ChristenUnie
Verslag Medezeggenschap op scholen woensdag 22 februari 2006 - 09:09
Door: Arie Slob
Algemeen
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het
wetsvoorstel hetgeen beoogt de medezeggenschapsstructuur in het
primair, voortgezet en speciaal onderwijs ingrijpend te wijzigen. Deze
leden onderkennen dat door de beweging van autonomievergroting,
deregulering en decentralisatie scholen een sterkere positie hebben
gekregen en dat daarom voldoende tegenwicht van personeel, ouders en
leerlingen geboden is. Dat er wordt gezocht naar het in evenwicht
brengen van de positie van bevoegd gezag enerzijds en personeel,
ouders en leerlingen anderzijds, vinden deze leden dan ook logisch.
Tevens willen zij opgemerkt hebben dat zij verheugd zijn over het
uitgangspunt van gezamenlijke medezeggenschap dat ten grondslag ligt
aan onderhavig wetsvoorstel. Op een aantal punten hebben de leden van
de ChristenUnie-fractie echter grote vragen.
Par. 3.1. Bevoegdheden
p.11 MvT. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering toe
te lichten op welke wijze met het laten vervallen van de
spiegelbepaling en het tegelijk introduceren van het initiatiefrecht,
kan worden voorkomen dat er een verzwakking optreedt van de positie
van met name de ouder-/leerlinggeleding van de medezeggenschapsraad?
Zij vragen de regering meer in het algemeen in te gaan op de gespannen
verhouding tussen enerzijds het uitgangspunt van gezamenlijkheid en
anderzijds de introductie van eigenstandige bevoegdheden van de
verschillende geledingen?
p.11 MvT. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering naar
de consequentie van de introductie van zelfstandige
instemmingbevoegdheden? De leden van de ChristenUnie-fractie vrezen
dat dit kan leiden tot extra polarisering van de onderlinge
verhoudingen. Zij vragen de regering hierop in te gaan.
Par. 3.4. Geschilbeslechting
p.15 MvT. De leden van de ChristenUnie-fractie stellen grote vragen
bij de in het wetsvoorstel neergelegde wens om te komen tot één
geschillencommissie. Zij vragen de regering waar en wanneer het fout
is gegaan in de huidige structuur, dat de praktijk van verschillende
geschillencommissies dergelijke vergaande aanpassing behoeft? Zij
vragen de regering in de beantwoording in het bijzonder aandacht te
besteden aan het beginsel van proportionaliteit? Meer fundamenteel
vinden de leden van de ChristenUnie-fractie dat geschillenbeslechting
in eigen kring, behoort tot de vrijheid van inrichting van het
onderwijs. Zij vinden dat de praktijk van geschillenbeslechting binnen
de eigen denominatie past binnen de beweging van autonomievergroting
en zelfregulering en zien daarom geen noodzaak tot centralisering van
de geschillencommissies. Daarnaast vragen zij de regering te
onderbouwen dat er op dit moment sprak is van gebrekkige efficiëntie
en te hoge kosten? Zij wijzen op het feit dat er ook juridisch geen
noodzaak bestaat tot eenheid; uitspraken van geschillencommissies
blijven in beroepszaken eigenlijk altijd in tact.
Daarnaast vragen zij de regering te reageren op de opmerkingen van de
Onderwijsraad, namelijk dat het niet valt uit te sluiten dat een
nieuwe centrale commissie als institutie de neiging zal hebben om zich
te profileren en uit te groeien naar een semi-rechtsprekend orgaan? De
leden van de ChristenUnie-fractie vragen in dit verband tevens hoe de
uniformering op dit punt zich verhoudt tot het centrale uitgangspunt
van de wet, namelijk de grote bestuurlijke variëteit mede ingegeven
door de omstandigheid dat de vrijheid van inrichting een grote rol
speelt in de sectoren primair en voortgezet onderwijs.? Zij vragen de
regering ook in te gaan op de samenhang van de wens om te komen tot
één geschillencommissie en het tegelijkertijd laten vervallen van de
ontheffingsmogelijkheid? De Onderwijsraad verwacht dat door het laten
vervallen van de ontheffingsmogelijkheid er mogelijk meer geschillen
zullen ontstaan, die onder andere te maken hebben met denominatie.
Deelt de regering deze verwachting? Zo neen, waarom niet?
Par. 3.5. Ontheffing
p.17/18. MvT. De regering stelt terecht dat er een aantal scholen
bestaat met principiële bezwaren tegen iedere formalisering van de
medezeggenschap door leerlingen. De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen zich daarom af of het laten vervallen van de
ontheffingsmogelijkheid proportioneel is, nu steeds minder scholen
gebruik maken van deze mogelijkheid. Daarnaast merken de leden van de
ChristenUnie-fractie ten aanzien van de gecreëerde
afwijkingsmogelijkheid het volgende op. Op dit moment zijn er diverse
mogelijkheden om af te wijken (met inachtneming van het vereiste van
de gekwalificeerde meerderheid). Men kan er voor kiezen alle
bevoegdheden van alle geledingen om te zetten in een advies. Of men
kiest ervoor om alle bevoegdheden van één geleding om te zetten in een
adviesbevoegdheid. Tenslotte kan men er voor kiezen de eigenstandige
bevoegdheden van de leerlinggeleding om te zetten in een
adviesmogelijkheid. De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het
feit dat er geen mogelijkheid is om de instemmingsbevoegdheden die de
ouder- en leerlinggeleding gezamenlijk hebben, om te zetten in een
adviesbevoegdheid voor de leerlingen en een instemmingsbevoegdheid
voor de ouders. Om alle instemmingsbevoegdheden van leerlingen om te
zetten in een adviesbevoegdheid, zou het bevoegd gezag voor de
instemmingsbevoegdheden uitgeoefend door ouders en leerlingen
gezamenlijk, ook de ouders moeten duperen, door hen op dit punt hen
ook het instemmingsrecht te ontnemen. De leden van de
ChristenUnie-fractie vinden dit onredelijk en vragen de regering om
splitsing mogelijk te maken. Op die manier kunnen de ouders hun
instemmingsbevoegdheid houden en krijgen de leerlingen een
adviesbevoegdheid.
Par. 3.6. Faciliteiten/Flankerend beleid
p.18. MvT. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in
het verband van de faciliteitenregeling naar de positie van de
ouderraad. Zij constateren dat, in tegenstelling tot de WMO (artikel
26), in het voorliggende wetsvoorstel geen verwijzing is opgenomen
naar de mogelijkheid een ouderraad, personeelsraad of leerlingenraad
in te stellen. Evenmin is in voorliggend wetsvoorstel een regeling ter
facilitering van deze raden opgenomen. Zij vragen de regering om een
toelichting hierop?
Par. 5. Financieel kader
p.19. MvT. Voor de uitvoering van het voorstel is in structurele zin
niet voorzien in extra uitgaven ten laste van de rijksbegroting. De
leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of, en zo nee
waarom niet, zij verwacht dat een versterking van de positie van de
medezeggenschapsraad tot meer kosten zal leiden?
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 29 lid 1
Volgens de Onderwijsraad blijkt uit de Memorie van Toelichting dat bij
het omzetten van zelfstandige instemmingsrechten van de
leerlinggeleding instemming van een tweederde meerderheid niet nodig
is, maar slechts een advies. De leden van de ChristenUnie-fractie
kunnen dit niet opmaken uit de memorie van toelichting, noch uit de
formulering van het wetsartikel (artikel 29 lid 1 WMS) zelf. Zij
vragen de regering naar de juistheid van de stelling van de
Onderwijsraad.
Artikel 32 lid 3
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het klopt dat door dit
artikel men uitgaat van de redelijkheid van de onthouding van de
instemming door de medezeggenschapsraad en de bewijslast voor het
aantonen van het tegenovergestelde, bij het bevoegd gezag ligt? Tevens
vragen zij of het klopt dat dit een omkering van de bewijslast
betekent ten opzichte van de WMO, waarbij men uitging van de
redelijkheid van het besluit van het bevoegd gezag, tenzij het
tegendeel was bewezen? Zo ja, wordt daarmee niet het primaat en de
eindverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag aangetast en acht de
regering dit wenselijk, zo vragen deze leden? Zij vragen de regering
in dit verband de consequenties van de aanscherping van het
toetsingscriterium toe te lichten, mede gezien ook in het licht van de
wens te komen tot één geschillencommissie.
---