European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|6077/06 (Presse 38)                                                        |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft: 2709e zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken          |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2709e zitting van de Raad                                                  |
|Justitie en Binnenlandse Zaken                                             |
|Brussel, 21 februari 2006                                                  |
|Voorzitter Mevrouw Karin Gastinger                                         |
|minister van Justitie                                                      |
|Mevrouw Liese Prokop                                                       |
|minister van Binnenlandse Zaken                                            |
|van Oostenrijk                                                             |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende gegevensbewaring.       |
|Hierover had de Raad in zijn zitting van 1 en 2 december 2005 reeds een    |
|akkoord bereikt.                                                           |
|De Raad heeft voorts een verordening aangenomen tot vaststelling van       |
|voorschriften betreffende toezicht ten aanzien van personen die de         |
|buitengrenzen overschrijden, die ook voorziet in de afwezigheid van        |
|grenstoezicht ten aanzien van personen die de binnengrenzen tussen de      |
|lidstaten overschrijden, alsmede conclusies betreffende het                |
|wederkerigheidsmechanisme inzake visumvrijstelling.                        |
|De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een voorstel voor een      |
|verordening tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure. De     |
|verordening strekt ertoe de beslechting van een geschil in                 |
|grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen|
|te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken en in alle lidstaten|
|het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen mogelijk te maken.         |
|De Raad heeft van gedachten gewisseld over een ontwerp-verordening         |
|betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele           |
|verbintenissen (Rome II) en over een voorstel tot instelling van een       |
|mechanisme voor bewijsverkrijging in grensoverschrijdende zaken, op basis  |
|van het beginsel van wederzijdse erkenning (het zogenaamde Europees        |
|bewijsverkrijgingsbevel).                                                  |
|Voorts besprak de Raad de methodologie die moet worden gevolgd bij de      |
|vaststelling van een gemeenschappelijke minimumlijst van derde landen die  |
|worden beschouwd als veilig land van herkomst, in de zin van Richtlijn     |
|2005/85/EG, legesrechten voor visa en het project inzake het               |
|Schengeninformatiesysteem (SIS II).                                        |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

RECHT DAT VAN TOEPASSING IS OP NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN (ROME II) 7

BEWARING VAN GEGEVENS 8

EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL 9

PROCEDURELE GEVOLGEN VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE IN ZAAK C-

176/B 10

NATIONALE ASIELDIENSTEN 11

VEILIGE LANDEN VAN HERKOMST 14

GROENBOEK OVER DE TOEKOMST VAN EEN EUROPEES MIGRATIENETWERK 15

DIVERSEN 16


- Informatie-uitwisseling over strafregisters 16


- Ministeriële bijeenkomst in het kader van het Zuid-Oost-Europees Samenwerkingsproces (SEECP) 16


- Wereldkampioenschap voetbal in Duitsland in 2006 16

GEMENGD COMITÉ 17


- SIS II 17


- Legesrechten voor visa 17

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Europese betalingsbevelprocedure 18

Schengen - Voorschriften betreffende de overschrijding van grenzen door personen * 18

Wederkerigheidsmechanisme inzake visumvrijstelling - Conclusies van de Raad 19

Europol - Ontslagaanvrage van een adjunct-directeur 21

Onderhandelingen met Australië - Verstrekking van persoonsgegevens 21

Georganiseerde criminaliteit - Uitwisseling van gegevens 21

EU/IJsland/Noorwegen/Denemarken - Asiel 22

EXTERNE BETREKKINGEN

Libanon - Maatregelen tegen verdachten van de moord op Hariri 22

MILIEU

Trekkende wilde diersoorten - Verdrag van Bonn 23

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
mevrouw Laurette ONKELINX vice- minister-president en minister van Justitie

Tsjechische Republiek:
de heer Franti?ek BUBLAN minister van Binnenlandse Zaken de heer Roman POLA?EK vice- minister van Justitie

Denemarken:
mevrouw Rikke HVILSHØJ minister van Vluchtelingen- en Immigrantenzaken en Integratie

Duitsland:
de heer Wolfgang SCHÄUBLE minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Brigitte ZYPRIES minister van Justitie de heer Günther BECKSTEIN minister van Binnenlandse Zaken

Estland:
de heer Kalle LAANET minister van Binnenlandse Zaken de heer Rein LANG minister van Justitie

Griekenland:
de heer Anastasis PAPALIGOURAS minister van Justitie

Spanje:
de heer Antonio CAMACHO VIZCAÍNO staatssecretaris van Veiligheid mevrouw Ana María DE MIGUEL LANGA secretaris-generaal, ministerie van Justitie

