 600.000 legkippen (met 600.000 haantjes als
levend te verhakselen restproduct) uit de broedmachines, wat in
geval van de door de minister aangekondigde standstill tot enorm
extra dierenleed zal lijden. De dieren zullen letterlijk hun hokken
uitgroeien of zelfs doodgroeien bij gebrek aan mogelijkheden ze af
te voeren.
Tenslotte vraagt de Partij voor de Dieren minister Veerman waarom
hij nog geen uitvoering heeft gegeven aan het deskundigenadvies dat
hij in 2003 inwon, waaruit bleek dat gedwongen
bedrijfsverplaatsingen op de Utrechtse heuvelrug en Gelderse vallei
onontkoombaar waren om de explosieve besmettingshaarden die de
enorme kipconcentraties daar vormen in te dammen. Nederland is het
meest pluimveedichte land ter wereld, waarbij genoemde gebieden de
kroon spannen wat leidt tot onbeheersbare risico's in geval van
vogelpestuitbraken.
De Partij voor de Dieren maakt zich ernstige zorgen over de wijze
waarop de belangen van dieren ondergeschikt worden gemaakt aan
economische belangen in geval van dierziektencrises en wijst erop
dat steeds meer wetenschappers het erover eens zijn dat het vervoer
van levend vee en mest, naast het handelsverkeer de belangrijkste
oorzaken zijn van de verspreiding van het H5N1 virus. Ook de
mutatie van het virus tot een voor mensen gevaarlijke variant vindt
haar oorsprong vooral in de intensieve veehouderij.