Sociaal Beleidskader voor reorganisaties bij PGGM 2004-2009
24-02-2006
Inhoudsopgave
1. Algemene bepalingen
1. Omgevingsdynamiek en organisatiewijzigingen bij PGGM 3
2. Looptijd 4
3. Werkingssfeer 4
4. Definities 4
5. Hardheidsclausule 5
6. Status en vervanging bestaande regelingen 5
Uitgangspunten Sociaal Beleidskader 6
Plaatsingsprocedure binnen het reorganisatieproces
1. De formatieve impactanalyse 8
2. Toedeling van functies 8
3.2.1. Uitgangspunten
3.2.2. Het afspiegelingsbeginsel
3.2.3. Het plaatsingsproces
3. Arbeidsongeschiktheid 11
Boventalligheid
1. Maatregelen om boventalligheid te beperken 12
2. Boventalligheid 12
3. Belangstellingsregistratie 13
Interne herplaatsing 14
Externe herplaatsing 15
Beëindiging dienstverband 16
Financiële regelingen
1. Bij herplaatsing binnen PGGM 17
2. Remplaçantenregeling 18
8.3 Bij beëindiging van het dienstverband 18
8.3.1. Aanvulling op WW
8.3.2. Schadeloosstelling ineens
9. Slotbepalingen 19
Bijlagen:
I Commissie ten behoeve van vaststellen van gewijzigde functies 21
II Mobiliteitsvoorziening 22
III Wachtgeldregeling 23
IV Geschillencommissie 27
1. Algemene bepalingen
1.1 Omgevingsdynamiek en organisatiewijzigingen bij PGGM
De ontwikkeling van PGGM kenmerkt zich onder meer door een steeds
toenemende complexiteit en een hoger tempo van veranderingen.
In een dergelijke dynamische omgeving zal PGGM de komende jaren
(veelal tegelijkertijd) worden geconfronteerd met zowel strategische
heroriëntaties als noodzakelijke aanpassingen van de interne
organisatie. Bijvoorbeeld aan de eisen van klant- en marktgerichtheid,
nieuwe informatietechnologieën/-infrastructuur, een efficiëntere
inrichting van werkprocessen, samenwerkingsverbanden met andere
ondernemingen, inkrimping van bedrijfsonderdelen, focus op
productinnovatie en klanttevredenheid en een kostenefficiënte
bedrijfsvoering. Dit alles bijdragend aan het ambitieniveau en de
eisen van de opdrachtgever.
Dergelijke heroriëntaties zullen nagenoeg altijd consequenties hebben
voor de structuur van PGGM en de werkgelegenheid, zowel kwantitatief
als kwalitatief. Organisatiewijzigingen op alle niveaus zullen aan de
orde zijn. De daaruit voortkomende reorganisaties zullen tot gevolg
hebben dat functies komen te vervallen en/of de inhoud van de functies
en de daaraan te stellen eisen in meerdere of mindere mate zullen
wijzigen.
Om de organisatiewijzigingen en werkgelegenheidseffecten positief te
ondersteunen zowel vanuit het belang van PGGM als de individuele
medewerkers- is dit Sociaal Beleidskader opgesteld om de nadelige
gevolgen op een zorgvuldige manier te ondervangen.
Belangenafweging organisatie en medewerker.
Bij de toedeling van functies aan medewerkers wordt steeds een
afweging gemaakt tussen de belangen van PGGM en de individuele
medewerker. In casu tussen:
- het primaat van de eis van handhaving van de continuïteit en
kwaliteit van de
bedrijfsvoering enerzijds en
- anderzijds plaatsingskansen van de betrokken medewerker op basis van
gebleken
geschiktheid voor een nieuwe functie respectievelijk om op redelijke
termijn de
geschiktheid daarvoor te verwerven.
In dit Sociaal Beleidskader wordt hierna aangegeven hoe met deze
afweging omgegaan wordt.
1.2. Looptijd
De looptijd van dit Sociaal Beleidskader is van 1 januari 2004 tot 1
januari 2009. Indien geen der partijen voor 1 oktober 2008 aan de
andere partij schriftelijk te kennen heeft gegeven dat zij deze
overeenkomst wenst te beëindigen zal deze geacht worden voor de
periode van een jaar stilzwijgend te zijn verlengd.
De inhoud van dit Sociaal Beleidskader kan tijdens de looptijd worden
gewijzigd door partijen indien door bijzondere omstandigheden van
bedrijfseconomische aard of door verandering in wettelijke bepalingen
de ratio aan dit beleidskader is ontvallen.
Indien en voorzover in toekomstige reorganisaties er naar het oordeel
van partijen aanleiding bestaat om aanpassingen te plegen, zullen
partijen daarover in overleg treden.
1.3. Werkingssfeer
Dit Sociaal Beleidskader regelt de gevolgen van alle reorganisaties
binnen PGGM en is niet van toepassing bij beëindiging van de
arbeidsovereenkomst als gevolg van verwijtbaar disfunctioneren van de
individuele medewerker danwel in geval een dringende reden zoals
bedoeld in BW artt. 677 en 678.
Er is sprake van een reorganisatie indien de hoofddirectie formeel
heeft vastgesteld dat er sprake is van één of meerdere van de volgende
omstandigheden:
* fte´s die dalen ten gevolge van een structureel dalend werkaanbod,
* functie(niveau)(s) die veranderen of wijzigen ten gevolge van
herindeling van taken en wijziging in vereiste competenties (zie
ook bijlage 1, artikel 5),
* een adviestraject bij de OR waarbij organisatiewijziging object
van advisering is.
1.4. Definities
In dit beleidskader worden de volgende definities gehanteerd
* Medewerker: degene die een dienstverband voor onbepaalde tijd
heeft met PGGM.
* Functieverlies: het verlies van functie als gevolg van een
organisatiewijziging waardoor de functie vervalt of sterk wijzigt
.
* Boventallige:
* de medewerker bij wie wordt geconstateerd dat deze er niet in
slaagt om op termijn te voldoen aan de gestelde eisen,
* de medewerker die, na een daartoe ingezet structureel
opleidingstraject uiteindelijk niet voldoet aan de gestelde nieuwe
eisen,
* de medewerker die niet definitief wordt benoemd na toepassing van
het afspiegelingsbeginsel.
Passende functie: een functie met een in vergelijking tot de
vervallen functie- zelfde functie-,opleidings-, ervarings-,
inkomensniveau en inkomensperspectief. Tevens wordt rekening gehouden
met de mate waarin binnen een redelijke termijn de geschiktheid voor
de gewijzigde functie kan worden verworven. De redelijk termijn wordt
begrensd door de reguliere duur van de afgesproken opleiding of
ontwikkeling.
Vrijwel passende functie: een functie die niet direct aansluit bij
het oorspronkelijke functie-, opleidings- ervarings- , inkomensniveau
en perspectief, maar die naar het oordeel van de leidinggevende
redelijkerwijs wel door de medewerker kan worden vervuld. De
salarisschaal van de aangeboden functie is niet meer dan één schaal
lager dan die van de functie van de medewerker vóór de
organisatiewijziging.
Hoofddirectie: de hoofddirectie van PGGM.
Unitdirecteur: directeur van het desbetreffende bedrijfsonderdeel.
Stafdirecteur: directeur van het desbetreffende stafonderdeel.
Leidinggevende: de functionaris die verantwoordelijk is voor het
directe toezicht op de werkzaamheden van de medewerker.
Inkomen: het bruto-maandsalaris inclusief vakantietoeslag en
decembertoeslag (en inclusief eventuele garantietoeslag en exclusief
eventuele overwerk- en ploegendiensttoeslag).
Daar waar er "unitdirecteur" staat wordt tevens "stafdirecteur"
bedoeld.
Directeur HR: Stafdirecteur Human Resources.
Commissie van geschillen: commissie die een advies uitbrengt over
een besluit waartegen een medewerker in beroep is gegaan.
Commissie ten behoeve van vaststellen van gewijzigde functies:
commissie die oordeelt of een functie daadwerkelijk gewijzigd is.
Voorrangskandidaat: medewerker die voorrang heeft bij het
solliciteren zoals vermeld in de richtlijnen bij vacaturevervulling.
1.5. Hardheidsclausule
In die gevallen waarin dit beleidskader niet voorziet dan wel waar bij
toepassing van dit beleidskader buiten verhouding nadelige gevolgen
voor de medewerker oplevert, kan een beroep worden gedaan op deze
hardheidsclausule om in positieve zin af te wijken van dit Sociaal
Beleidskader. PGGM, gehoord de directeur HR, beslist of een beroep
hierop uiteindelijk al dan niet gehonoreerd wordt.
1.6. Status Sociaal Beleidskader en vervanging van huidige regelingen
Dit Sociaal Beleidskader heeft de status van een CAO die door partijen
is overeengekomen.
Met voorgaande regeling komen de volgende regelingen te vervallen:
* Regeling herplaatsing
* Regeling van de sociale gevolgen automatisering en
* Regeling outplacementbegeleiding
* en § 7.3.4 tot en met 7.3.6 van Uitgangspunten bij reorganisatie
PGGM CAO 2003-2004
De procedure die geldt voor "outplacement", zoals deze in januari 2004
van kracht is, blijft onverkort gehandhaafd.
2. Uitgangspunten Sociaal Beleidskader
De uitgangspunten voor dit Sociaal Beleidskader zijn:
2.1.Kwantitatieve en kwalitatieve formatie-ontwikkeling.
De komende jaren zal sprake zijn van een teruggang van het aantal
formatieplaatsen binnen PGGM en/of zullen er aan functies andere
kwalitatieve eisen worden gesteld.
2.2.Inspanningsverplichtingen.
De inspanningsverplichtingen van betrokken partijen richten zich zo
veel mogelijk op de bemiddeling van werk naar werk, zowel intern als
extern.
2.3.Verantwoordelijkheden.
Zowel werkgever als medewerkers hebben een eigen verantwoordelijkheid.
De werkgever voert een voorwaardenscheppend beleid, waardoor
medewerkers de kans krijgen hun kwaliteiten te blijven ontwikkelen en
te laten aansluiten op de veranderende eisen. De werkgever verschaft
daarbij aan de medewerker informatie over de ontwikkeling van PGGM in
de toekomst.
De medewerker is in belangrijke mate verantwoordelijk voor zijn eigen
loopbaan. Van hem wordt verwacht zelf initiatieven te nemen en actief
de geboden faciliteiten te benutten. Dit houdt ook in dat de
medewerker zelf een visie ontwikkelt op zijn eigen mogelijkheden
binnen en buiten PGGM en zich veranderingsbereid en flexibel opstelt.
In de jaarlijkse HR-cyclus zal onder mee via het Persoonlijk
Ontwikkelings Plan (POP) hier verder vorm aan gegeven worden.
2.4.Personeelsplan: de basis voor informatieverschaffing en afspraken.
Het personeelsplan (onderdeel van de adviesaanvraag) dat een
unitdirecteur voor zijn bedrijfsonderdeel opmaakt vormt materieel het
fundament waarop dit Sociaal Beleidskader wordt toegepast. Daarin
worden de verwachte ontwikkelingen op het gebied van werkgelegenheid
aangegeven, zowel kwantitatief als kwalitatief. (Zie verder ook
hoofdstuk 3.)
2.5.Dit personeelsplan is de basis voor gesprekken tussen
leidinggevenden en betrokken
medewerkers. In dat kader past ook dat de leidinggevende de medewerker
informeert over de beoordeling van diens capaciteiten en potentiële
mogelijkheden en vraagt naar diens belangstelling voor een functie in
de nieuwe context. Met inachtneming hiervan wordt een plaatsings- en
ontwikkelingstraject vastgesteld.
2.6.Positietoewijzing en ruimte voor (her)plaatsing
In eerste instantie zal de werkgever maatregelen nemen welke bijdragen
aan het verminderen van een eventuele boventalligheid van de zittende
vaste medewerkers (zie hoofdstuk 4, paragraaf 1).
Vervolgens zal, met in acht name van ook door de medewerker te
ontplooien initiatieven en te nemen verantwoordelijkheid, voor de
resterende boventallige medewerkers worden gezocht naar mogelijkheden
voor plaatsing binnen de eigen afdeling respectievelijk herplaatsing
elders binnen PGGM. Gezien de omvang van de personele consequenties
zal dit niet altijd mogelijk zijn.
2.7.Outplacement
Om inhoud te geven aan het beginsel "van werk naar werk" kunnen
tegelijkertijd initiatieven worden genomen voor externe
outplacement(begeleiding) en/of bemiddeling naar een externe functie.
Ondanks al deze inspanningen zal een beëindiging van de
arbeidsovereenkomst van medewerkers zowel door stimuleren van
vrijwillig vertrek als gedwongen- niet altijd te voorkomen zijn.
Voor de begeleiding naar functies buiten PGGM zullen faciliteiten ter
beschikking worden gesteld.
3. Plaatsingsprocedure binnen het reorganisatieproces
1. De formatieve impactanalyse
In de adviesaanvraag en context van de organisatiewijziging worden de
gevolgen aangegeven, onderscheiden naar aantallen:
* Functies die niet wijzigen,
* Functies die sterk wijzigen, dat wil zeggen: een belangrijk deel
van de tot de oude functie behorende taken en/of competenties komt
niet terug in de nieuwe functie,
* Vervallen functies en,
* Nieuwe functies.
Op basis hiervan wordt inzicht gegeven in de kwantitatieve en
kwalitatieve formatie-ontwikkeling en het migratiepad van oud naar
nieuw.
Er wordt een commissie ingesteld ten behoeve van het toetsen van al
dan niet gewijzigde functies (zie verder bijlage I).
Voor wat betreft de reorganisatie genaamd RI&G bij het Pensioenbedrijf
geldt een afwijkende werkwijze. Mocht de ingestelde commissie van
oordeel zijn dat er in het RI&G traject ten onrechte functies
"gewijzigd" zijn genoemd, dan is dit onderwerp van bespreking tussen
partijen en zullen partijen zoeken naar een vanuit het oogpunt van de
oorspronkelijke opzet van de commissie meest nabije oplossing.
1. Toedeling van functies
1. Uitgangspunten
* De toedeling van functies aan medewerkers wordt op basis van de
vastgestelde formatieontwikkeling- door de leidinggevende
individueel aan alle medewerkers medegedeeld.
* Het plaatsingsproces heeft tot doel de juiste medewerker op de
juiste plek te plaatsen, dit met inachtneming van de in 3.2.3.
opgenomen criteria voor het plaatsingsproces.
* Medewerkers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst kunnen alleen
tijdelijk geplaatst worden.
* Er wordt voor het bedrijfsonderdeel waarin de organisatiewijziging
plaatsvindt een beslisteam ingericht dat verantwoordelijk is voor
de personele inrichting van de nieuwe organisatie. Dit beslisteam
bestaat ten minste uit de verantwoordelijke unitdirecteur en
directeur HR en beslist over een definitie plaatsing op een
functie.
3.2.2. Het afspiegelingsbeginsel
Indien er selectie plaatsvindt bij 10 of meer medewerkers per
categorie uitwisselbare functie, dan zal het afspiegelingsbeginsel
worden toegepast. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
* Er zal worden afgespiegeld op unit niveau
* De volgende leeftijdscohorten worden gehanteerd
Leeftijd
56-65
46-55
36-45
26-35
16-25
* Binnen elk cohort zal het anciënniteitbeginsel worden toegepast.
* Peildatum voor het afspiegelen is 1 januari van het kalenderjaar
waarin de reorganisatie plaatsvindt en een definitief besluit van
de hoofddirectie is genomen.
* Er zal worden afgespiegeld op het moment dat in de planning van de
reorganisatie(s) is aangegeven, dat dit aan de orde is.
* Vervolgens wordt per jaar de uitkomst van de afspiegeling bekeken.
* Voor wat betreft de verhoudingen (afspiegeling) per unit geldt dat
een bandbreedte van plus of min 2 % kan worden gehanteerd.
* Tussentijds kunnen partijen afspreken om eventueel een grotere of
kleinere bandbreedte toe te staan.
Bij een selectie uit een groep van minder dan 10 medewerkers zal in
beginsel ook het afspiegelingsbeginsel worden toegepast. Mocht dit
niet mogelijk zijn dan zal op individuele basis getracht worden tot
een oplossing te komen waarbij als laatste objectief criterium het
anciënniteitprincipe zal worden toegepast.
3.2.3. Het plaatsingsproces
3.2.3.1 Ongewijzigde functie
Wanneer een functie niet wijzigt en het aantal beschikbare functies
niet minder is dan het aantal te plaatsen medewerkers, zal de
medewerker die deze functie thans vervult, deze bij het overgaan van
de functie naar de gereorganiseerde afdeling blijven bekleden en wordt
dus op basis daarvan direct geplaatst.
Indien het aantal te plaatsen medewerkers groter is dan het aantal
uitwisselbare formatieplaatsen, dan zal het afspiegelingsbeginsel
worden gehanteerd zoals opgenomen in artikel 3.2.2.
3.2.3.2 Gewijzigde en vervallen functie
Bij sterk gewijzigde en vervallen functies, zullen bij de toedeling
van de beschikbare functies aan de te plaatsen medewerkers de
onderstaande criteria gelden:
* Vakkennis en/of ervaring van betrokkene,
* Competenties.
De functieprofielen (en het bijbehorend competentieprofiel) van de
nieuwe organisatie dienen als uitgangspunt voor de vaststelling van de
selectiecriteria.
De selectie kan per individuele medewerker de volgende uitkomsten
hebben:
1. Ongeschikt respectievelijk de inschatting dat de betrokken
medewerker de gevraagde geschiktheid niet op een redelijke termijn
kan verwerven en op basis daarvan niet geplaatst kan worden.
2. Nog niet volledig geschikt, maar op basis van een inschatting de
kans bieden zich op een maximale termijn van 12 maanden alsnog te
kwalificeren voor een functie in de nieuwe situatie. Deze termijn
kan ook korter zijn dan 12 maanden indien de directeur of de
medewerker van oordeel is dat de medewerker er niet in zal slagen
zich te kwalificeren. Indien er sprake is van een
opleidingstraject om zich te kwalificeren voor een functie, dan
heeft de betrokken medewerker altijd recht op een termijn van 12
maanden. De tijd die resteert bij het voortijdig beëindigen van
het opleidingstraject, blijft staan als zoektermijn (zie ook
hoofdstuk 5).
3. Directe plaatsing op een functie.
Bij variant 2 bestaat het plaatsingsproces uit twee stappen:
* Een opleidings- en ontwikkelingstraject dat zich richt op het
verwerven van de juiste kennis en competenties bij de betrokken te
plaatsen medewerker. Gedurende de opleidingsperiode zal de
leidinggevende één maal per drie maanden een evaluatiegesprek
voeren met betrokken medewerkers. De bevindingen worden
schriftelijk vastgelegd. Met medewerkers die moeite met het
overgangstraject blijken te hebben, zullen intensiever worden
begeleid door (naar behoefte) frequenter een evaluatiegesprek te
houden.
* Een beslissing aan het eind van de opleidingsperiode tot
definitief wel of niet plaatsen in de nieuwe organisatie.
Figuur 1: Schematisch overzicht van Plaatsingsproces
Toelichting bij het vakje "Selectie op basis van gelijke kansen": elke
medewerker (ongeacht of de functie is vervallen, gewijzigd of waarvan
de formatie krimpt) die in staat is om binnen een redelijke termijn
aan de gestelde eisen te voldoen, kan aan het selectieproces meedoen.
Indien in bovengenoemde selectiefasen van het plaatsingsproces het
aantal te plaatsen geschikte medewerkers groter is dan het aantal
beschikbare functies, zal voor de selectie het afspiegelingsprincipe
worden toegepast . Hiervan kan alleen worden afgeweken indien
noodzakelijk om de vereiste kwaliteit van de gereorganiseerde afdeling
te kunnen bereiken of bij een eventuele éénzijdige bezetting van de
functies vóór de reorganisatie.
3.3 Arbeidsongeschiktheid
Indien een medewerker arbeidsongeschikt is en daardoor niet in staat
wordt geacht het plaatsingsproces te doorlopen, dan worden de voor die
werknemer geldende termijnen tenminste opgeschort voor de duur van de
belemmering. Partijen spreken af in voorkomende gevallen maatwerk
afspraken te maken.
Voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten spreken partijen de bereidheid
uit in voorkomende gevallen eveneens maatwerk afspraken te zullen
maken.
4. Boventalligheid
4.1 Maatregelen om boventalligheid te beperken
Het streven van PGGM is er op gericht om boventalligheid zo veel
mogelijk te beperken. door:
* Niet verlengen van tijdelijke arbeidsovereenkomsten.
* Zo veel mogelijk vervangen van externen door internen.
* Bij natuurlijk verloop zo veel mogelijk niet vervangen van
vertrokken medewerkers.
* Bemiddeling bij het zoeken naar een functie buiten PGGM.
* Ontwikkelings- en scholingsactiviteiten.
* Het waar mogelijk bevorderen van verkorten van de individuele
arbeidsduur op vrijwillige basis.
* Stimuleren van vrijwillig vertrek van boventallige medewerkers of
van medewerkers die door hun vertrek herplaatsing van
boventalligen mogelijk maken.(zie ook hoofdstuk 8).
* Nieuwe aanvragen voor doorwerken met OBU of Ruil OBU niet toe te
kennen.
* In principe een vacaturestop te hanteren. Indien PGGM er niet in
slaagt om een vacature intern te vervullen zal PGGM extern gaan
werven en dit periodiek ter kennisname aan de OR melden.
* Aanvragen voor uitbreiding van uren kritisch te bekijken.
4.2. Boventalligheid
Op het moment dat een medewerker niet benoemd wordt in een nieuwe
functie dan wordt betrokken medewerker boventallig verklaard door de
unitdirecteur op basis van het besluit van het beslisteam.
Nadat een medewerker boventallig is verklaard, zal dit hem
schriftelijk worden medegedeeld. Vanaf dit moment wordt de medewerkers
aangemerkt als voorrangskandidaat bij vacaturevervulling elders in de
organisatie.
Een boventallige medewerker is verplicht om zich maximaal in te
spannen om zijn herplaatsing mogelijk te maken. Dit geldt zowel voor
het vinden van een nieuwe functie binnen of buiten PGGM als voor het
benutten van de opleidings- en ontwikkelingsfaciliteiten.
