WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : IZ. 2006/359
datum : 24-02-2006
onderwerp : Verslag Landbouw- en Visserijraad van 20 februari 2006
bijlagen : 1
Geachte Voorzitter,
Hierbij breng ik u verslag uit van de Landbouw- en Visserijraad die op
20 februari jl. in Brussel heeft plaatsgevonden.
De Raad heeft het suikerakkoord en de strategische richtsnoeren voor
plattelandsontwikkeling definitief aangenomen. Er is een inhoudelijk
debat gevoerd over bio-energie en over het actieplan dierenwelzijn.
Onder diversen stond een groot aantal onderwerpen geagendeerd,
waaronder de laatste informatie van Commissaris Kyprianou over aviaire
influenza, de situatie op de pluimveemarkt als gevolg daarvan en de
WTO-onderhandelingen. Ook gaf de Commissie informatie over de
toepassing van cross compliance in relatie tot het Hygiënepakket en
over de voortgang in de samenwerking op het gebied van
landbouwonderzoek. Tot slot is gesproken over de definitie van wodka
en over vrijwaringsmaatregelen tegen geïmporteerde appelen.
Akkoord suikerhervorming
Zoals verwacht keurde de Raad de juridische uitwerking van het
politieke akkoord van afgelopen november over de hervorming van de
suikermarkt zonder discussie goed. Momenten van spanning over de
definitieve opstelling van enkele lidstaten gingen daaraan overigens
wel vooraf. Tevens kondigde Commissaris Fischer Boel aan dat zij
waarschijnlijk begin maart een voorstel zal doen voor een tijdelijke,
eenmalige quotumkorting van ongeveer 2,5 miljoen ton. Ik heb de Kamer
hier al eerder over geïnformeerd (Kamerstukken 2005-2006, 21501-32,
nr. 146).
Strategische richtsnoeren plattelandsontwikkeling
Commissaris Fischer Boel lichtte het advies van het Europees Parlement
over de strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling kort
toe. De Raad had hierover afgelopen november al een politiek akkoord
bereikt en nam het voorstel nu zonder inhoudelijke discussie met
unanimiteit definitief aan.
Bio-energie
Aan de hand van een aantal vragen heeft de Raad gediscussieerd over
het actieplan biomassa en de EU-strategie voor biobrandstoffen. De
lidstaten werd onder meer gevraagd aan te geven welke maatregelen zij
nodig achten om een duurzame voorziening van biobrandstoffen in de EU
te bevorderen. Alle lidstaten waren het erover eens dat bio-energie
een cruciale rol kan spelen bij de energiebevoorrading van de EU.
Minder eensgezindheid bestond over de vraag of het merendeel van de
biobrandstoffen in de EU zelf moet worden geproduceerd. Enkele
lidstaten wezen op het belang van de import van biobrandstoffen. Een
vrij grote groep pleitte daarentegen voor enige terughoudendheid in
het openen van de grenzen, onder meer omdat de Europese
biobrandstoffenindustrie nog in de kinderschoenen staat. Ook meenden
zij dat de EU de ene invoerafhankelijkheid (olie en gas) niet moet
vervangen door de andere (biobrandstoffen). Deze zorg kwam ook tot
uitdrukking in de antwoorden op de vraag welke maatregelen nodig zijn
om een duurzame voorziening van biobrandstoffen in de EU te
bevorderen. Een Europese bijmengingsverplichting, het optimaal
benutten van de bosbouw, belastingprikkels en het gebruik van
dierlijke bijproducten waren andere suggesties.
