2-3-2006
De concentraties fijn stof liggen mogelijk tien tot vijftien procent
lager dan eerder werd aangenomen. Dat concludeert het Milieu- en
Natuurplanbureau (MNP) in een vandaag gepresenteerd rapport over fijn
stof. Het aantal knelpunten plekken waar te veel fijn stof in de lucht
zit is daardoor veel lager. Ook zal Nederland eerder voldoen aan de
Europese grenswaarden.
De achtergrondconcentraties fijn stof worden berekend met metingen en
computermodellen. Daarin zitten veel onzekerheden. De afgelopen jaren
is het aantal meetstations in het landelijk meetnet Luchtkwaliteit
echter uitgebreid van negentien naar 39 en wordt meer geavanceerde
meetapparatuur gebruikt. Ook worden de resultaten getoetst aan
Europese referentiemetingen. Dat verklaart mede de lagere
concentraties fijn stof.
Het MNP trekt op grond van het rapport voorzichte conclusies. Als de
lage concentraties zich ook in de toekomst voordoen, is de omvang van
het fijnstofprobleem kleiner dan tot nu toe werd aangenomen. Het
aantal plekken waar in 2010 de Europese grenswaarden nog worden
overschreden is ruim de helft minder dan eerdere schattingen. Die
normen worden dan alleen nog in de grote steden van de Randstad, in
het zuiden van Nederland en langs een aantal drukke snelwegen niet
gehaald.
Gemeenten en provincies gebruiken de gegevens van het MNP voor hun
rapportages over de luchtkwaliteit. Die rapportages stellen zij de
komende weken op. De verwachting is dat zij minder knelpunten
tegenkomen. Toch onderstreept het NMP wel dat fijn stof een groot
probleem blijft. Het is alleen minder groot dan op basis van eerdere
onderzoeken werd aangenomen. Tot voor kort ging het planbureau ervan
uit dat de overschrijding van de Europese normen voor fijn stof de
komende 20 jaar nauwelijks zou veranderen. Nu concludeert het NMP dat
met extra lokaal, nationaal en Europees beleid in aanvulling op het
huidige prinsjesdagpakket het fijnstofprobleem rond 2015 opgelost kan
zijn.
Download
* Het rapport op de website van het MNP
Zie ook
* Dossier Luchtkwaliteit
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer