WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/460
datum : 23-02-2006
onderwerp : Gewasbescherming: stemming 8 stoffen in SCFCAH
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
In reactie op het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit van 14 februari jl. informeer ik u mede
namens de staatssecretaris van VROM als volgt.
1. Stand van zaken besluitvorming in de SCFCAH
In de vergadering van het Standing Committee on the Food Chain and
Animal Health (SCFCAH) van 26 en 27 januari jl. is niet gestemd over
de 8 resterende stoffen van de eerste lijst voor de plaatsing op Annex
I van de gewasbeschermingsrichtlijn 91/414/EEG. Reden hiervoor is dat
de Commissie haar interne beraadslagingen nog niet volledig had
afgerond.
De stemming is nu voorzien in een SCFCAH-vergadering van 3 maart 2006.
Het voorstel van de Commissie zal wederom zijn om alle 8 stoffen onder
stringente restricties te plaatsen op Annex I. Nederland zal 8 keer
tegen dit voorstel stemmen, zoals ik u uiteen heb gezet in mijn brief
van 26 januari 2006.
2. Verdere procedure
Naar verwachting zal er op 3 maart a.s. voor het Commissievoorstel
geen gekwalificeerde meerderheid zijn waarna op basis van de
comitologie het voorstel zal worden voorgelegd aan de Raad.
In de Raad zal - met de huidige stand van zaken - naar verwachting
alleen een niet-plaatsingsbesluit van de 8 stoffen met mogelijkheid
tot gebruik voor essential uses 1 (voor een overgangsperiode van 4
jaar) op een gekwalificeerde meerderheid kunnen rekenen.
Nederland analyseert op dit moment voor welke toepassingen van de 4 in
Nederland toegelaten stoffen zij mogelijk gebruik wil maken van deze
essential use-mogelijkheid.
Als de Raad niet binnen 90 dagen tot een gekwalificeerde meerderheid
komt, dan zal de Commissie het op 26 en 27 januari jl. geagendeerde
voorstel van plaatsing onder stringente voorwaarden op Annex I voor 7
jaar uitvoeren.
3. Onthouding van stemming bij onvoldoende informatie over de werking
van de stof
Nederland heeft zich onthouden bij een aantal van de overige, op 26 en
27 januari jl. geagendeerde stoffen, omdat in enkele gevallen
onvoldoende informatie bestond over hun nevenwerking ten aanzien van
bijvoorbeeld toxiciteit voor vogels, zoogdieren en waterorganismen. De
industrie is verantwoordelijk voor het aanleveren van een volledig
dossier en dus ook voor het aanleveren van nog ontbrekende informatie.
De Commissie zal echter niet wachten op het beschikbaar komen van deze
aanvullende informatie. Ze wil, onder meer onder druk van de
langetermijnagenda, het besluit ten aanzien van deze stoffen niet
langer uitstellen.
De stempositie van Nederland wordt in gezamenlijk overleg tussen de
departementen vastgesteld en is vooral gebaseerd op een uitgebreid
advies van het CTB. In twijfelgevallen ten aanzien van een veilig
gebruik van een werkzame stof kan Nederland zich beroepen op het
voorzorgprincipe en onthoudt zich van stemming.
De aanvullende studies kunnen in ieder geval voor het verlenen van een
nationale toelating van een gewasbeschermingsmiddel na plaatsing van
de werkzame stof op Annex I door de lidstaten ook nog zelf worden
beoordeeld.
Ik ga ervan uit dat ik u thans voldoende heb geïnformeerd over de
besluitvorming in het SCFCAH.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 Lidstaten kunnen gelijk aan beschikking 2003/199/EG bij de Commissie
een restrictieve aanvraag tot 'essential use' indienen om een middel
te gebruiken met een werkzame stof waarvan is besloten deze niet op
Annex I te plaatsen. De lidstaat moet daarbij wel aantonen dat de
specifieke toepassing reeds toegelaten was en noodzakelijk is voor de
landbouw en dat voor het betreffende middel geen alternatief middel
voor handen is en aanvullende restricties worden opgelegd en via een
actieplan wordt gezocht naar alternatieve middelen of methoden en dat
aan alle voorwaarden wordt voldaan naar verwachting van de lidstaat.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit