European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|6083/06 (Presse 39)                                                        |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2708e zitting van de Raad                                                  |
|Landbouw en Visserij                                                       |
|Brussel, 20 februari 2006                                                  |
|Voorzitter Josef PRÖLL                                                     |
|Minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding van        |
|Oostenrijk                                                                 |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad hield een oriënterend debat over de commu nautaire strategie voor  |
|biobrandstoffen en het Actieplan Biomassa. De Raad wisselde tevens van     |
|gedachten over de bescherming en het welzijn van dieren voor de periode    |
|2006-2010.                                                                 |
|De Raad nam drie verordeningen aan over de hervorming van de suikersector  |
|in de Europese Unie. De Raad nam tevens een besluit aan houdende           |
|strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling voor de             |
|programmeringsperiode 2007-2013.                                           |
|Onder het punt "Diversen" informeerde de Commissie de Raad over de laatste |
|ontwikkelingen met betrekking tot de uitbraak van aviaire influenza in de  |
|Gemeenschap en daarbuiten.                                                 |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

BIO-ENERGIE 7

SUIKERSECTOR 10

COMMUNAUTAIRE STRATEGISCHE RICHTSNOEREN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

11

DIVERSEN 14


- Aviaire influenza (H5N1) 14


- Wereldhandelsorganisatie (WTO) 15


- Randvoorwaarden 15


- Samenwerking op het gebied van landbouwonderzoek 16


- Pluimveevlees 17


- Definitie van wodka 19


- Maatregelen ter bestrijding van illegale aanlandingen van kabeljauw uit de Barentszee. 20


- Ingevoerde appels 21

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

LANDBOUW

Eiland Man - bijzondere invoervergunningen voor schapenvlees en rundvlees 22

Agromilieu-uitgaven voor plattelandsontwikkeling - Conclusies van de Raad 22

EXTERNE BETREKKINGEN

Speciale vertegenwoordigers van de EU - nieuwe vertegenwoordiger voor de zuidelijke Kaukasus - Verlenging mandaten 22

UITBREIDING

Kroatië - Toetredingspartnerschap 23

TRANSPARANTIE

Toegang van het publiek tot documenten 24

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
mevrouw Sabine LAURELLE minister van Middenstand en Landbouw de heer Yves LETERME minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid

Tsjechië:
de heer Miroslav TOMAN eerste vice-minister van Landbouw, staatssecretaris

Denemarken:
de heer Hans Christian SCHMIDT minister van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij

Duitsland:
de heer Horst SEEHOFER minister van Consumentenbescherming, Voedselvoorziening en Landbouw

Estland:
mevrouw Ester TUIKSOO minister van Landbouw

Griekenland:
de heer Evangelos BASIAKOS minister van Plattelandsontwikkeling en Voedselvoorziening

Spanje:
mevrouw Elena ESPINOSA MANGANA minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

Frankrijk:
de heer Dominique BUSSEREAU minister van Landbouw en Visserij

Ierland:
mevrouw Mary COUGHLAN minister van Landbouw en Voedselvoorziening

Italië:
de heer Giovanni ALEMANNO minister van Land- en Bosbouw de heer Francesco STORACE minister van Volksgezondheid

Cyprus:
de heer Timmy EFTHYMIOU minister van Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Milieu

Letland:
mevrouw Laimdota STRAUJUMA staatssecretaris, minister van Landbouw

Litouwen:
mevrouw Kazimira Danut? PRUNSKIENE minister van Landbouw

Luxemburg:
mevrouw Octavie MODERT staatssecretaris van Parlementszaken, staatssecretaris van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling, staatssecretaris van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek

Hongarije:
de heer József GRÁF minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Malta:
de heer Georges PULLICINO minister van Plattelandszaken en Milieubeheer

Nederland:
de heer Cornelis Pieter VEERMAN minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Oostenrijk:
De heer Josef PRÖLL minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding de heer Andrä RUPPRECHTER directeur-generaal, minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding

Polen:
de heer Krzysztof JURGIEL minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Portugal:
de heer Jaime SILVA minister van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Visserij

Slovenië:
mevrouw Marija LUKA?I? minister van Land- en Bosbouw en Voedselvoorziening

Slowakije:
de heer Ján GOLIAN staatssecretaris, ministerie van Landbouw

Finland:
de heer Juha KORKEAOJA minister van Land- en Bosbouw

Zweden:
mevrouw Ann-Christin NYKVIST minister van Landbouw

Verenigd Koninkrijk:
mevrouw Margaret BECKETT minister van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken

Commissie:
mevrouw Mariann FISCHER BOEL lid
de heer Markos KYPRIANOU lid de heer Joe BORG lid

Secretariaat-generaal van de Raad:

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
mevrouw Svetlana BACHVAROVA onderminister van Land- en Bosbouw

Roemenië:
de heer Mugur CRACIUN staatssecretaris van Land- en Bosbouw en Plattelandsontwikkeling

BESPROKEN PUNTEN

BIO-ENERGIE

(doc. 15741/05 +ADD 1, 6153/06 +ADD 1)

De Raad hield een oriënterend debat over de mededeling van de Commissie betreffende een Actieplan Biomassa, en over de mededeling van de Commissie inzake de Europese strategie voor biobrandstoffen. De Raad kwam overeen om in de volgende zitting op dit punt terug komen.