In zijn algemeenheid heb ik opgemerkt dat de non-food toepassing van
landbouwproducten nieuwe kansen biedt voor de agrarische sector, maar
dat enig realisme op zijn plaats is. We moeten voorzichtig zijn om de
toekomst van de Europese landbouw niet aan deze nieuwe ontwikkelingen
op te hangen. Dat neemt niet weg dat bio-energie op termijn een
belangrijke bijdrage kan leveren aan het vergroten van het aandeel
hernieuwbare energie. In dat kader heb ik gepleit voor onderzoek naar
en ontwikkeling van de tweede generatie biobrandstoffen, die een hoger
energierendement hebben. Ook heb ik aangegeven voorstander te zijn van
een geharmoniseerde invoering van de richtlijn biobrandstoffen, bij
voorkeur in de vorm van een verplichte bijmenging. Verder heb ik
aangegeven de ideeën van de Commissie over duurzaamheidscriteria met
belangstelling tegemoet te zien. In antwoord op de vraag of de
productie van biobrandstoffen in de EU zelf moet worden gestimuleerd,
heb ik de Commissie gevraagd zich uit te spreken over de verwachte
kosten en baten hiervan. Hoewel die vraag moeilijk is te beantwoorden,
zou het goed zijn om meer inzicht te krijgen in de effecten van het
stimuleren van de biobrandstoffenproductie op de afhankelijkheid van
energie-importen, de groei en werkgelegenheid, de economische
ontwikkeling van het platteland en het milieu. Tot slot heb ik
aangegeven dat het belangrijk is om de productie van bio-ethanol te
stimuleren in de ontwikkelingslanden die getroffen zijn door de
hervorming van de suikermarkt.
Op basis van de discussie heeft het voorzitterschap een aantal
algemene conclusies geformuleerd. Deze dienen als bijdrage voor de
discussie die de Europese regeringsleiders tijdens de aankomende
Voorjaarsraad zullen voeren over het Europees energiebeleid.
Actieplan dierenwelzijn
De discussie over het actieplan dierenwelzijn, dat in januari aan de
Raad was gepresenteerd, vond eveneens plaats op basis van enkele
vragen. Het antwoord op de vraag of bestaande minimumnormen verder
ontwikkeld moeten worden, was voor de meeste lidstaten afhankelijk van
onderbouwing door wetenschappelijk onderzoek.
Enkele lidstaten meenden dat daarbij in het bijzonder rekening moet
worden gehouden met de socio-economische effecten van het aanscherpen
van welzijnsnormen. Ik heb mijn steun voor wetenschappelijk onderzoek
naar welzijnsnormen uitgesproken, omdat op basis hiervan standaard
welzijnsindicatoren kunnen worden ontwikkeld. Die openen de deur naar
de door Nederland gewenste doelvoorschriften. Voorts lag de vraag voor
of er minimumnormen moeten worden ontwikkeld voor diersoorten waarvoor
nu nog geen specifieke welzijnseisen bestaan. Hoewel de Raad hier niet
unaniem voorstander van was, noemden enkele lidstaten in dit kader
onder meer melk- en vleesvee en pelsdieren. Zelf heb ik aangegeven te
denken aan nieuwe normen voor vleeskuikenouderdieren, nertsen,
konijnen en in een later stadium wellicht vissen. Op de vraag of
betere voorlichting en communicatie kunnen bijdragen aan een
verbetering van het Europees dierenwelzijn, reageerden alle ministers
instemmend. In dit licht heb ik mijn interesse uitgesproken voor de
uitkomsten van het onderzoek dat de Commissie uitvoert over
etikettering.
Commissaris Kyprianou gaf aan dat hij voor de zomer een voorstel zal
doen om de handel in honden- en kattenbont (zoals toegezegd in mei
2005) op EU-niveau aan te pakken en voor het einde van zijn termijn
als Commissaris de kwestie van reis- en rusttijden van dierentransport
opnieuw zal bekijken. De voorzitter eindigde de discussie met de
mededeling dat op 30 maart een conferentie over dierenwelzijn wordt
georganiseerd.
