Speech van minister-president Jan Peter Balkenende bij de huldiging van de
winnaars van een Olympische medaille in Turijn, Koninklijke Schouwburg, Den
Haag, 1 maart 2006
Beste sporters, coaches en sportliefhebbers,
Chef de Mission Eddy Verheijen zag het al voor de Olympische Spelen bij de
Nederlandse ploeg: teamspirit. "Ze willen er met elkaar iets van maken",
zei hij.
Nou in Turijn hebben jullie er samen zeker iets van gemaakt. Het waren
prachtige Spelen. Om te beginnen is er het prima resultaat van negen
medailles: drie maal goud, twee maal zilver en vier maal brons. Maar deze
Spelen brachten ons zoveel meer. Alles eigenlijk wat sport zo de moeite
waard maakt. Topprestaties, spanning, sensatie, tranen van intense vreugde
en tranen van intens verdriet, zenuwslopende taferelen, tegenslag en
teleurstellingen, maar ook verrassende ontknopingen.
De eerste verrassing kwam van een jonge Brabantse. Ireen Wüst viel die drie
kilometer op haar manier aan: volle bak en knallen. Onbevangen en ongeremd.
Maar je voegde wel mooi de eerste gouden medaille aan de Nederlandse
verzameling toe. Later kwam daar op de 1.500 meter nog eens een bronzen
plak bij.
Je enthousiasme en uitspraken zijn onvergetelijk én aanstekelijk. Iedere
keer als mijn dochter Amélie een schaatser op tv zag winnen, brulde ze: Ik
kan het niet geloven!!
Ireen, ik ben ervan overtuigd dat we nog veel van je zullen horen de
komende jaren en we kijken daar naar uit.
Het eerste weekend van de Spelen waarin Ireen Wüst over de baan knalde,
leverde natuurlijk ook twee zilveren plakken op. Van Sven Kramer op de vijf
en Renate Groenewold op de drie kilometer. Tweede. De topsporter in jullie
baalden enorm, dat was duidelijk. Maar ik hoop dat jullie inmiddels net zo
trots zijn op die prachtige plak als de rest van Nederland!
Het Nederlands Olympische team was een mooie mix van jonge, relatief
onervaren sporters als Ireen Wüst, Sven Kramer, Beorn Nijenhuis en Sanne
van der Star en zeer ervaren krachten als Jan Bos, Barbara de Loor en
Rintje Ritsma.
Routiniers en nieuwelingen vormden samen één Nederlands team in Turijn. Wat
Eddy Verheijen al voor de Spelen zag, zag de rest van Nederland tijdens de
Spelen: teamgeest. Bijvoorbeeld toen de schaats van Sven Kramer het vlak
voor zijn start op de 1.500 meter begaf. Erben Wennemars en Jan Bos waren
er als de kippen bij om hem te repareren. Dat was een fantastisch staaltje
teamgeest.
"We zijn één grote schaatsfamilie", zei Erben Wennemars na het winnen van
brons op de 1.000 meter. Dat zag je ook duidelijk bij de
ploegenachtervolging. Schaatsen is niet langer een puur individuele sport,
maar nu ook een echte teamsport. Een ongelooflijk spannende teamsport.
Tactisch, dynamisch, dramatisch ook, maar we kunnen trots zijn op de
bronzen plak die Rintje, Mark, Erben, Sven en Carl wonnen. Ik draag dit
nieuwe schaatsonderdeel een warm hart toe en volgens mij geldt dit voor
veel mensen in ons land.
Over hart gesproken. Acht jaar geleden sloot heel Nederland een schaatster
uit Sappemeer in het hart. Iemand die in Nagano op grandioze wijze twee
gouden medailles won. Marianne Timmer, die Groningse nuchterheid weet te
combineren met onhollandse gratie, stond er in Turijn weer.
De 500 meter werd een deceptie. Gediskwalificeerd en we baalden met z'n
allen. Maar je was niet gebroken. Dat bleek op de 1.000 meter. Ik begreep
dat je na de 500 een sms'je kreeg van Leontien Zijlaard - van Moorsel met
de tekst: "Wat ik kan, kan jij ook." Ik weet niet welke rol dit sms'je
heeft gespeeld bij de voorbereiding op je gouden race op de 1.000, maar ik
kan alleen maar zeggen dat ik ontzettend blij ben dat Leontien gelijk heeft
gekregen.
Na zo'n mentale klap jezelf weer oprapen en een topprestatie leveren, dat
kunnen alleen de allergrootsten. En daar stond je dan na acht jaar weer op
de top van de Olympus. Jouw tranen van vreugde op Medal Plaza waren wat mij
betreft de mooiste tranen van de Olympische Spelen.
Prachtig was ook de manier waarop Anni Friesinger naast jou genoot van jouw
succes. Zó sportief. Dat was super.
Zo mooi kan topsport zijn. Maar topsport is ook: keihard werken, absolute
toewijding, afzien, pijn lijden en tegenslagen doorstaan. Het is de kunst
om te gaan met hoogte- en dieptepunten. Topprestaties komen niet aanwaaien.
Topsport gaat ten koste van veel andere zaken. Daar kunnen ouders,
partners, coaches en vrienden van topsporters denk ik over meepraten.
Na de 1.500 meter heb ik hierover met een aantal van jullie gesproken in
het Holland House. Ik ben echt onder de indruk van de manier waarop jullie
in het leven staan. En je bewust bent van de unieke positie die je inneemt
in de maatschappij. Ik vind het geweldig dat sporters zich tijdens of na
hun carrière inzetten voor een ander, voor de maatschappij. Bijvoorbeeld
wat Johann Olav Koss doet met Right to Play. Fantastisch werk. Ik droeg op
de tribune niet voor niets zijn trui.
Nederland houdt van schaatsen. En ook andere landen hebben ontdekt hoe leuk
schaatsen is. Tijdens deze Olympische Spelen is er meer strijd geleverd dan
ooit. Dat maakt de sport sterker en de gewonnen medailles glansrijker.
Maar er waren meer Nederlandse topsporters actief in Turijn. In de
disciplines bobsleeën, snowboarden en shorttrack waren we ook van de
partij. Podiumplaatsen zaten er niet in. Nu niet in ieder geval. Want alle
sporters die actief waren in Turijn én alle sporters die niet actief waren
in Turijn, wil ik de volgende woorden van Marianne Timmer meegeven: "Op de
Olympische Spelen geldt één ding: als je mag starten, kun je ook winnen!"
Een wijze les op weg naar Vancouver.
Ik weet niet of Bob de Jong daar zal schaatsen, maar zijn 25 Olympische
ronden in Turijn waren perfect. Net als Ireen en Marianne moest je vóór
alle favorieten rijden. Net als Ireen en Marianne zette je een zeer scherpe
tijd neer. En net als hen moest je wachten. Lang wachten in jouw geval.
Na de winst werd aan Bob de Jong gevraagd wat hij de dagen voor de
wedstrijd had gedaan. "Zoeken, sleutelen en rusten", zei hij. Winnen leek
even heel eenvoudig. Maar niemand weet beter dan hij met welke strijd
Olympisch succes gepaard kan gaan. Maar Bob, je was gewoon de beste en die
gouden medaille staat je goed.
Goud, zilver en brons, we hebben alle kleuren. Maar nog een kleur heeft
gewonnen: oranje. In Turijn kon je niet om oranje heen. Als er een medaille
te verdienen zou zijn voor de meest sportieve supporters, dan zouden de
Nederlandse supporters die glansrijk winnen. Fantastisch hoe zij de sfeer
maakten en alle schaatsers even enthousiast aanmoedigden. Iemand uit België
zei in Turijn tegen me: "Gij kunt trots zijn op uw volk". En dat ben ik
absoluut!
Schaatsers en supporters waren in Turijn eigenlijk één team. Toen na de
winst van Bob de Jong en de verdienstelijke bronzen plak van Carl
Verheijen, de Nederlandse supporters de Oval Lingotto vulden met "Holland,
Holland" en het "Wilhelmus", was dat een echt kippenvelmoment. Dat was
teamgeest.
Maar niet alleen in Turijn zat de spirit erin. Hier in Nederland waren alle
kranten twee weken lang oranje gekleurd. We kregen er geen genoeg van. Heel
Nederland heeft meegeleefd, meegeduimd, meegejuicht en meegejankt.
"Topsport is bizar, maar zo leuk", zei Barbara de Loor.
Datzelfde geldt voor de Olympische Winterspelen van 2006. Een beetje bizar
was het wel. Maar zo leuk!
Beste sporters,
Van harte gefeliciteerd met de behaalde successen en ontzettend bedankt
voor twee geweldige Olympische weken.
Ministerie van Algemene Zaken