De gedachtewisseling was gebaseerd op de volgende drie vragen die het voorzitterschap had opgesteld als leidraad voor het debat:

Vindt u dat de bijdrage van de bio-energiebronnen van cruciaal belang is voor het bereiken van de doelstelling dat vóór 2010 12% van de energie afkomstig moet zijn van hernieuwbare bronnen?

Wat zijn de maatregelen die op communautair niveau moeten worden genomen om te zorgen voor de economische en ecologische levensvatbaarheid van de bio-energievoorziening in de EU?

Bent u van mening dat de in de EU geproduceerde biobrandstoffen een essentieel onderdeel moeten vormen voor het bereiken van de 5,75%- doelstellingen voor het marktaandeel biobrandstoffen in 2010?

Aan het slot van de vergadering concludeerde het voorzitterschap dat de delegaties:

"1. zich bewust zijn van de noodzaak van diversificatie van de energievoorziening van de Unie, en van het belang van verwezenlijking van de duurzaamheidsdoelstellingen, met name de in het kader van het Protocol van Kyoto overeengekomen verlaging van de broeikasgasemissies, de Raad is ingenomen met het Actieplan Biomassa en de EU-strategie voor biobrandstoffen;


2. erkennen dat de ontwikkeling van biomassa voor energiedoeleinden het potentieel heeft om nieuwe bronnen van inkomsten en nieuwe tewerkstellingsmogelijkheden te creëren in landelijke gebieden, in het bijzonder in de sectoren landbouw, bosbouw en andere sectoren van de plattelandseconomie;


3. erkennen dat ervoor moet worden gezorgd dat de ontwikkeling van biomassa voor energie- en brandstofdoeleinden duurzaam is en de ecologische voordelen maximaliseert;


4. van oordeel zijn dat, om het streefcijfer van 12% hernieuwbare energie vóór 2010 te bereiken, de bijdrage van biomassa van cruciaal belang is. De delegaties verzoeken de Commissie derhalve om bij de opstelling van haar Groenboek naar aanleiding van de informele bijeenkomst van de Raad in Hampton Court te wijzen op het belang van de specifieke bijdrage die biomassa kan leveren aan de energievoorziening;


5. zich aansluiten bij het Actieplan Biomassa ter bevordering van het gebruik van biomassa in alle drie de energiesectoren, te weten verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer;


6. verheugd zijn over de voorzichtige, maar vooruitziende aanpak in de strategie voor biobrandstoffen, alsmede over de daarin vervatte doelstellingen, namelijk verdere bevordering van biobrandstoffen in de EU, voorbereiding van de grootschalige toepassing ervan door verbetering van hun economische en ecologische prestaties, en verkenning van de mogelijkheden voor ontwikkelingslanden;


7. de Commissie verzoeken ervoor te zorgen dat het streefcijfer voor hernieuwbare energie in de vervoersector voor 2010 wordt bereikt. Daartoe verzoeken de delegaties de Commissie om bij de evaluatie van de brandstoffenrichtlijn in 2006 de verdiensten van verplichtingen inzake hernieuwbare brandstoffen te beschouwen als een manier om de ontwikkeling en de bevordering van biobrandstoffen in de gehele EU te ondersteunen;


8. de Commissie verzoeken om de bestaande technische en niet- technische belemmeringen voor een ruimer gebruik van biobrandstoffen in de EU uit de weg te ruimen, waarbij de milieudoelstellingen moeten worden gewaarborgd. In dat opzicht zijn de delegaties verheugd over het voornemen van de Commissie om de richtlijn inzake de kwaliteit van brandstof en andere brandstofnormen in 2006 te evalueren;


9. het voorstel van de Commissie onderschrijven om onderzoek en ontwikkeling op het gebied van biobrandstoffen binnen het zevende kaderprogramma te blijven ondersteunen, om het concurrentievermogen van de biobrandstoffensector te helpen vergroten, om een grote prioriteit toe te kennen aan het bioraffinageconcept en aan biobrandstoffen van de tweede generatie, en om de ontwikkeling van een door de industrie geleid technologieplatform voor biobrandstoffen te blijven aanmoedigen;


10. verheugd zijn over de evenwichtige benadering van de lopende en toekomstige handelsbesprekingen over biobrandstoffen, als vervat in het Actieplan Biomassa en de EU-strategie voor biobrandstoffen;


11. de Commissie verzoeken om er bij de evaluatie van de regeling voor energiegewassen voor te zorgen dat deze regeling spoort met het algemene biobrandstoffenbeleid van de EU, en dat er passende stimulansen worden gegeven voor de ontwikkeling van energiegewassen in alle lidstaten, en om bij die evaluatie de vereenvoudiging van de regeling voor energiegewassen aan de orde te stellen;


12. de Commissie verzoeken om de ontwikkeling van vraag en aanbod van biomassa voor energie- en andere industriële doeleinden te volgen, alsmede het effect op de landbouwprijzen en op de beschikbaarheid van grondstoffen voor concurrerende sectoren."

SUIKERSECTOR

(doc. 10514/05, 14982/05 ADD 1 REV 1)

De Raad nam met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de drie verordeningen betreffende de hervorming van de suikersector in de documenten 5588/06, 5589/06 en 5590/06 aan. De Griekse, de Poolse en de Letse delegatie stemden tegen. Verklaringen van de Raad, de Commissie en de delegaties zijn aan de genoemde verordeningen gehecht (zie doc. 6312/06 ADD 1).

Onder het Britse voorzitterschap werd in november jongstleden een algemene oriëntatie bereikt over de hervorming van de suikersector (zie doc. 14178/05 en 14982/05). Het politieke compromis werd verduidelijkt en bevestigd in het Speciaal Comité Landbouw in december 2005 (doc. 14982/05 ADD 1 REV 1). Het Europees Parlement bracht op 19 januari 2006 advies uit.

COMMUNAUTAIRE STRATEGISCHE RICHTSNOEREN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling |
|(doc. 10893/05)
De Raad nam het besluit inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling voor de programmeringsperiode 2007-2013 in document 5966/06 met eenparigheid van stemmen aan.

Het Europees Parlement bracht op 16 februari 2006 advies uit.

De Raad bereikte op 22 november 2005 met eenparigheid van stemmen een algemene oriëntatie over het herwerkte voorstel (zie doc. 14455/05).

COMMUNAUTAIR ACTIEPLAN INZAKE DE BESCHERMING EN HET WELZIJN VAN DIEREN 2006-

2010

De Raad hield een gedachtewisseling over deze kwestie aan de hand van een vragenlijst van het voorzitterschap, bedoeld om de kernpunten te inventariseren en richtsnoeren te verstrekken voor de verdere bespreking op technisch niveau van het communautaire actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren. De Raad verzocht de Groep hoofden van de veterinaire diensten deze kwesties uitvoerig te bespreken en verslag uit te brengen aan het Coreper en aan de Raad; het voorzitterschap zal het Coreper en de Raad daarvoor op 22 en 23 mei conclusies voorleggen.

De delegaties beantwoordden de volgende vragen:


1. Vindt u dat de bestaande minimumeisen verder moeten worden ontwikkeld en/of gewijzigd op basis van wetenschappelijke kennis en een sociaal-economische toetsing?

Een meerderheid van de delegaties wees erop dat de sociaal- economische gevolgen voor producent en consument moeten worden bestudeerd alvorens de bestaande minimumeisen te wijzigen;

Verscheidene lidstaten waren het erover eens dat er een degelijke wetenschappelijke basis nodig is om de bestaande minimumeisen bij te werken;

Verscheidene delegaties uitten hun bezorgdheid over een mogelijk verlies van marktaandelen ten voordele van derde landen, mochten deze eisen worden opgetrokken, tenzij voor de handelspartners van de EU gelijkwaardige welzijnsregels in WTO-verband verplicht worden gesteld.


2. Vindt u dat er nieuwe EU-regels moeten worden ontwikkeld voor soorten waarvoor nog geen regels gelden?

Enkele delegaties beklemtoonden dat er een wetenschappelijke evaluatie moet komen, en dat de sociaal-economische weerslag op de sector moet worden bestudeerd voordat er nieuwe EU-regels worden vastgesteld.

Sommige delegaties betwijfelden of er nieuwe EU-regels moeten komen voor soorten waarvoor nog geen regels gelden.

Enkele delegaties wensten dat bij de toepassing van nieuwe EU- regels rekening wordt gehouden met het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.


3. Denkt u dat allen die actief participeren in de voedselketen (landbouwers, handelaren, consumenten, enz.) beter kunnen worden voorgelicht over regels voor dierenwelzijn, zodat die regels beter worden toegepast en aldus kunnen bijdragen tot een duurzaam communautair dierenwelzijnsbeleid?

Verscheidene delegaties waren voorstander van een voorlichtingscampagne om de landbouwers, de handelaren en de consumenten beter te informeren over de dierenwelzijnsregels en over de toepassing ervan; verscheidene delegaties onderschreven ook de invoering van etiketteringspraktijken om de informatie aan het publiek te verbeteren;

Enkele delegaties stelden voor benchmarks in te voeren om het publiek beter te informeren over de verschillende dierenwelzijnsregels;

Eén delegatie was voorstander van een breder communautair initiatief inzake het vervoer van dieren en inzake een EU-verbod op de invoer van bont van katten en honden.

Commissielid Kyprianou was verheugd over de opmerkingen van de delegaties. Hij beklemtoonde dat nieuwe dierenwelzijnregels besparingen kunnen opleveren, doordat de gezondheid van de dieren erop zou vooruitgaan, en dat de gevolgen van die regels voor de stijging van de productiekosten beperkt zijn. Hij kondigde aan dat hij vóór het einde van het Oostenrijkse voorzitterschap een voorstel zal indienen om de invoer van bont van katten en honden te verbieden, en dat hij nog voor het einde van zijn ambtstermijn met een voorstel zal komen betreffende het welzijn van dieren tijdens het vervoer.

DIVERSEN

Aviaire influenza (H5N1)

Commissielid Kyprianou informeerde de Raad over de laatste ontwikkelingen in de uitbraak van het H5N1-virus in de Gemeenschap en daarbuiten.

De Raad wisselde van gedachten over de situatie. Het voorzitterschap merkte op dat deze kwestie zal worden besproken tijdens de informele bijeenkomst van de ministers van Volksgezondheid in Wenen op 24 februari 2006, en dat de hoofden van de veterinaire diensten op 9 en 10 maart 2006 voor nader beraad zullen bijeenkomen. Het voorzitterschap vatte de besprekingen van de ministers van Landbouw over de verspreiding van de vogelgriep in Europa als volgt samen:

"1. Het H5N1-virus is tot dusverre alleen bij wilde vogels vastgesteld. De overdracht van het virus op als landbouwhuisdier gehouden pluimvee kon tot dusverre worden voorkomen dankzij de maatregelen die, in de gehele EU, door de lidstaten zijn genomen in overeenstemming met hun nationale risicobeoordelingen - bijvoorbeeld de ophokplicht, strengere meldingseisen, beperkingen voor shows, tentoonstellingen enz.


2. Over het gebruik van vaccins zijn de meningen in Europa verdeeld. Er zijn intensieve besprekingen aan de gang in verschillende deskundigenfora (het Europees Geneesmiddelenbureau en het Permanent Veterinair Comité). De Commissie zal de conclusies uitvoerig bespreken en de pro's en contra's zorgvuldig tegen elkaar afwegen.


3. De Commissie staat op het punt maatregelen te bestuderen in verband met schadeloosstelling van pluimveehouders die niet rechtstreeks zijn getroffen, maar wel verlies lijden vanwege de handelsbeperkingen en de daling van het verbruik; zij zal zo spoedig mogelijk voorstellen aan de deskundigen voorleggen.


4. Aangezien het H5N1-virus ook via illegale invoer vanuit getroffen derde landen in de EU kan worden binnengebracht, is de Commissie verzocht na te gaan hoe zulks kan worden voorkomen, bijvoorbeeld door het invoeren van aangifte uit eigener beweging, het leggen van contacten met getroffen derde landen, en het ondersteunen van hun inspanningen om de vogelgriep op hun grondgebied te bestrijden, alsmede het invoeren van eenvormige maatregelen in de gehele EU. Voorts moeten de lidstaten alles in het werk stellen om de maatregelen precies en doeltreffend uit te voeren. Het welslagen van de maatregelen zal daar in grote mate van afhangen.


5. De Commissie is verzocht de meest recente gegevens van de lidstaten over gevallen van vogelgriep bij wilde vogels te verzamelen en deze informatie te analyseren. Aanpassingen die op basis van de opgedane ervaring moeten worden aangebracht in de meest recente maatregelen, zullen ter besluitvorming aan de veterinaire deskundigen worden voorgelegd.

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Commissielid Fischer Boel informeerde de Raad over de laatste stand van de WTO- onderhandelingen. Zij benadrukte de volgende punten:

de Europese Gemeenschappen moeten in de WTO-onderhandelingen verenigd blijven;

sinds het begin van het jaar worden in Genève bilaterale ontmoetingen gehouden met bepaalde WTO-partners om een gemeenschappelijke basis te vinden voor gevoelige producten en om allianties aan te gaan;

de offensieve belangen van de Gemeenschap in de landbouw blijven de interne steun en de uitvoerrestituties; zij was het met de Nederlandse delegatie eens om de geleidelijke afschaffing van de uitvoerrestituties te bespreken uit het oogpunt van hun algemene begrotingswaarde in plaats van uit het oogpunt van hun volume;

de Commissie zal voor de landbouw geen nieuw aanbod doen na haar laatste aanbod van 28 oktober 2005; in antwoord op de opmerkingen van de Franse delegatie stelde zij duidelijk dat dit aanbod past binnen het mandaat dat de Raad de Commissie in verband met de WTO-onderhandelingen heeft gegeven, en dat de besprekingen over de geografische aanduidingen nog aan de gang zijn; in antwoord op een vraag van de Poolse delegatie verklaarde zij ook dat niet mag worden afgezien van de bijzondere vrijwaringsclausule;

het is van belang andere zorgpunten dan handelskwesties, geografische aanduidingen daaronder begrepen, aan de orde te stellen;

ondanks het ingewikkelde tijdschema, blijft het beginsel gehandhaafd dat "er geen akkoord is, zolang er geen akkoord is over alles".

het Commissielid beloofde de Raad volledig op de hoogte te houden van de stand van de WTO-onderhandelingen en in de volgende Raadszitting van 20 maart 2006 verslag uit te brengen over de geplande ministeriële bijeenkomst van de G6, die begin maart in Londen zal plaatsvinden.

Het voorzitterschap herhaalde dat deze kwestie op de agenda van de volgende Raadszittingen zal staan.

Randvoorwaarden

Commissielid Fischer Boel stelde de Raad in kennis van het voornemen van de Commissie om de lidstaten richtsnoeren te verstrekken in verband met het toepassingsgebied van het "pakket levensmiddelenhygiëne" (Verordeningen (EG) nr. 852/2004, 853/2004 en 183/2005), wanneer zij de randvoorwaarden uitvoeren. Zij benadrukte dat het toepassingsgebied van het pakket levensmiddelenhygiëne beperkt is tot de primaire landbouwproductie, en zich niet uitstrekt tot de voedselverwerking. Zij merkte op dat een document van de Commissiediensten met richtsnoeren op dit gebied in maart 2006 in het comité van beheer zal worden ingediend.

De Duitse delegatie bedankte de Commissie voor deze uiteenzetting en voor het document met richtsnoeren.

Het voorzitterschap concludeerde dat de verstrekte toelichtingen en het genoemde document bij de landbouwers zullen bijdragen tot een beter begrip van de randvoorwaarden.

Dit verzoek was eerder geformuleerd door de Duitse delegatie, namelijk tijdens de Raadszitting van december (zie doc. 15479/05). Toen had deze delegatie haar bezorgdheid uitgesproken (doc. 15536/05) over met name de zware administratieve lasten die zouden ontstaan, mochten de lidstaten systematische controles moeten verrichten met betrekking tot het pakket levensmiddelenhygiëne (Verordeningen (EG) nr. 852/2004, 853/2004 en 183/2005). In de context van Verordening (EG) nr. 178/2002 bevatten de voorschriften van het pakket levensmiddelenhygiëne randvoorwaarden voor de primaire landbouwproductie. De Duitse delegatie wees op het risico van precedentwerking bij een uitbreiding van de oorspronkelijke werkingssfeer van de randvoorwaarden als bepaald in bijlage III van Verordening (EG) nr. 1782/2003 , waarin enkele artikelen van Verordening (EG) nr. 178/2002 worden geciteerd.

Samenwerking op het gebied van landbouwonderzoek

Commissielid Fischer Boel bracht de Raad op de hoogte van de vorderingen met de werkzaamheden van het PCOL (Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw). De Nederlandse delegatie bedankte de Commissie voor de informatie en was verheugd over het alomvattende verslag van het PCOL.

Het voorzitterschap herinnerde de delegaties eraan dat tijdens de informele bijeenkomst van de ministers van Landbouw (Krems, 28-30 mei 2006) onder Oostenrijks voorzitterschap enkele aspecten van landbouw en onderzoek (overdracht van knowhow enz.) zullen worden besproken.

Onder het Nederlandse voorzitterschap werd een verslag opgesteld waarin de noodzaak werd benadrukt van betere coördinatie van de landbouwonderzoeksactiviteiten op Europees niveau via een platform op hoog niveau, bijvoorbeeld het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw.

Er zijn vorderingen gemaakt in de vaststelling van een gemeenschappelijke onderzoeksagenda, de capaciteiten voor onderzoek in de landbouw zijn in kaart gebracht en er is een website gecreëerd.

In het raam van het zevende kaderprogramma heeft het PCOL een werkdocument opgesteld over de onderzoeksinfrastructuur voor de landbouwsector.

Pluimveevlees

De Griekse en de Italiaanse delegatie, gesteund door de Franse, de Spaanse, de Portugese, de Maltese, de Cypriotische, de Hongaarse, de Poolse, de Ierse, de Sloveense, de Nederlandse en de Duitse delegatie, gaven uiting aan hun zorg omtrent de economische gevolgen van de vogelgriep voor de pluimveesector in de EU, en verzochten de Commissie passende maatregelen te nemen ter ondersteuning van bedrijven die sterk te lijden hebben onder de dalende prijzen van pluimveevlees. De maatregelen die met name door de Griekse delegatie worden beoogd kunnen het volgende omvatten:

uit de handel nemen van de bestaande voorraden en zoeken naar extra mogelijkheden voor de verwijdering ervan, met betaling van een evenredige compensatie aan de producenten;

uitbreiding van het aantal uitvoerbestemmingen (met inbegrip van de Balkanlanden) met betaling van uitvoerrestituties;

financiering van voorlichtingscampagnes voor de Europese consument over de veiligheid van pluimveeproducten en andere vraagstukken;

algemene economische en andere steunmaatregelen voor degenen die door de crisis worden getroffen.

Commissielid Fischer Boel deelde mee dat haar instelling zich terdege bewust is van de ernstige marktverstoringen in de pluimveesector en van de situatie die door het uitbreken van de vogelgriep bij wilde vogels is ontstaan.

Zij herhaalde dat de Commissie binnen de gemeenschappelijke marktordening voor pluimvee gebruik zal blijven maken van uitvoerrestituties als belangrijkste beheersinstrument voor de GMO. Zij herinnerde de delegaties eraan dat de uitvoerrrestituties in de voorbije vergaderingen van het beheerscomité in twee stappen, namelijk in januari (2 euro/100 kg) en februari (4 euro/100 kg), met 6 euro/100 kg zijn verhoogd, van 24 euro/100 kg tot 30 euro/100 kg.

Wat de andere door de delegaties beoogde maatregelen betreft, wees zij erop dat een voorlichtingscampagne ook contraproductief kan werken.

Zij maakte duidelijk dat er geen uitzonderlijke marktmaatregelen kunnen worden ingesteld, tenzij er een sterke beperking op het vrije verkeer van kippen en eieren komt die dergelijke maatregelen zou rechtvaardigen. Zij wees er echter wel op dat de situatie opnieuw kan worden bezien, mocht zich een verandering met betrekking tot de vogelgriep voordoen.

Zij onderstreepte dat de gebruikelijke marktinstrumenten zoals particuliere opslag of openbare interventie niet bestaan in de GMO voor pluimvee.

Wat een eventueel uit de handel nemen van bestaande voorraden betreft, wees zij erop dat de sector, sneller dan andere sectoren (rundvlees), de productie zou moeten kunnen verminderen, gezien de korte productiecyclus in de pluimveesector.

Wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten om overheidssteun te verlenen aan de producenten, deelde zij mee dat de Commissie het verzoek van lidstaten met een positieve benadering zal bestuderen in het licht van hun respectieve situaties.

Tot slot concludeerde zij dat het nemen van aanvullende maatregelen enige tijd zal vergen, omdat de Commissie een voorstel moet indienen en omdat het Europees Parlement moet worden geraadpleegd.

Het voorzitterschap sloot dit punt af met de mededeling dat de Raad tijdens zijn volgende zitting hierop zal terugkomen.

Definitie van wodka

(6449/06)

De Poolse delegatie, gesteund door de Deense, de Estse, de Letse, de Litouwse, de Finse, de Zweedse en de Duitse delegatie, vestigde de aandacht van de Raad en de Commissie op het belang van een beperking van de huidige definitie van wodka in het Commissievoorstel (15902/05) betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken. De Poolse delegatie stelt voor de grondstoffen voor wodka in de definitie te beperken tot granen en aardappelen, omdat de grootste wodkaproducerende landen traditioneel alleen granen, en later ook aardappelen, gebruikten om wodka te maken. De Poolse delegatie vreest dan ook dat het gebruik van andere grondstoffen dan de bovengenoemde, bv. bijproducten zoals druivenpulp of andere producten, eindproducten met verschillende organoleptische kenmerken zou opleveren, niet zou garanderen dat er een kwaliteitsproduct in de handel gebracht en verkocht wordt, en niet in overeenstemming zou zijn met de traditionele productiecriteria die in de EU-landen worden gehanteerd.

De Britse, de Nederlandse en de Ierse delegatie steunden de huidige definitie van wodka (zoals opgenomen in het Commissievoorstel). De Britse delegatie drong erop aan om het gamma van producten die voor de bereiding van wodka worden gebruikt, niet tot slechts twee te beperken, omdat dit innovatie in de weg zou staan; zij wees erop dat iedere wijziging van de huidige definitie van wodka - die andere grondstoffen omvat dan aardappelen en granen - aanleiding zou kunnen geven tot de instelling van beroep met betrekking tot deze handelskwestie, onder meer bij de Wereldhandelorganisatie (WTO).

De Spaanse delegatie deelde mee dat zij geen opsplitsing van het debat over het Commissievoorstel zal aanvaarden.

Commissielid Fischer Boel benadrukte dat in het voorstel de bestaande communautaire definitie van wodka niet veranderd wordt, en stelde voor in de Raad op dit punt terug te komen zodra de voorbereidende Raadsinstanties met hun bespreking van het voorstel zijn begonnen.

Wodka wordt in bijlage II bij het voorstel van de Commissie (categorieën gedistilleerde dranken, punt 29) gedefinieerd als een gedistilleerde drank die is verkregen door landbouwgrondstoffen met behulp van gist te vergisten.

Alle aspecten van het voorstel zullen vanaf 3 maart grondig worden bestudeerd in de voorbereidende instanties van de Raad.

Maatregelen ter bestrijding van illegale aanlandingen van kabeljauw uit de Barentszee.

De Deense de Zweedse delegatie, die de steun kregen van de Letse, de Poolse en de Spaanse delegatie, hebben de aandacht van de Raad en van Commissielid Borg gevestigd op de omvangrijke georganiseerde illegale bevissing van en handel in kabeljauw uit de Barentszee buiten de vastgestelde vangstbeperkingen, en op de noodzaak van meer internationale samenwerking tussen de kuststaten bij de bestrijding van illegale activiteiten op het gebied van visserij, aanlanding en distributie van kabeljauw uit de Barentszee. De Deense en de Zweedse delegatie stellen onder meer een betere coördinatie en een vrije uitwisseling van informatie voor tussen de kuststaten, inclusief Noorwegen en Rusland, strengere regels voor aanlanding, meer controle in EU-havens, een strengere havenstaatcontrole in de Gemeenschap van aanlandingen van derde landen, en meer mogelijkheden voor de Noordoostatlantische Visserijcommissie (NEAFC) om efficiënt gebruik te maken van de controlemaatregelen die alle belangrijke commerciële soorten betreffen die in het gebied van het verdrag voorkomen.

Commissielid Borg benadrukte dat de Gemeenschap de belangrijkste markt is voor de handel van kabeljauw uit de Barentszee, en zei dat hij onlangs heeft gesproken met de Noorse minister van Visserij en overeengekomen is deze zaak met Rusland op te nemen. Ook stelde hij vast dat de EU en Noorwegen momenteel in het kader van de NEAFC nauw samenwerken aan de ontwikkeling van een havenstaatcontrole.

Wat betreft de illegale vangst van kabeljauw in de internationale wateren waar de kabeljauwbestanden door Rusland en Noorwegen tezamen worden beheerd, wees hij er op dat het om zeer veel kabeljauw gaat (100.000 ton), en benadrukte hij dat het moeilijk is onderscheid te maken tussen onbedoelde bijvangst en illegale vangst. Afsluitend zei hij dat hij Rusland zal verzoeken deel te nemen aan de huidige samenwerking met Noorwegen.

Ingevoerde appels

De door de Tsjechische en de Poolse delegatie bijgevallen Franse delegatie vestigde de aandacht van de Raad op haar voortdurende bezorgdheid over de situatie op de EU-appelmarkt ten gevolge van een alarmerende toename van invoer uit derde landen . De Franse delegatie verwees naar de recente aanneming door de Commissie van een verordening houdende vaststelling van een stelsel van invoercertificaten voor appelen uit derde landen , ter verbetering van de toezicht op dit gebied, en benadrukte dat dit op zich geen afdoende basis is voor een beroep op de vrijwaringsmaatregelen krachtens artikel XIX van de GATT. Daarom riep de Franse delegatie de Commissie op om de nodige regelgevende maatregelen te treffen, incluis het opzetten van een gecoördineerde en welomschreven procedure binnen de Commissie, zodat automatisch een beroep wordt gedaan op de vrijwaringsclausule krachtens artikel XIX van de GATT, zoals bepaald in de landbouwovereenkomst ter afsluiting van de Uruguay-ronde.

Commissielid Fischer Boel benadrukte dat de prijsdaling in de appelsector vooral het gevolg is van het gebrek aan transparantie op de markt en onnauwkeurige cijfers over de invoer. Zij wees erop dat de Commissie in een reactie daarop een verordening heeft aangenomen houdende vaststelling van een stelsel van invoercertificaten voor appelen uit derde landen, met als doel betrouwbare gegevens te verstrekken over invoer en waarnemers uit derde landen heeft uitgenodigd om deel te nemen aan een tweejaarlijkse ramingsvergadering over dit onderwerp op 7 maart. Zij wees erop dat, indien het volume ingevoerde appels de door de douaneautoriteiten van de lidstaten gemelde hoeveelheden overschrijdt, dit onmiddellijk bekend zou worden. Zij stelde echter duidelijk dat de regels voor de internationale handel zeker een beperking zullen stellen aan de maatregelen die in een dergelijk geval kunnen worden genomen. Zij benadrukte dat 2006 een overgangsjaar is waarin het nieuwe stelsel van invoercertificaten geleidelijk van toepassing wordt, en zij geloofde dat de Commissie deze zaak vanaf 2007 beter zal kunnen beheren.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

LANDBOUW

Eiland Man - bijzondere invoervergunningen voor schapenvlees en rundvlees

De Raad heeft een beschikking aangenomen tot een laatste verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 82/530/EEG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd de autoriteiten van het eiland Man toe te staan een stelsel van bijzondere invoervergunningen toe te passen voor schapenvlees en rundvlees voor de periode januari 2006-december 2010, met de bedoeling de vleesindustrie op het eiland te herstructureren (5828/06).

Het eiland Man mag een speciaal invoerstelsel toepassen om zijn eigen productie en de werking van zijn eigen steunregeling voor de landbouw te beschermen.

Agromilieu-uitgaven voor plattelandsontwikkeling - Conclusies van de Raad

De Raad heeft conclusies aangenomen over het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over de verificatie van de agromilieu-uitgaven van het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU (6038/06).

EXTERNE BETREKKINGEN

Speciale vertegenwoordigers van de EU - nieuwe vertegenwoordiger voor de zuidelijke Kaukasus - Verlenging mandaten

De Raad heeft gemeenschappelijke optredens aangenomen tot benoeming van een nieuwe speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus, tot verlenging van de mandaten van drie SVEU's en tot wijziging van de mandaten van drie SVEU's.

Doel van de gemeenschappelijke optredens:


- benoeming

? van Peter Semneby als nieuwe SVEU voor de zuidelijke Kaukasus tot en met 28 februari 2007, naar aanleiding van het vertrek van SVEU Heikki Talvitie (5119/1/06);

Het mandaat van de heer Semneby omvat het nastreven van de EU- beleidsdoelstellingen in de zuidelijke Kaukasus: Armenië, Azerbeidzjan en Georgië helpen bij de uitvoering van politieke en economische hervormingen, met name op het gebied van de rechtsstaat, democratisering, mensenrechten, behoorlijk bestuur, ontwikkeling en de terugdringing van de armoede; conflicten in de regio voorkomen, bijdragen tot de vreedzame oplossing van conflicten, onder andere door de terugkeer van vluchtelingen en intern ontheemden te bevorderen; samenwerking stimuleren en verder ondersteunen, onder andere op het gebied van economie, energie en vervoer, tussen de landen van de regio; de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van de Europese Unie in de regio verhogen.


- verlenging tot en met 28 februari 2007 van

? het mandaat voor Moldavië van Adriaan Jacobovits de Szeged (5117/06),

? het mandaat voor het gebied van de Grote Meren in Afrika van Aldo Ajello (5121/06),

? het mandaat voor Afghanistan van Fransesc Vendrell (5189/06),


- verlenging en wijziging van

? het mandaat van Marc Otte voor het vredesproces in het Midden-Oosten tot en met 28 februari 2007. Het mandaat van Marc Otte is herzien teneinde het aan te passen aan de instelling in november 2005 van de missie bijstandsverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (5116/06),

? het mandaat van Jan Kubis voor Centraal-Azië tot en met 28 februari 2007 en wijziging van gemeenschappelijk optreden 2005/588/GBVB (5114/06)

? het mandaat van Erwan Fouéré voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) tot en met 28 februari 2007. Zijn mandaat is aangevuld in verband met de instelling op 15 december 2005 van het EU-adviesteam voor de politie in FYROM (EUPAT) (5145/06)

UITBREIDING

Kroatië - Toetredingspartnerschap

Op basis van het op 12 december 2005 door de Raad bereikte politiek akkoord, heeft de Raad een besluit aangenomen betreffende de principes, prioriteiten en voorwaarden in het toetredingspartnerschap met Kroatië (15672/05).

Het toetredingspartnerschap is een belangrijk document om de voorbereidingen van Kroatië op de toetreding te richten, na de opening van de toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005. Het toetredingspartnerschap is een bijwerking van het vorige Europese Partnerschap met Kroatië naar aanleiding van de vaststellingen in het voortgangsverslag (2005) van de Commissie over Kroatië. In dit nieuwe toetredingspartnerschap worden nieuwe prioriteiten vastgesteld, die zijn aangepast aan de specifieke behoeften van het land en zijn vorderingen, en, waar nodig, zullen worden bijgewerkt. Het toetredingspartnerschap omvat ook richtsnoeren voor financiële bijstand aan het land.

Kroatië dient een plan met een tijdschema en specifieke maatregelen op te stellen om de prioriteiten van dit toetredingspartnerschap aan te pakken. Deze prioriteiten houden verband met het vermogen van het land om te voldoen aan de criteria die de Europese Raad van Kopenhagen van 1993 heeft vastgesteld en aan de voorwaarden voor het stabilisatie- en associatieproces; bij de keuze ervan is ervan uitgegaan dat het realistisch is te verwachten dat Kroatië de doelstellingen in de komende jaren volledig of toch voor een groot deel kan bereiken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen korte-termijnprioriteiten, die binnen een à twee jaar bereikt moeten zijn en middellangetermijn- prioriteiten, die binnen drie à vier jaar gehaald moeten worden.

De voortgang van de onderhandelingen zal afhangen van de vorderingen van Kroatië bij zijn voorbereiding op de toetreding, die onder meer zullen worden gemeten aan de hand van de vorderingen die zullen worden geboekt met de implementatie van het regelmatig aan te passen partnerschap.

De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft zijn goedkeuring gehecht aan het opzetten van partnerschappen als middel om concreet vorm te geven aan het Europees perspectief van de Westelijke Balkan in het kader van het stabilisatie- en associatieproces. Vervolgens heeft de Raad op 13 september 2004 een Europees partnerschap met Kroatië goedgekeurd. Voorts heeft de Raad vorige week (14 februari) een verordening (houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 533/2004) aangenomen waarin de term "Europees Partnerschap" voor Kroatië wordt veranderd in "Toetredingspartnerschap", om dezelfde term te gebruiken als voor het partnerschap met Turkije, aangezien beide landen kandidaat-lidstaten zijn waarmee toetredingsonderhandelingen zijn begonnen. De Raad heeft op 23 januari 2006 een herzien partnerschap met Turkije aangenomen.

TRANSPARANTIE

Toegang van het publiek tot documenten

Door de Raad aangenomen:


- antwoord op confirmatief verzoek 04/c/01/06 (5501/06),


- antwoord op confirmatief verzoek 06/c/01/06 van de heer Andreas MOBERG (5801/06),


- antwoord op confirmatief verzoek 07/c/01/06 van de heer Vittorio POZZI, waarbij de Finse en de Zweedse delegatie tegen hebben gestemd (5869/06),


- antwoord op confirmatief verzoek 08/c/01/06, waarbij de Zweedse delegatie tegen heeft gestemd (5873/06).


---

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (Publicatieblad L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers.
Document 6496/06. Er zij aan herinnerd dat Frankrijk deze zaak onder de aandacht van de Raad heeft gebracht in de zitting van 22- 24 november 2005 (document 14645/05). Toen heeft de Commissie aangegeven niet in staat te zijn geweest een beroep te doen op de vrijwaringsclausule, omdat er niet genoeg gegevens over de invoer van appels beschikbaar waren. De Commissie heeft de Franse delegatie laten weten dat zij het toezicht op de markt heeft verscherpt in afwachting van het operationeel worden, in 2007, van het verbeterde IT-systeem voor het doorsturen van gegevens van de lidstaten naar de Commissie. Verordening (EG) nr. 179/2006 van de Commissie houdende vaststelling van een stelsel van invoercertificaten voor uit derde landen ingevoerde appelen (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 26).

Bekendgemaakt in Publicatieblad van de EU C 279 van 11.11.2005.