Frankrijk:
de heer Christian ESTROSI toegevoegd minister van Ruimtelijke Ordening

Ierland:
de heer Frank FAHEY onderminister, ministerie van Justitie, Rechtsgelijkheid en Hervorming van het Recht (belast met Rechtsgelijkheid)

Italië:
de heer Roberto CASTELLI minister van Justitie

Cyprus:
de heer Andreas CHRISTOU minister van Binnenlandse Zaken de heer Doros THEODOROU minister van Justitie en Openbare Orde

Letland:
de heer Dzintars JAUND?EIKARS minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Solvita ?BOLTI?A minister van Justitie

Litouwen:
de heer Gintaras Jonas FURMANAVI?IUS minister van Binnenlandse Zaken de heer Gintautas BU?INSKAS minister van Justitie

Luxemburg:
de heer Luc FRIEDEN minister van Justitie, minister van de Schatkist en van Begroting, minister van Defensie de heer Nicolas SCHMIT gedelegeerd minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie

Hongarije:
de heer Gábor JUHÁSZ politiek staatssecretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken de heer Miklós HANKÓ FARAGÓ politiek staatssecretaris, ministerie van Justitie

Malta:
de heer Tonio BORG vice-minister- president, minister van Justitie en Binnenlandse Zaken

Nederland:
de heer Piet Hein DONNER minister van Justitie mevrouw Rita VERDONK minister van Vluchtelingen- en Immigrantenzaken en Integratie

Oostenrijk:
mevrouw Liese PROKOP minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Karin GASTINGER minister van Justitie

Polen:
de heer Andrzej GRZELAK staatssecretaris, bij het ministerie van Justitie de heer Wies?aw TARKA onderstaatssecretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken en Bestuurszaken

Portugal:
de heer António COSTA minister van Binnenlandse Zaken de heer Alberto COSTA minister van Justitie

Slovenië:
de heer Zvonko ZINRAJH staatssecretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken de heer Robert MAROLT staatssecretaris, ministerie van Justitie

Slowakije:
de heer Martin PADO minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Lucia ?IT?ANSKÁ minister van Justitie

Finland:
de heer Kari RAJAMÄKI minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Leena LUHTANEN minister van Justitie

Zweden:
de heer Thomas BODSTRÖM minister van Justitie mevrouw Barbro HOLMBERG minister, ministerie van Buitenlandse Zaken, belast met Migratiebeleid

Verenigd Koninkrijk:
de heer Tony McNULTY onderminister van Immigratie, Staatsburgerschap en Nationaliteit barones ASHTON of UPHOLLAND staatssecretaris, ministerie van Constitutionele Zaken mevrouw Cathy JAMIESON minister van Justitie (Schotse regering)

Commissie:
de heer Franco FRATTINI vice- voorzitter

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije
de heer Stanislav DASKALOV ambassadeur

Roemenië:
mevrouw Monica MACOVEI minister van Justitie

BESPROKEN PUNTEN

RECHT DAT VAN TOEPASSING IS OP NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN (ROME II)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over bepaalde aspecten van deze ontwerp-verordening, en meer bepaald over de punten:

door een product met gebreken veroorzaakte schade,

schade die voortvloeit uit een daad van oneerlijke concurrentie,

inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten, met name in geval van laster door de massamedia, en

onverenigbaarheid met de openbare orde.

De Raad heeft breed ingestemd met de compromisrichtsnoeren die het voorzitterschap in doc. 6165/06 had gepresenteerd. Het voorzitterschap zal het Comité burgerlijk recht (Rome II) op die basis een herziene ontwerp- tekst voorstellen.

Met betrekking tot de inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten heeft de Raad nota genomen van een gewijzigd voorstel van de Commissie, waarin een specifiek artikel betreffende dit onderwerp vooralsnog van het toepassingsgebied van de richtlijn wordt uitgesloten.

Het verordeningsvoorstel heeft tot doel een samenhangende reeks collisieregels inzake niet-contractuele verbintenissen vast te stellen. Aan de hand hiervan kunnen de partijen tevoren bepalen welk recht op een rechtsbetrekking van toepassing is.

Het verordeningsvoorstel dient in hoofdzaak drie doelen:

rechtszekerheid en voorspelbaarheid te waarborgen voor burgers en economische actoren wier rechten worden geschonden,

de beslechting van geschillen voor de rechter te vergemakkelijken, en

de wederzijdse erkenning van in andere lidstaten gewezen rechterlijke beslissingen te bevorderen.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken, bevat het voorstel een algemene regel: het recht van het land waar de inbreuk plaatsvond, primeert. Deze regel wordt aangevuld met een aantal specifieke uitzonderingen, met name wat betreft milieu-inbreuken.

BEWARING VAN GEGEVENS

De Raad heeft een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad aangenomen betreffende de bewaring van gegevens en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (PE-CONS 3677/05 en 5777/06 ADD 1+ADD 2 REV 1). Hierover had de Raad in zijn zitting van 1 en 2 december 2005 reeds een akkoord bereikt.

De Ierse en de Slowaakse delegatie hebben tegengestemd.

Deze richtlijn heeft tot doel een harmonisatie tot stand te brengen van de nationale bepalingen van de lidstaten waarbij aan aanbieders van elektronische communicatiediensten of een openbaar communicatienetwerk verplichtingen worden opgelegd inzake het bewaren van bepaalde gegevens die door hen ontstaan of door hen worden verwerkt, teneinde te garanderen dat die gegevens beschikbaar zijn voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van zware criminaliteit zoals gedefinieerd in de nationale wetgevingen van de lidstaten.

Deze richtlijn heeft betrekking op verkeers- en locatiegegevens van natuurlijke en rechtspersonen, evenals op de daarmee verband houdende gegevens die nodig zijn om de abonnee of geregistreerde gebruiker te identificeren. Zij is niet van toepassing op de inhoud van elektronische communicatie, de informatie die wordt geraadpleegd met behulp van een elektronisch communicatienetwerk daaronder begrepen.

Overeenkomstig deze richtlijn bewaarde gegevens worden alleen in welbepaalde gevallen, en in overeenstemming met de nationale wetgeving, aan de bevoegde nationale autoriteiten verstrekt. De gegevens worden gedurende ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaar vanaf de datum van de communicatie bewaard. De lidstaten moeten de noodzakelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat elke intentionele toegang tot of overbrenging van bewaarde gegevens strafbaar is met sancties, met inbegrip van administratieve of strafrechtelijke sancties, die effectief, evenredig en afschrikkend zijn. Elke lidstaat zorgt ervoor dat een overheidsinstantie verantwoordelijk wordt gesteld voor het monitoren van de toepassing op het eigen grondgebied van de bepalingen met betrekking tot de veiligheid van de bewaarde gegevens.

Na de inwerkingtreding van de richtlijn hebben de lidstaten als algemene regel 18 maanden de tijd om aan de richtlijnbepalingen te voldoen.

EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL

De Raad heeft met betrekking tot dit ontwerp-kaderbesluit de volgende kwesties besproken:


1) de definitie van strafbare feiten en


2) de voor de tenuitvoerlegging beschikbare maatregelen.

Met betrekking tot de definitie van strafbare feiten heeft een ruime meerderheid van delegaties zich achter de aanpak geschaard die door het voorzitterschap werd bepleit:

geen wijziging van het ontwerp-kaderbesluit wat betreft een lijst van 32 strafbare feiten waarvoor dubbele strafbaarheid niet als weigeringsgrond mag worden ingeroepen,

opstelling van een verklaring van de Raad waarin sommige van de in de tekst vermelde strafbare feiten, zoals racisme en vreemdelingenhaat of sabotage, worden verduidelijkt, en

opneming van een overweging betreffende wederzijdse beoordeling inzake de toepassing van het Europees bewijsverkrijgingsbevel (EBB).

De Raad heeft een akkoord bevestigd over de bepaling dat de lidstaten moeten beschikken over bepaalde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van EBB's. Deze maatregelen omvatten mede de maatregelen die in een soortgelijke binnenlandse zaak kunnen worden toegepast. Tot de maatregelen die ter beschikking moeten staan, behoren huiszoeking en inbeslagneming met betrekking tot een lijst van 32 strafbare feiten. Ook werd aanvaard dat tenuitvoerlegging van het EBB mag worden geweigerd indien de maatregelen die ter beschikking moeten staan de tenuitvoerlegging in het specifieke geval niet toelaten.

Doel van het voorstel is een mechanisme voor bewijsverkrijging in grensoverschrijdende zaken in te stellen, op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning. Achterliggende gedachte is dat het Europees bewijsverkrijgingsbevel een bevel is dat wordt uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit in een lidstaat en door een rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat direct wordt erkend en ten uitvoer gelegd. In vergelijking met de bestaande procedures tot wederzijdse bestand waarvoor het Europees bewijsverkrijgingsbevel in de plaats komt, zou het voordelen bieden zoals snellere procedures en duidelijke waarborgen voor het uitvaardigen van het bevel en de tenuitvoerlegging ervan.

Dit voorstel volgt dezelfde aanpak voor wederzijdse erkenning als bij het Europees aanhoudingsbevel. Het Europees bewijsverkijgingsbevel zou een uniek document zijn, dat door de beslissingsstaat vertaald wordt in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat. Geen verdere vertaling is nodig. Dat betekent dat het Europees bewijsverkrijgingsbevel terstond ten uitvoer zou kunnen worden gelegd, net als een binnenlandse procedurele maatregel. De te bereiken doelstelling zou erin worden vastgelegd, terwijl het aan de tenuitvoerleggingsstaat zou worden overgelaten te bepalen wat de beste manier is om het bewijs overeenkomstig zijn nationale recht te verkrijgen.

PROCEDURELE GEVOLGEN VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE IN ZAAK C-

176/B

De Raad is het eens geworden over de volgende procedure, die in de Raad moet worden gevolgd wanneer een Commissievoorstel maatregelen inhoudt welke betrekking hebben op het strafrecht van de lidstaten:

"Het voorzitterschap attendeert het Coreper (2e deel) op ieder door de Commissie ingediend wetgevingsvoorstel dat bepalingen betreffende het strafrecht omvat.

Na het Coreper (2e deel) om sturing te hebben verzocht, belast het voorzitterschap een geschikte Raadsgroep met de bespreking van het voorstel, rekening houdend met alle relevante factoren, zoals de inhoud en het doel van het voorstel, alsmede de deskundigheid die voor de bespreking ervan vereist is. Het voorzitterschap houdt het Comité van artikel 36 op de hoogte en zorgt ervoor dat JBZ-deskundigen in een vroeg stadium van de onderhandelingen de gelegenheid hebben om een standpunt in te nemen over de strafrechtelijke bepalingen, welke standpunten dan aan de betrokken groep kunnen worden meegedeeld. Iedere delegatie is verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau van de verschillende aspecten van het voorstel.

Het voorzitterschap stuurt het voorstel, in voorkomend geval, door naar het Coreper (2e deel), dat eventuele vraagstukken aan de Raad JBZ voorlegt.

Het Coreper (2e deel) evalueert vóór juni 2007 of deze regeling doeltreffend is."

Bij arrest van 13 september 2005 heeft het Europese Hof van Justitie Kaderbesluit 2003/80/JBZ inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht nietig verklaard: Milieumaatregelen vallen onder de bevoegdheid van de Gemeenschap (artikel 175 VEG), zelfs wanneer die maatregelen gepaard gaan met maatregelen die betrekking hebben op het strafrecht van de lidstaten. Het kaderbesluit maakt derhalve inbreuk op de bevoegdheden van de Gemeenschap, en is dus in strijd met artikel 47 van het VEU.

NATIONALE ASIELDIENSTEN

De Raad heeft zich ingenomen betoond met de mededeling van de Commissie inzake de oprichting van structuren waarbij de nationale asieldiensten van de lidstaten zijn betrokken, ter verbetering van de samenwerking (6520/06) en heeft afgesproken in zijn zitting in april 2006 een nader debat aan deze kwestie te wijden.

Met de aanneming van de richtlijn asielprocedures heeft de Raad de eerste fase van de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel afgerond met de vaststelling van minimumnormen inzake opvang, erkenning en procedures.

Al eerder, in het Haags programma van november 2004, had de Europese Raad herhaald dat de volgende fase zou bestaan in de totstandbrenging van een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status voor personen aan wie asiel of subsidiaire bescherming wordt verleend. De Europese Raad had tevens gevraagd passende structuren op te richten waarbij de asieldiensten van de lidstaten betrokken zouden zijn, ter vergemakkelijking van de samenwerking richting drie belangrijke doelstellingen:

de uitwerking van één enkele asielprocedure voor de hele EU;

de totstandbrenging van het gezamenlijk vergaren, beoordelen en hanteren van informatie over landen van herkomst, en

de lidstaten de mogelijkheid bieden samen te werken bij het aanpakken van bijzondere omstandigheden waardoor asielstelsels of opvangfaciliteiten onder druk komen te staan, onder meer als gevolg van hun geografische ligging.

In de mededeling van de Commissie wordt aangegeven op welke wijze deze praktische samenwerking kan bijdragen aan de verwezenlijking van de in het Haags programma gestelde doelen. Met betrekking tot die doelen bevat de mededeling de volgende voorstellen:

(a) de uitwerking van één enkele asielprocedure voor de hele EU;

De activiteiten ter invoering van een uniforme procedure zouden erop moeten zijn gericht:

vast te stellen waar wijzigingen in de administratieve praktijk in de lidstaten nodig zijn om de instrumenten van de eerste fase ten uitvoer te leggen;

na te gaan hoe de kwaliteit en de doeltreffendheid van asielstelsels kunnen worden verbeterd door alle mogelijke redenen om bescherming te verlenen in één besluit op te nemen;

beproefde methoden in kaart te brengen om de middelen in het kader van een uniforme procedure te beheren, onder meer door middel van kostenvergelijkingen en het opzetten van partnerschappen.

De resultaten van deze activiteiten zullen dienen ter voorbereiding van wetgevingsmaatregelen, met name om op zijn minst te garanderen dat de waarborgen die overeenkomstig de richtlijn asielprocedures van toepassing zijn op verzoeken om toekenning van de vluchtelingenstatus worden uitgebreid tot verzoeken om de subsidiaire beschermingsstatus.

b) de totstandbrenging van het gezamenlijk vergaren, beoordelen en hanteren van informatie over landen van herkomst.

De drie belangrijkste doelstellingen van de samenwerking op het stuk van de informatie over de landen van herkomst zouden op korte tot middellange termijn moeten zijn:

de opstelling van gemeenschappelijke richtsnoeren inzake de productie van informatie over de landen van herkomst;

de invoering van een "gemeenschappelijk portaal" dat toegang geeft tot de databases van de lidstaten die informatie bevatten over de landen van herkomst en tot andere relevante informatie;

het vinden van een pragmatische oplossing voor de vertaalproblemen waarmee de lidstaten zullen worden geconfronteerd bij de behandeling van uit verschillende bronnen afkomstige informatie over de landen van herkomst.

De resultaten van deze activiteiten zouden op langere termijn moeten leiden tot de ontwikkeling van een Europese database met informatie over de landen van herkomst.

c) de lidstaten de mogelijkheid bieden samen te werken bij het aanpakken van bijzondere omstandigheden waardoor asielstelsels of opvangfaciliteiten onder druk komen te staan, onder meer als gevolg van hun geografische ligging.

Maatregelen om het hoofd te bieden aan omstandigheden waarin sprake is van bijzondere druk:

wijziging van het Europees Vluchtelingenfonds, zodat lidstaten snel en met een minimum aan bureaucratische formaliteiten kunnen beschikken over financiële middelen voor noodmaatregelen;

vereenvoudiging van de procedure om sneller toegang te krijgen tot de financiële middelen voor de in het ARGO-programma bedoelde urgente maatregelen;

samenstelling van teams van deskundigen voor het behandelen van problemen op het gebied van opvang en behandeling van asielaanvragen in geval van een plotse toestroom van grote aantallen personen aan de buitengrens van de EU.

Tot de mogelijkheden op langere termijn behoren een uitvoerige evaluatie van omstandigheden van bijzondere druk die zich in het verleden hebben voorgedaan en het opzetten van een netwerk van voor informatie verantwoordelijke functionarissen van de lidstaten in geselecteerde derde landen.

VEILIGE LANDEN VAN HERKOMST

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de methodologie die moet worden gevolgd bij de vaststelling van een gemeenschappelijke minimumlijst van derde landen die als veilig land van herkomst worden beschouwd, in de zin van artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad.

De Raad zal dit punt in april 2006 opnieuw bespreken aan de hand van een Commissievoorstel.

De Raad heeft op 1 december 2005 Richtlijn 2005/85/EG betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus aangenomen. Volgens artikel 29, lid 1, van die richtlijn stelt de Raad, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst worden beschouwd.

Bij die gelegenheid heeft de Raad in zijn notulen de volgende verklaring opgenomen: "De Raad verzoekt de Commissie om, zodra deze richtlijn in werking is getreden, een voorstel in te dienen op grond waarvan de Raad een minimale gemeenschappelijke lijst kan aannemen van derde landen die de lidstaten als veilig land van herkomst beschouwen."

Volgens artikel 30 van die richtlijn kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving handhaven of invoeren met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de gemeenschappelijke minimumlijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst.

GROENBOEK OVER DE TOEKOMST VAN EEN EUROPEES MIGRATIENETWERK

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de mededeling van de Commissie, getiteld "Groenboek over de toekomst van het Europees Migratienetwerk", verschenen in december 2005 (15240/05).

Het voorzitterschap en vice-Commissievoorzitter Frattini hebben de lidstaten die hun standpunt ten aanzien van de mededeling nog niet kenbaar hebben gemaakt, uitgenodigd dat onverwijld te doen.

Het Europees migratienetwerk werd in 2002 door de Commissie opgezet als modelproject. Het netwerk heeft als hoofddoel de Gemeenschap en haar lidstaten objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie op dit gebied te verstrekken door bestaande gegevens en informatie van de lidstaten te verzamelen en op te slaan en analyses op nationaal en Europees niveau te verrichten. Hiertoe werd in de lidstaten een aantal nationale contactpunten aangewezen die deel uitmaken van het netwerk, alsmede een wetenschappelijk coördinator, die door de Europese Commissie worden gesteund en gemonitord.

Omdat die voorbereidende handelingen in 2006 een einde nemen, heeft de Commissie in december 2005 een groenboek gepubliceerd, met als voornaamste oogmerken de balans van de vorderingen op te maken en na te gaan of het netwerk beter kan functioneren, en uit de bevindingen te besluiten of het netwerk zijn activiteiten in de toekomst op een meer permanente basis dient voort te zetten. Daartoe heeft de Commissie alle betrokkenen verzocht hun standpunten vóór eind januari 2006 kenbaar te maken. Het resultaat van dit raadplegingsproces zal bepalend zijn voor de verdere ontwikkelingen in verband met de instelling van een Europees migratienetwerk.

DIVERSEN

Informatie-uitwisseling over strafregisters

Vicevoorzitter Frattini van de Commissie heeft medegedeeld dat de Commissie de aanzet heeft gegeven tot een studie om na te gaan hoe verbetering kan worden gebracht in de uitwisseling van informatie over strafregisters tussen de lidstaten.

Ministeriële bijeenkomst in het kader van het Zuid-Oost-Europees Samenwerkingsproces (SEECP)

De Griekse delegatie heeft de Raad geïnformeerd over de bijeenkomst van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken/Openbare Orde/Veiligheid van de bij het SEECP betrokken landen, gewijd aan opvoering van de samenwerking bij de bestrijding van mensenhandel en terrorisme.

De bijeenkomst vond plaats in Loutraki op 8 februari 2006.

Wereldkampioenschap voetbal in Duitsland in 2006

De Zweeds delegatie heeft de andere delegaties geattendeerd op het risico van toeneming van mensenhandel of mensensmokkel (prostitutie) in verband met het wereldkampioenschap voetbal in Duitsland de komende zomer.

GEMENGD COMITÉ

SIS II

Het Gemengd Comité kreeg van het voorzitterschap en de Commissie actuele informatie over de toestand van het project inzake het Schengeninformatiesysteem (SIS II).

SIS II is een van de topprioriteiten van het Oostenrijkse voorzitterschap. SIS II moet operationeel zijn voordat de binnengrenzen met de nieuwe lidstaten kunnen worden opgeheven.

De Raad stemde in met de oprichting van een deskundigengroep op hoog niveau die de politieke besluitvorming met betrekking tot het project zal ondersteunen. De groep zal in maart voor het eerst bijeenkomen en rapporteren aan de in april 2006 te houden Raad JBZ.

De Raad concludeerde dat het beheer van SIS II in de overgangsfase door de Commissie dient te worden gedelegeerd aan de daartoe voor de hand liggende lidstaten: Frankrijk voor het centrale deel en Oostenrijk voor de backup van het centrale deel. Het beheer van de informatietechnologie op JBZ-terrein moet in langetermijnperspectief worden bezien.

Het voorzitterschap verzocht de Commissie voorstellen dienaangaande in te dienen.

Legesrechten voor visa

Het Gemengd Comité heeft een gedachtewisseling gewijd aan een ontwerp- beschikking houdende wijziging van de legesrechten ter dekking van de administratieve kosten van de behandeling van visumaanvragen, meer bepaald aan het te vragen bedrag en het tijdpad voor de vaststelling van de beschikking.

Bij Beschikking 2003/454/EG van de Raad van 13 juni 2003 zijn de legesrechten ter dekking van de administratieve kosten van de behandeling van visumaanvragen vastgesteld op EUR 35. Wegens de gevolgen van de verordening tot invoering van het Visuminformatiesysteem (VIS) met biometrische identificatiemiddelen dekt dit bedrag niet langer de feitelijke kosten van de behandeling van een visumaanvraag.

Het Gemengd Comité zal in zijn volgende vergadering op dit punt terugkomen, om in april 2006 een besluit te nemen.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Europese betalingsbevelprocedure

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (6164/06).

Het voorstel strekt ertoe de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken en in alle lidstaten het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen mogelijk te maken. In de verordening worden minimumnormen gesteld waarvan de naleving tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid.

De verordening zal, in grensoverschrijdende zaken, van toepassing zijn op burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Onder grensoverschrijdende zaak wordt verstaan, een zaak waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht.

Denemarken neemt niet deel aan de aanneming van de verordening.

Het gemeenschappelijk standpunt zal in een komende Raadszitting worden aangenomen, nadat de tekst ervan is bijgewerkt.

Schengen - Voorschriften betreffende de overschrijding van grenzen door personen *

De Raad heeft een verordening aangenomen tot vaststelling van voorschriften betreffende toezicht ten aanzien van personen die de buitengrenzen overschrijden, die ook voorziet in de afwezigheid van grenstoezicht ten aanzien van personen die de binnengrenzen tussen de lidstaten overschrijden (PE-CONS 3643/2/05, 5776/06 ADD1 REV 1).

De Hongaarse delegatie heeft tegengestemd en de Sloveense delegatie heeft zich van stemming onthouden.

Bij de verordening wordt een communautaire code vastgesteld:

Wat de buitengrenzen betreft, worden in de verordening de toegangsvoorwaarden, het toezicht aan de buitengrenzen en de weigering van toegang aan onderdanen van derde landen geregeld. De operationele samenwerking en de bijstand tussen de lidstaten op het gebied van grenstoezicht zullen worden beheerd en gecoördineerd door het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen. Voorts bevat de verordening bepalingen voor de diverse soorten buitengrenzen (landgrenzen, luchthavens, zeegrenzen) en voorschriften voor de controle van bepaalde categorieën personen (diplomaten, bemanningsleden van vliegtuigen, zeelieden, grensarbeiders, enz.).

Wat de binnengrenzen betreft, ziet de verordening op aanpassing van de bepalingen van de Schengenovereenkomst aan het communautaire institutionele kader betreffende de afschaffing van het toezicht aan de binnengrenzen en de diverse procedures voor het tijdelijk opnieuw invoeren van grenscontroles in geval van ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van een lidstaat.

Wederkerigheidsmechanisme inzake visumvrijstelling - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"De Raad

Herinnert aan het door de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 aangenomen Haags Programma, waarin volledige wederkerigheid inzake visumvrijstelling wordt erkend als een essentieel onderdeel van het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU voor het vergemakkelijken van legaal reizen, en waarin de Commissie wordt opgeroepen ernaar te blijven streven dat de burgers van alle lidstaten zo spoedig mogelijk zonder een visum voor kort verblijf kunnen reizen naar alle derde landen waarvan de onderdanen zonder visum naar de EU kunnen reizen,

Herinnert aan de vaststelling van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, die op 24 juni 2005 in werking is getreden ,

Herinnert eraan dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad, de Raad en de Commissie schriftelijk in kennis moeten stellen van alle gevallen waarin in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 vermelde derde landen niet aan het wederkerigheidsbeginsel voldoen,

Herinnert eraan dat de Commissie bij Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad opdracht krijgt om in overleg met de betrokken lidstaten een verslag op te stellen over de wederkerigheid van de visumvrijstelling ten aanzien van de betrokken derde landen,

Herinnert eraan dat de Commissie dat verslag op 11 januari 2006 bij de Raad heeft ingediend .

NEEMT DE VOLGENDE CONCLUSIES AAN:

De Raad is verheugd over het verslag dat de Commissie overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 heeft opgesteld over de huidige wederkerigheidssituatie inzake visumvrijstelling door derde landen,

De Raad is verheugd over de vorderingen en met name over het feit dat Costa Rica, Nicaragua, Panama, Venezuela en Uruguay thans de omstandigheden hebben gecreëerd voor een volledige wederkerigheid inzake visumvrijstelling,

De Raad spreekt tevens zijn waardering uit voor de politieke verbintenis van Brazilië om onderdanen van de lidstaten waarvoor nog visumplicht geldt, daarvan vrij te stellen, en verzoekt de Commissie hem zo spoedig mogelijk een aanbeveling voor te leggen om met Brazilië onderhandelingen te openen over een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende visumvrijstelling,

De Raad is ook tevreden met de positieve beoordeling in het verslag van de Commissie over Brunei Darussalam, Maleisië en Singapore, onder voorbehoud van de uitvoering en toetsing van de nodige maatregelen,

De Raad constateert dat er, ondanks enige vorderingen op het gebied van transparantie, met de Verenigde Staten van Amerika, Canada of Australië nog geen vooruitgang is qua uitbreiding van de visumvrijstelling tot alle burgers van EU-lidstaten, ofschoon de Raad verheugd is over de maatregelen van Australië om de visumafgifte aan burgers van EU-lidstaten te vergemakkelijken, als tijdelijke maatregel in afwachting van de wederkerigheid inzake visumvrijstelling,

De Raad verzoekt de Commissie toe te zien op de ontwikkelingen die nodig zijn om met de in de punten 3 en 4 genoemde landen tot een volledige wederkerigheid inzake visumvrijstelling te komen, en met datzelfde doel haar inspanningen ten aanzien van de in punt 5 vermelde landen op te voeren,

De Raad verzoekt de Commissie om bij de voorlegging van haar tweede verslag eind juni 2006, aan te geven welke vorderingen er zijn gemaakt, welke verdere stappen er zullen worden gedaan, en welke maatregelen er kunnen worden genomen ten aanzien van derde landen waarmee nog geen volledige visumwederkerigheid is bereikt."

Europol - Ontslagaanvrage van een adjunct-directeur

De Raad heeft gehoor gegeven aan het verzoek van de heer Jens Henrik Højbjerg om met ingang van 1 september 2006 te mogen aftreden als adjunct- directeur van Europol.

Onderhandelingen met Australië - Verstrekking van persoonsgegevens

De Raad heeft besloten met Australië onderhandelingen aan te vangen met het oog op de sluiting van een overeenkomst betreffende de verstrekking van persoonsgegevens door Europol aan Australië.

Georganiseerde criminaliteit - Uitwisseling van gegevens

De Raad nam nota van een verslag met aanbevelingen voor 15 lidstaten (België, Denmarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) en Europol met betrekking tot de uitwisseling van informatie en inlichtingen in verband met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

In het document worden de toepassing en de uitvoering, op nationaal niveau, geëvalueerd van instrumenten betreffende wetshandhaving, de daaruit voortvloeiende nationale wetgeving en praktijk en de internationale samenwerking. Het document geeft de conclusies en aanbevelingen die in twee beknopte verslagen stonden en bevat de laatste vijf evaluaties met betrekking tot Denemarken, Griekenland, Spanje, Italië en Oostenrijk.

Het wordt ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement.

EU/IJsland/Noorwegen/Denemarken - Asiel

De Raad heeft een besluit aangenomen inzake de sluiting van een protocol bij de Overeenkomst met IJsland en Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (15755/05).

De Raad heeft ook een besluit aangenomen betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken houdende uitbreiding tot Denemarken van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten wordt ingediend en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken (15753/05).

EXTERNE BETREKKINGEN

Libanon - Maatregelen tegen verdachten van de moord op Hariri

De Raad heeft een verordening aangenomen tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (5722/06).

De verordening behelst de bevriezing van tegoeden en economische middelen toebehorend aan personen die worden verdacht van betrokkenheid bij het beramen, financieren, organiseren of uitvoeren van de terroristische bomaanslag van 14 februari 2005 in Beiroet, waarbij 23 mensen, onder wie Rafiq Hariri, werden gedood, doordat de beperkende maatregelen, opgenomen in Resolutie 1636(2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, in Gemeenschapsrecht worden omgezet.

De lijst van onder de beperkende maatregelen vallende personen, entiteiten en lichamen zal worden opgesteld volgens een lijst van personen die door het bij Resolutie 1636 (2005) van de Veiligheidsraad ingestelde comité zijn geregistreerd.

In december jongstleden had de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2005/888/GBVB aangenomen, dat het kader biedt voor de uitvoering van Resolutie 1636(2005) en een visumverbod oplegt aan personen die verdacht worden van betrokkenheid bij een terroristische daad. Deze maatregelen vallen binnen de werkingssfeer van de Verdragen en derhalve is communautaire wetgeving nodig om ze uit te voeren voor zover ze de Gemeenschap betreffen.

MILIEU

Trekkende wilde diersoorten - Verdrag van Bonn

De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende de wijziging van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten die is aangenomen op de achtste vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden in Nairobi (Kenya) van 20 tot en met 25 november 2005, bij welk besluit de Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap een voorbehoud te maken bij de toevoeging van de Cetorhinus maximus.

Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Verdrag van Bonn) beoogt de instandhouding van trekvogelsoorten en andere trekkende terrestrische en mariene diersoorten in hun hele verspreidingsgebied. De Europese Gemeenschap is sedert 1 november 1983 partij bij dit Verdrag.


---

Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.
PB L 326, 13.12.2005, blz. 13.
PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3.
PB C 163 van 5.7.2005, blz. 1-3.
PB C 251 van 11.10.2005, blz. 1-15.
PB C 277 van 10.11.2005, blz. 1-2.
PB C 310 van 8.12.2005, blz. 1-2.
5370/06.