4.3 Belangstellingsregistratie
Nadat boventalligheid is vastgesteld wordt er een gesprek gevoerd
tussen de medewerker en zijn leidinggevende om zijn belangstelling te
registreren voor de diverse instrumenten en mogelijkheden die dit
sociaal plan biedt. De medewerker kan daarbij kiezen uit de volgende
mogelijkheden:
* Herplaatsingstraject (zie hoofdstuk 5 en 6)
* Vrijwillig vertrek (zie hoofdstuk 8.3.2)
4.4 Mobiliteitsvoorziening
PGGM zal een tevens een voorziening creëren, waar medewerkers terecht
kunnen voor persoonlijk ontwikkeling en advies en informatie kunnen
krijgen inzake hun loopbaan en persoonlijk ontwikkeling.(zie verder
bijlage II)
5. Interne herplaatsing
Bij boventalligheid zal PGGM samen met een boventallige medewerker op
zoek gaan naar een passende functie binnen PGGM. Bij het aanbod van
een functie wordt onderscheid gemaakt tussen
* Een passende functie: de medewerker krijgt een functie aangeboden
op het nivo van zijn huidige functie schaal.
* Vrijwel passende functie: de medewerker krijgt een functie
aangeboden die niet meer dan één functieschaal lager is dan zijn
huidige schaal. Hoofdstuk 8 is dan van kracht.
Voor de medewerker die boventallig is verklaard zonder te hebben
deelgenomen aan een opleidingstraject geldt voor het zoeken naar een
andere functie binnen of buiten PGGM een termijn van 12 maanden plus
de hierna volgende staffel afhankelijk van het product van leeftijd en
dienstjaren. De lengte van de voor de individuele medewerker van
toepassing zijnde zoektermijn, zal de medewerker schriftelijk worden
medegedeeld.
Voor de medewerker die boventallig is verklaard en heeft deelgenomen
aan een opleidingstraject geldt voor het zoeken naar een andere
functie binnen of buiten PGGM een termijn van 12 maanden te rekenen
vanaf het tijdstip waarop de medewerker aan zijn opleidingstraject is
begonnen plus
de hierna volgende staffel afhankelijk van het product van leeftijd en
dienstjaren.
De startdatum van de opleidingstermijn en de lengte van de voor de
individuele medewerker van toepassing zijnde zoektermijn, zullen de
medewerker schriftelijk worden medegedeeld.
Product leeftijd en dienstjaren
Zoektermijn in maanden
0-100
6
100-400
8
400-900
10
900 en verder
12
Gezien de personeelsimpactanalyse en de te verwachten beperkte
absorbtiecapaciteit van PGGM kunnen tegelijkertijd initiatieven worden
genomen voor externe outplacementbegeleiding en/of bemiddeling naar
een externe functie.
Indien de medewerker een passende of vrijwel passende functie
aangeboden krijgt en deze weigert te accepteren, kan de
beroepscommissie om een oordeel gevraagd worden. Indien de medewerker
in het ongelijk gesteld wordt en blijft bij zijn weigering zal PGGM
het dienstverband beëindigen en heeft de medewerker geen aanspraak op
de financiële regelingen en faciliteiten van dit Sociaal Beleidskader.
6. Externe herplaatsing
De werknemer kan gedurende de in hoofdstuk 5 vermelde zoektermijnen
ook een procedure in gang zetten voor een herplaatsing buiten PGGM. De
medewerker neemt hier toe zelf het initiatief en PGGM faciliteert.
Outplacement
De medewerker krijgt bij het zoeken naar een andere functie
outplacementbegeleiding aangeboden. Deze begeleiding omvat een naar
redelijke maatstaven volledig outplacementtraject. De kosten verbonden
aan deze ondersteuning komen voor rekening van PGGM. In principe volgt
de medewerker een outplacementtraject bij een van de preferred
suppliers van PGGM.
Vestiging als zelfstandige
Indien de medewerker ervoor kiest zich te vestigen als zelfstandige
kan hij de kosten voor begeleiding vergoed krijgen. De vergoeding zal
nooit hoger zijn dan de kosten voor een outplacement traject.
Om-, her- en bijscholing
Ook kan de medewerker ervoor kiezen om om-, her- of bijgeschoold te
worden om zodoende de kans op het vinden van een functie buiten PGGM
te vergroten.
De ter beoordeling van PGGM hiervoor noodzakelijke kosten voor deze
opleiding komen naar redelijkheid voor rekening van PGGM.
Tijdelijke detachering
Voor een maximale termijn van 1 jaar kan een medewerker gedetacheerd
worden bij een andere werkgever. Het verschil in salaris bij PGGM en
de andere werkgever zal worden bekostigd uit de nog resterende
zoektermijnen. De detachering leidt tot een opschorting van
zoektermijnen.
Sollicteren
Binnen redelijke grenzen kan een medewerker betaald verlof krijgen
voor het voeren van sollicitatiegesprekken.
Vergoeding voor verhuizen
Indien in voorkomend geval in verband met het aanvaarden van een
functie bij een andere werkgever een verhuizing noodzakelijk is en de
nieuwe werkgever niet bereid is deze te vergoeden, is PGGM bereid een
bijdrage in de kosten te leveren. PGGM zal hierover in contact treden
met de ontvangende werkgever
7. Beëindiging dienstverband
Indien alle inspanningen binnen de in hoofdstuk 5 gestelde termijn
niet hebben geresulteerd in een in- of externe herplaatsing, zal het
dienstverband worden beëindigd met inachtneming van de conform
hoofdstuk 8 van toepassing zijnde financiële regelingen.
Beëindiging van het dienstverband vindt plaats door middel van het
indienen van een verzoekschrift tot ontbinding van de
arbeidsovereenkomst bij de bevoegde kantonrechter.
Indien op formele gronden verweer wordt gevoerd, betaalt PGGM de
kosten van rechtsbijstand tot een maximum van een bedrag van 350,-.
Indien de medewerker beschikt over een rechtsbijstandsverzekering, dan
komt deze niet in aanmerking voor deze vergoeding.
8. Financiële regelingen
8.1. Bij herplaatsing binnen PGGM
Het kan voorkomen dat de medewerker door herplaatsing als gevolg van
de reorganisatie in een lager ingeschaalde functie en bijbehorende
salarisschaal wordt geplaatst.
Uitgangspunt daarbij is gelijk loon voor gelijke functies.
Ook na herplaatsing blijft het streven om medewerkers geschikt te
maken (eventueel op termijn) voor een functie op het niveau van hun
"oude" functie. Mocht echter na alle inspanningen het niet haalbaar
zijn om het gewenste niveau te halen, dan kan een medewerker ook op
een lagere functie geplaatst worden.
Indien het salaris van de medewerker lager is dan het salaris van het
maximum "goed" in de schaal die bij de nieuwe functie hoort, dan wordt
de medewerker in die nieuwe schaal geplaatst.
Indien het salaris van de medewerker hoger is dan het salaris van het
maximum "goed" in de schaal die bij de nieuwe functie hoort, dan wordt
de medewerker eveneens in die nieuwe schaal geplaatst. De medewerker
wordt dan geplaatst op het salaris maximum "goed" in de schaal die bij
de nieuwe functie hoort. Voor het verschil tussen het huidige salaris
en het salaris maximum "goed" in de schaal die bij de nieuwe functie
hoort ontvangt de medewerker een toeslag. Deze toeslag wordt jaarlijks
verminderd met de verhoging van de CAO gedurende 5 jaar na de datum
van plaatsing op de nieuwe functie. Indien na deze 5 jaren er nog een
gedeelte toeslag overblijft, dan zal deze niet meer verder afgebouwd
worden.
Deze toeslag wordt beschouwd als normaal salaris en telt dus mee voor
de pensioengrondslag, eindejaarsuitkering, vakantieuitkering en
eventuele toeslagen.
De medewerker verliest het salarisperspectief behorende bij de oude
functie.
Dit hoofdstuk 8.1 van dit Sociaal Beleidskader vervangt artikel 7.3.5.
uit de PGGM CAO 2003-2004 en gaat daarom in per 1 april 2004. Dit
hoofdstuk is niet van toepassing op medewerkers werkzaam op de
afdeling I&G. Voor hen blijft artikel 7.3.5. uit de PGGM CAO 2003-2004
van toepassing.
Indien de medewerker alsnog een passende functie op het oude
functieniveau krijgt aangeboden is de medewerker verplicht deze te
aanvaarden. Bij het niet aanvaarden van deze functie wordt de
financiële regeling zoals hierboven beschreven beëindigd.
8.2. Remplaçanten regeling
Medewerkers die niet boventallig zijn verklaard maar door hun vertrek
plaats maken voor een boventallige, kunnen in individuele gevallen
aanspraak maken op de onder § 8.3.2. genoemde regeling. Dit ter
strikte beoordeling van de betrokken unitdirecteur.
Voorwaarde is dat de medewerker in wiens plaats wordt getreden niet
wordt ontslagen wegens disfunctioneren of een dringende reden. Tevens
dient ten minste sprake te zijn van een "goed" beoordeling van de
medewerker die de vrijgekomen plaats inneemt.
Gezien de bepalingen in de WW-wetgeving, maakt de medewerker bij een
keuze voor een vrijwillig vertrekregeling geen aanspraak op een
werkloosheidsuitkering.
8.3 Bij beëindiging van het dienstverband
Bij beëindiging van het dienstverband heeft de medewerker de keuze uit
de hierna genoemde financiële regelingen; wachtgeldregeling of een
schadeloosstelling ineens.
