28.02.2006
Van
Geel informeert Kamer over markttoelatingen
VROM-staatssecretaris Van Geel heeft de Tweede Kamer afgelopen week
uitgebreid geïnformeerd over de huidige onoverzichtelijke situatie met
betrekking tot EU-markttoelatingen van GGO's. In een brief ten behoeve
van het algemeen overleg van de Kamercommissies van VROM en Europese
Zaken op 23 februari jl. geeft Van Geel een uitgebreide toelichting op
(de achtergronden van) deze situatie.
In 2003 heeft de EU haar regelgeving op het terrein van de
markttoelatingen van GGO's, GG-levensmiddelen en -diervoeders
aanzienlijk aangescherpt. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de
opheffing van het de facto moratorium op de toelating van deze
producten. Desalniettemin verlopen zowel de 'milieutoelatingen' als de
toelatingen voor de toepassing van GGO's in levensmiddelen en
diervoeders nog buitengewoon moeizaam. Bij de besluitvorming in zowel
de ambtelijke comités als de Ministerraden kon ook na de opheffing van
het moratorium geen enkele maal de benodigde gekwalificeerde
meerderheid (voor of tegen) worden bereikt. In al deze (8) gevallen
heeft de Europese Commissie op grond van haar bevoegdheid uiteindelijk
besloten de betrokken producten op de EU-markt toe te laten.
In alle gevallen betrof het producten die op grond van de door de EU
uitgevoerde technisch-wetenschappelijke analyses als veilig kunnen
worden beschouwd. Desalniettemin stemden diverse lidstaten tegen de
voorgestelde markttoelatingen of onthielden zich van stemming. De
positie van deze landen, zo stelt Van Geel, wordt ingegeven door de
weerstand die zij voelen om goedkeuring te verlenen aan de toelating
van GG-producten. De uitkomsten van de technisch-wetenschappelijke
evaluaties passen daarom niet altijd bij de politieke wens om een
toelating af te wijzen.
Het onvermogen van de lidstaten om een besluit te nemen over de door
de Europese Commissie voorgelegde voorstellen voor markttoelatingen
maakt deel uit van het beleidsdebat dat de EU-milieuministers in
december 2005 zijn gestart. Met het oog op de 20 tot 30
toelatingsaanvragen die in 2006 ter stemming aan de lidstaten zullen
worden voorgelegd, is dit debat - dat op 9 maart a.s. zal worden
voortgezet - bijzonder interessant.
In deze brief gaat staatssecretaris Van Geel overigens ook uitgebreid
in op het Nederlandse standpunt bij deze discussie en hij stelt
hierbij onder meer dat Nederland van mening is dat:
* Het huidige EU-regelgevend kader voldoende garanties biedt voor
een afdoende bescherming van mens en milieu;
* Dat de toepassing van het beoordelingskader van de mogelijke
risico's enerzijds en de maatschappelijk-politieke discussie
anderzijds feitelijk gescheiden moeten blijven;
* De verplichting tot monitoring van GGO-producten na toelating tot
de markt een afdoende mechanisme is om eventuele negatieve
lange-termijneffecten te identificeren en dat de
traceerbaarheidsvereisten het vervolgens mogelijk maken verdere
preventieve of herstelmaatregelen te nemen;
* Coëxistentiemaatregelen vanwege de locatiegebonden
karakteristieken het beste op nationaal niveau genomen kunnen
worden;
* De toepassing van het voorzorgsbeginsel in het kader van het nemen
van risicomanagement-maatregelen om de waarschijnlijkheid of het
effect van een geïdentificeerd risico te reduceren, afdoende en
eenduidig in de EU-regelgeving is vastgelegd;
* De comitologie-procedure, op basis waarvan de Commissie bij
markttoelatingen de knoop doorhakt als de lidstaten hierover geen
overeenstemming kunnen bereiken, van algemene toepassing is en dat
eventuele aanpassing van die procedure daarom niet alleen in het
licht van de GGO-toelatingen kan worden besproken.
Nadere informatie wordt verstrekt door Frans Köster, tel. 070-3195118,
e-mail koster@mvo.nl.
Sluit venster