Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Contactpersoon R.A. Egberts Ons kenmerk AM/06/16362 Doorkiesnummer 070-3334703 Datum 28 februari 2006 E-mail REgberts@minszw.nl

Op dinsdag 21 februari jl. heeft uw Kamer de moties van de leden Van Hijum en Bussemaker (TK 2005-2006, 29544, nr. 51) en van de leden Van Hijum en Van der Sande (TK 2005-2006, 29544, nr. 52) aangenomen.

In de motie Van Hijum en Bussemaker wordt verzocht in de gemeenten (G30) en sectoren waar het O&O-jeugdmodel wordt uitgerold de no-riskpolis in te voeren gedurende een proefperiode van twee jaar voor werkgevers die jongeren zonder startkwalificatie aannemen op een leerwerktraject. Graag gaan wij in op de uitvoering van de motie die past binnen het 2e spoor van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, waarbij in samenwerking met werkgevers, werknemers en onderwijs geïnvesteerd wordt in leerwerktrajecten en tweede kansberoepsonderwijs (Het eerste spoor betreft de intensieve bemiddeling van jongeren naar werk).

Voorts informeren wij u over de wijze waarop wij willen komen tot een adequate aanpak van de door de Taskforce binnen het 3e spoor beschreven groep jongeren die niet gemotiveerd zijn voor scholing of werk. Daarbij wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Van Hijum en Van der Sande waarin wordt verzocht gemeenten te stimuleren om speciale voorzieningen te creëren om schoolverlaters met gedragsproblemen discipline en regelmaat bij te brengen als onderdeel van een gericht programma gericht op een terugkeer naar school of werk.

De Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft in het werkplan voor 2006 aangegeven het O&O- jeugdmodel te willen uitrollen. Uitvoering van de motie waarbij O&O in combinatie met de no-riskpolis bij wijze van proef wordt aangeboden in de G30, sluit hier bij aan.

De deelnemende werkgevers kunnen voor de jongeren zonder startkwalificatie die behoren tot de doelgroep en die voor 1 oktober 2007 geplaatst worden op een bpv-plek tot maximaal 2 jaar na de start van de bpv-overeenkomst in aanmerking komen voor vergoeding door de gemeente van de gemaakte loonkosten bij ziekte.

Ons kenmerk AM/06/16362
Datum 28 februari 2006

Hoewel gemeenten in beginsel binnen het W-deel al voldoende mogelijkheden hebben om werkgevers tegemoet te komen bij het vergoeden van kosten bij ziekte, zijn wij bereid de uitrol te ondersteunen met extra subsidie. Aan de deelnemende gemeenten zal daarom subsidie worden toegekend voor de uitvoering van de no-riskpolis en de vergoeding van door werkgevers gedeclareerde kosten in verband met loondoorbetaling bij ziekte.

Met de indieners van de motie zijn wij het eens dat de no-riskpolis blijft voorbehouden aan de jongeren zonder startkwalificatie die behoren tot de doelgroep en dat hiermee geen sprake is van precedentwerking naar andere groepen.

Ook zijn wij het met de indieners van de motie eens dat goede evaluatie en monitoring van de effecten van de no-riskpolis van belang is en wij zullen dan ook zorgen voor een flankerend onderzoek. De Staatssecretaris heeft in relatie hiermee tijdens het VAO Arbeidsmarkt van 21 februari jl. aangegeven belang te hechten aan een zorgvuldige samenstelling van de referentiegroep.

In het kader van de ontwikkeling van een aanpak voor jongeren die niet gemotiveerd zijn voor scholing of werk (het derde spoor) heeft de Taskforce het kabinet geadviseerd om voor succesvolle begeleiding van deze groep een zwaarder instrument in te zetten. In het belang van de toekomstkansen van deze jongeren bepleit de Taskforce dat zij verplicht opgenomen worden in een internaatachtige instelling, waar de jongeren met sterke aanpak discipline, dagritme en sociaal gedrag wordt bijgebracht. Hiervoor hanteerde de Taskforce de term `prep camps'. Wij laten de komende weken onderzoek doen naar de afbakening van de doelgroep en de rechtsgronden van zowel `prep camps' als eventuele alternatieve voorzieningen om tot een adequate aanpak te kunnen komen. Op grond van de uitkomsten, die naar verwachting in april beschikbaar zijn, zullen wij bezien welke mogelijkheden voorhanden zijn en in overleg met de Taskforce verdere stappen zetten.

De Minister van Sociale Zaken de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus) (H.A.L. van Hoof)


---