IP/06/252
Brussel, 1 maart 2006
De Commissie legt Frankrijk een boete van 57 miljoen euro op wegens
niet-naleving van door het Hof vastgestelde verplichtingen
De Europese Commissie heeft vandaag geconcludeerd dat Frankrijk niet
het nodige heeft gedaan om te voldoen aan de eisen die het Europees
Hof van Justitie op 12 juli 2005 in een arrest heeft vastgesteld
(IP/05/917). Dit arrest over de niet-naleving door Frankrijk van een
uitspraak van het Hof uit juni 1991 heeft betrekking op tekortkomingen
in het visserijcontrolesysteem en in het sanctiesysteem voor inbreuken
op de communautaire regels inzake de aanvoer en afzet van onvolwassen
vis, meer bepaald heek. Frankrijk moet daarom een boete van 57 761 250
euro voor elke periode van zes maanden die verstrijkt sinds de
uitspraak van het Hof uit 2005, tot het land volledig aan zijn
verplichtingen voldoet. De Commissie is, na een diepgaande en
rigoureuze beoordeling van de situatie in Frankrijk, op 12 januari
2006 tot de conclusie gekomen dat Frankrijk weliswaar vooruitgang
heeft geboekt, maar nog niet volledig aan de uitspraak van het Hof
voldoet. De Commissie is ervan overtuigd dat Frankrijk deze
doelstelling tegen juli kan halen en zal al het mogelijke doen om
Frankrijk daarbij te helpen. De hierboven genoemde boete komt bovenop
een forfaitair bedrag van 20 miljoen euro, dat Frankrijk krachtens
hetzelfde arrest moest betalen (en intussen betaald heeft) wegens
niet-naleving van het arrest van het Hof uit 1991. De bepalingen over
financiële sancties zijn vastgesteld in het kader van het Verdrag van
Maastricht. Het doel ervan is de lidstaten te stimuleren tot het
volledig naleven van de wet.
De zaak waarover het Hof in juli 2005 vonnis heeft gewezen, staat in
verband met een uitspraak van 11 juni 1991 waarin werd geconstateerd
dat Frankrijk de naleving van maatregelen ter bescherming van
ondermaatse vis (vooral heek) niet naar behoren had afgedwongen en bij
inbreuken sancties had opgelegd die onvoldoende ontradend waren.
De Commissie stelde de daaropvolgende jaren vast dat Frankrijk deze
uitspraak van het Hof nog steeds niet nakwam en verstuurde twee met
redenen omklede adviezen, één in 1996 en een tweede in 2000. Het
bovenhalen van jonge vis, die nog niet tot het voortbestaan van het
bestand heeft kunnen bijdragen, is een destructieve praktijk. Precies
om dergelijke praktijken te voorkomen, zijn maatregelen, zoals het
hanteren van minimummaten bij aanvoer, vastgesteld. Het heekbestand
bijvoorbeeld is in die mate uitgedund dat sinds 2004 een herstelplan
voor deze soort van kracht is. De vangst van kleine vis wordt als de
belangrijkste oorzaak van de uitdunning van bestanden beschouwd.
Gezien het gebrek aan vooruitgang heeft de Commissie in augustus 2002
besloten het Hof te vragen Frankrijk een boete van 316 500 euro per
dag op te leggen zolang het land niet aan zijn verplichtingen zou
voldoen. Op 12 juni 2005 werd Frankrijk door het Hof veroordeeld tot
het betalen van een forfaitair bedrag van 20 miljoen euro en (in
plaats van de dagelijkse boete) een hernieuwbare boete van 57 761 250
euro voor elke zes maanden dat het land met ingang van die dag zijn
verplichtingen niet zou nakomen. Het Hof heeft bij het opstellen van
zijn arrest rekening gehouden met de hardnekkigheid en de ernst van de
tekortkomingen, met de solvabiliteit van Frankrijk en met de openbare
en particuliere belangen. De Commissie moest beoordelen of Frankrijk
op 12 januari 2006 de bepalingen van het arrest volledig ter harte had
genomen.
Deze beoordeling door de Commissie bestond onder meer uit
vergaderingen en correspondentie met de Franse autoriteiten en
inspecties door Commissieambtenaren in Frankrijk. In een brief aan de
Franse autoriteiten zette de Commissie duidelijk uiteen wat Frankrijk
moest doen om zijn praktijken in overeenstemming te brengen met het
bepaalde in het arrest.
In haar beoordeling over de eerste periode van zes maanden stelt de
Commissie vast dat Frankrijk vooruitgang heeft geboekt, maar dat het
effect van een aantal maatregelen die het land heeft genomen, nog in
de praktijk moet worden vastgesteld en dat andere maatregelen nog
wachten op invoering.
Wat de controle betreft, is er nog steeds sprake van tekortkomingen op
het gebied van aantal, kwaliteit en grondigheid van de controles op de
visserij, de aanvoer, het vervoer en de afzet. Deze tekortkomingen
zijn vaak terug te voeren op de beperkte personele middelen, de
gebrekkige toepassing van een geïntegreerde inspectiestrategie en het
feit dat de inspecteurs niet specifiek voor hun taak zijn opgeleid.
Een combinatie van deze hardnekkige tekortkomingen levert een
controlesysteem op dat momenteel te veel illegale aanvoer door de
mazen van het net laat glippen.
Met betrekking tot de doeltreffendheid van de sancties wijst de
Commissie erop dat, als gevolg van wijzigingen aan de Franse
wetgeving, met ingang van 6 januari 2006 het
administratieve-sanctiesysteem ook op alle inbreuken op de
communautaire visserijregels wordt toegepast. Het is vanzelfsprekend
nog te vroeg om in te schatten welk effect die maatregel in de
praktijk sorteert. Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat zowel
de omvang als het bedrag van de sancties voor geconstateerde inbreuken
nog steeds onvoldoende wordt opgevolgd.
Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie
besloten dat het Franse handhavingssysteem (onder meer controle en
sancties) in deze fase niet volstaat om de naleving van de
verplichtingen uit het arrest van het Hof te garanderen. Daarom wordt
Frankrijk verzocht de nodige maatregelen te treffen om tegen juli zijn
verplichtingen na te komen De Commissie is ervan overtuigd dat
Frankrijk deze doelstelling tegen juli kan halen en zal al het
mogelijke doen om Frankrijk daarbij te helpen.
Achtergrond
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de
maatregelen die de Raad van ministers in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid vaststelt. De Commissie moet ervoor
zorgen dat de lidstaten zich op een doeltreffende en billijke manier
van deze taak kwijten.
Zie nota's MEMO/06/101 en MEMO/05/482.
European Union