Diversen
a) Aviaire influenza
Commissaris Kyprianou informeerde de Raad over de laatste
ontwikkelingen op het gebied van aviaire influenza. In reactie op de
recente uitbraken in de diverse lidstaten heeft de Commissie direct
communautaire maatregelen vastgesteld. Kyprianou meldde dat naast de
huidige verspreiding door met name zwanen uit Centraal- en
Oost-Europa, de EU zich ook moet voorbereiden op de komende
voorjaarstrek van wilde watervogels uit Afrika. Ook benadrukte hij het
belang van goede controle aan de EU-buitengrenzen. Ik heb de
Commissaris bedankt voor de snelle en accurate informatievoorziening
en gewezen op het belang van uniforme maatregelen. Hoewel de
verspreiding van het virus nu vooral gebeurt via wilde watervogels,
hebben de ervaringen in 2003 geleerd dat het virus zich bij een
uitbraak in de commerciële pluimveehouderij met name via personen en
dienstverkeer verspreidt. Dit zijn dan ook punten die niet uit het oog
moeten worden verloren. Tot slot heb ik aangegeven dat vaccinatie
onmisbaar is om een snelle verspreiding van het virus te voorkomen. Ik
heb aangegeven te hopen op een snelle goedkeuring van de door
Nederland ingediende vaccinatieplannen. Daar heeft de Commissie
inmiddels gehoor aan gegeven. Op 22 februari jl. heb ik de Kamer hier
per brief over geïnformeerd.
b) WTO-onderhandelingen
Commissaris Fischer Boel gaf een korte update van de onderhandelingen
die momenteel in WTO-kader worden gevoerd. De Commissaris benadrukte
daarbij dat de EU geen nieuw onderhandelingsaanbod op tafel zal leggen
en van mening te zijn dat anderen nu aan zet zijn. Ik heb de
Commissaris bedankt voor haar krachtige aanpak.
Wel heb ik het belang van non trade concerns in herinnering gebracht
en gewezen op de noodzaak om vast te houden aan parallelle uitfasering
van exportrestituties. Aanvullend op dat laatste punt heb ik opgemerkt
dat wat Nederland betreft de uitfasering van exportrestituties
gebaseerd moet worden op budgetafspraken en niet op afspraken over het
volume. Fischer Boel bevestigde dat dit ook voor de Commisse het
uitgangspunt is.
c) Cross compliance
Tijdens de Raad van afgelopen december heeft een aantal lidstaten de
vraag aan de orde gesteld hoe het zogenaamde Hygiënepakket - dat
voortvloeit uit de General Food Law - zich verhoudt tot cross
compliance. In tegenstelling tot de Commissie was het merendeel van de
lidstaten van mening dat het Hygiënepakket hiervan niet automatisch
onderdeel uitmaakt. Daarnaast meenden zij dat het onduidelijk is welke
bepalingen van het Hygiënepakket voor de primaire producent van
toepassing zijn. Om de Raad tegemoet te komen, heeft Commissaris
Fischer Boel toegezegd hierover in maart schriftelijk meer informatie
te verstrekken.
d) Samenwerking landbouwonderzoek
Dit onderwerp staat sinds het Nederlands Voorzitterschap halfjaarlijks
op de agenda. Dit heeft inmiddels een betere positionering
bewerkstelligd voor landbouwonderzoek in het 73 Kaderprogramma.
Commissaris Fischer Boel heeft verslag uitgebracht van de
werkzaamheden van het permanente comité, dat zich de afgelopen maanden
onder meer heeft bezig gehouden met het bevorderen van de samenwerking
tussen onderzoeksfinanciers in de EU. De afgelopen maanden is een
onderzoeksagenda op het gebied van landbouw en visserij geformuleerd
en zijn er voor elke thema werkgroepen opgericht. Voorts liet het
voorzitterschap weten dat landbouwonderzoek een van de
hoofdonderwerpen is tijdens de Informele Landbouwraad van 28 tot en
met 30 mei a.s.
e) Situatie op de pluimveemarkt
Op verzoek van Griekenland sprak de Raad opnieuw over de verslechterde
situatie op de pluimveemarkt. Griekenland pleitte voor aanvullende
maatregelen om de economische impact van de uitbraak van aviaire
influenza te beperken. Daartoe deed het land enkele suggesties,
waaronder de communautaire opkoop van voorraden en het zoeken naar
nieuwe afzetmogelijkheden. Voorts pleitte Griekenland voor
EU-financiering van informatiecampagnes over de veiligheid van
pluimveeproducten en voor algemene economische maatregelen om de
crisis te bezweren. Dit pleidooi kon op de nodige steun rekenen. Ook
ik heb mijn zorgen over de marktsituatie geuit en aangegeven open te
staan voor ideeën van de Commissie om de situatie te verbeteren.
Commissaris Fischer Boel liet weten dat zij de exportrestituties
recentelijk heeft verhoogd en dat de Commissie zich nog beraadt over
de effecten van een informatiecampagne. Die kunnen namelijk ook
averechts werken, zo merkte zij op.
f) Voordat de Commissie bijzondere marktmaatregelen kan nemen, moet er
eerst sprake zijn van een ernstige belemmering in het vrij verkeer van
pluimveeproducten. Hoewel dit nu nog niet het geval is, gaf Fischer
Boel aan dit in het licht van eventuele nieuwe uitbraken te zullen
herbezien. In antwoord op het Griekse verzoek om voorraden op te
kopen, liet zij weten dat gezien de korte productiecyclus de sector
zelf in staat moet zijn om de productie snel terug te dringen. De
Commissaris liet wel weten eventuele verzoeken voor staatssteun met
een positieve insteek te zullen beoordelen en met voorstellen te komen
als er daadwerkelijk een crisissituatie ontstaat.
g) Definitie van wodka
Met steun van zeven lidstaten hield Polen een pleidooi om de definitie
van wodka in de nieuwe richtlijn voor gedestilleerde dranken aan te
passen. Volgens de huidige definitie mag wodka van diverse agrarische
producten gemaakt worden. Polen is van mening dat wodka alleen van
granen en aardappels gemaakt mag worden. Nederland heeft in het
kielzog van het Verenigd Koninkrijk en Ierland aangegeven geen
voorstander te zijn van een dergelijke definitiewijziging. Een
voornaam argument daarbij is dat dit tot gevolg zou hebben dat sommige
producenten ineens geen wodka meer zouden mogen produceren.
Commissaris Fischer Boel gaf kort repliek door te stellen dat in het
voorstel geen sprake is van definitiewijzigingen en dat zij daartoe
ook geen voornemen heeft.
h) Illegale aanvoer kabeljauw uit de Barentszee
Zweden en Denemarken hielden een gezamenlijk pleidooi voor het
tegengaan van illegale kabeljauwvangst in de Barentszee. Beide landen
pleitten voor betere informatie-uitwisseling over aanlandingen en voor
versterkte controles in de havens waar de vis wordt aangeland. Ook
drongen zij er bij de Commissie op aan om internationale afspraken te
maken over illegale visvangst met Noorwegen en Rusland. In zijn
reactie liet Commissaris Borg weten eveneens een einde te wensen aan
illegale vangsten in de Barentszee, maar dat het hier gaat om een door
Noorwegen en Rusland gezamenlijk beheerd bestand. Bovendien is het erg
moeilijk om een onderscheid te maken tussen ongewenste bijvangsten en
illegale vangsten. Hij zegde toe de dialoog met Noorwegen en Rusland
over dit problemen te versterken.
i) Geïmporteerde appels
Net als in november vroeg Frankrijk opnieuw aandacht voor de invoer
van appels.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlage 1
Op het gebied van landbouw en visserij zijn de volgende punten als
A-punt, dat wil zeggen zonder verdere discussie, door de Raad
aangenomen.
* Aanneming van een beschikking van de Raad tot verlenging van de
geldigheidsduur van Beschikking 82/530/EEG waarbij het Verenigd
Koninkrijk wordt gemachtigd de autoriteiten van het eiland Man toe
te staan een stelsel van bijzondere invoervergunningen toe te
passen voor schapenvlees en rundvlees.
* Speciaal verslag nr. 3/2005 over plattelandsontwikkeling -
Verificatie van de agromilieu-uitgaven.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit