Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Kant over Gespecialiseerde Verzorging

Kamerstuk, 2-3-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2655020

2 maart 2006

De antwoorden van staatssecretaris Ross op de vragen van het Kamerlid Kant (SP) over Gespecialiseerde Verzorging (2050606790).

Vraag 1
Erkent u het belang van samenwerking tussen het Algemeen Maatschappelijk Werk en Gespecialiseerde Verzorging in probleemgezinnen, waar een combinatie van opvoedingsondersteuning, structurering van het huishouden en de financiën noodzakelijk is?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Vindt u het aanvaardbaar dat de indicering van Gespecialiseerde Verzorging door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een sterke beperking vanuit de AWBZ-normen kent, waardoor deze gezinnen niet meer in aanmerking komen voor Gespecialiseerde Verzorging, enkel en alleen omdat er geen sprake is van psychiatrische problematiek, waaruit ernstige beperkingen voortvloeien?

Antwoord 2
De indicatiestelling is een verantwoordelijkheid van het CIZ. Het CIZ voert deze taak met inachtneming van het Besluit zorgaanspraken AWBZ onafhankelijk en deskundig uit. Als een verzekerde het niet eens is met het besluit van het CIZ kan hij daartegen in bezwaar en beroep gaan. Het CVZ adviseert in dergelijke gevallen het CIZ als het CIZ niet volledig tegemoet komt aan het bezwaar.

Vraag 3
Erkent u het belang van het voortijdig bieden van goede hulp, begeleiding en ondersteuning aan probleemgezinnen, zodat kan worden voorkomen dat problemen waar ook kinderen het slachtoffer van worden verergeren, met alle gevolgen van dien? Zo ja, kunt u dan verklaren waarom er voor is gekozen deze preventieve vorm van hulpverlening aan deze gezinnen te beëindigen?

Antwoord 3
Ik erken dit belang. Op verschillende manieren ondersteun ik lokale overheden met als doel dat probleemgezinnen beter bereikt, ondersteund en geholpen worden. In mijn brief van 21 november 2005 heb ik u daarover geïnformeerd. Of er sprake moet zijn van gespecialiseerde verzorging dient het CIZ te beoordelen.

Vraag 4
Wat is uw reactie op het feit dat, als deze gezinnen niet meer in aanmerking komen voor Gespecialiseerde Verzorging, het risico bestaat dat ouders nooit zullen leren inzicht te krijgen in, en het overzicht te krijgen op hun problematische situatie, en dat ook de opvoedingsvaardigheden nooit zullen verbeteren?

Antwoord 4
Het gaat hier om ondersteuning in de opvoeding en niet om gespecialiseerde gezinsverzorging. Een instelling die deze verzorging aanbiedt is niet gekwalificeerd voor de opvoedingsondersteuning.

Vraag 5
Onderschrijft u de stelling dat, door geen indicatie meer af te geven voor deze relatief goedkope vorm van eerstelijns hulpverlening, dit in strijd is met de doelstelling die u voor ogen heeft als het gaat om het verbeteren van de jeugdzorg, waarin u stelt dat kindermishandeling voorkomen en bestreden moet worden en dat de positie van het kind centraal moet staan en verbeterd moet worden?

Antwoord 5
Deze stelling onderschrijf ik niet. Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 6
Bent u bereid er voor te zorgen dat in de indicatiestelling van het CIZ een versoepeling optreedt, waardoor ook deze gezinnen in aanmerking kunnen blijven komen voor de Gespecialiseerde Verzorging? Zo ja, op welke wijze denkt u dit te verwezenlijken te en op welke termijn? Zo neen, kunt u verantwoorden waarom u deze onmisbare vorm van preventie aan probleemgezinnen wilt onthouden?

Antwoord 6
Zoals ik hiervoor al heb gesteld, is de indicatiestelling een verantwoordelijkheid van het CIZ.

Vraag 7
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de tweede termijn van het algemeen overleg Jeugdzorg op 31 januari 2006?

Antwoord 7
Het algemeen overleg Jeugdzorg is op 31 januari 2006 niet doorgegaan.