8.3.1 Wachtgeldregeling
De wachtgeldregeling volgens PGGM CAO 2003-2004 art 2.6 en verder is
van toepassing met de volgende toevoegingen
* Er is een verplichting van de medewerker om zich in te schrijven
bij het CWI als werkzoekende en om een WW-uitkering bij het UWV
aan te vragen. Gedurende deze periode is betrokkene eveneens
verplicht zich actief op te stellen teneinde betaalde arbeid te
verrichten.
* De werknemer kan ervoor kiezen het totale bedrag aan suppletie in
één keer uitbetaald te krijgen.
8.3.2. Schadeloosstelling ineens
Een medewerker kan ook kiezen voor een schadeloosstelling ineens
volgens de helft van de
volgende formule A x B.
A is het aantal hele dienstjaren, waarbij een half jaar of meer naar
boven wordt afgerond.
Dienstjaren tot 40 jaar tellen mee als 1 jaar
Dienstjaren vanaf 40 jaar tot 50 jaar tellen mee als 1 ½ jaar
Dienstjaren vanaf 50 jaar tellen mee als 2 jaren
B is het maandsalaris zoals gedefinieerd in § 1.4.
Het bedrag van deze schadeloosstelling zal nooit meer zijn dan het
verschil tussen 100% van het laatstgenoten inkomen bij PGGM en een
WW-uitkering vanaf beëindiging van het dienstverband tot aan de
pensioenrichtleeftijd.
9. Slotbepalingen
9.1. Geschillencommissie
Er is een geschillencommissie. De medewerker kan zich wenden tot deze
commissie ten aanzien van een door PGGM met betrekking tot hem genomen
beslissing op grond van dit Sociaal Beleidskader.
De commissie kent 1 lid aangewezen namens werknemersorganisaties en 1
lid namens werkgever. Beide leden kiezen gezamenlijk een
onafhankelijke voorzitter.
Zie verder bijlage IV.
9.2 Evaluatie
Partijen zullen periodiek (zes maandelijks) de werking van dit Sociaal
Beleidskader evalueren en daarbij inzicht krijgen in de bij de
geschillencommissie aangedragen zaken.
Aldus overeengekomen te Zeist, 22 april 2004
CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp
.
ABVA KABO FNV, gevestigd te Zoetermeer
.
De Unie, gevestigd te Houten
.
Voor de Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en
Maatschappelijke Belangen,
De hoofddirectie
. .
Bijlage I: Commissie Vergelijking van Functies
1. Doelstelling: toetsen of functies in het kader van voorgestelde
reorganisatie "gewijzigd" zijn.
2. De commissie geeft een advies aan de hoofddirectie op basis van
een schriftelijke onderbouwing over het al dan niet gewijzigd zijn
van functies. Voor wat betreft de reorganisatie "RI&G" geldt een
afwijkende werkwijze. Zie ook pagina 8
Voor wat betreft RI&G geldt dat alleen de functies van medewerker
gegevensbeheer en medewerker relatiebeheer communicatie aan de
comissie worden voor gelegd. Wanneer de commissie oordeelt dat
hier sprake is van een ongewijzigde functie, dan worden ook de
andere RI&G functies getoetst.
3. Het begrip functie wordt ruim opgevat. Het gaat niet louter om het
functieprofiel maar ook om de set aan competenties die bij de
functie horen.
4. Samenstelling: drie leden waarvan
+ Een lid namens PGGM, niet betrokken bij een voorgestelde
reorganisatie
+ Een lid namens de vakbonden/medewerkers, geen OR-lid
De twee leden kiezen gezamenlijk een extern
functiewaarderingsdeskundige die tevens voorzitter is. Partijen
adviseren dringend een functiewaarderingsdeskundige van Hay
hiervoor te benaderen.
1. Criteria om vast te stellen of een functie al dan niet gewijzigd
is:
+ Verschil van 1 of meer functiegroep(en); de conclusie dat
functie is gewijzigd is dan logisch
+ Verschil in vereiste kennis
+ Verschil in competentie
+ Verschil in inhoud.
Dit alles in samenhang te beschouwen.
1. De commissie bepaalt haar eigen werkwijze en past in ieder geval
het principe van hoor en wederhoor toe.
2. Medewerkers worden in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden
en zullen schriftelijk hun toelichting indienen. De commissie
beslist over de wijze waarop dat zal gebeuren.
3. Het gemotiveerde advies van de commissie is openbaar.
4. De commissie hoort tenminste betrokken manager en HR adviseur.
5. De commissie is voor 1 april 2004 geïnstalleerd en zal binnen 4
weken nadat het probleem aanhangig is gemaakt advies uitbrengen.
De commissie krijgt de beschikking over al het relevante materiaal in
het kader van de reorganisatie.
Bijlage II: Mobiliteitsvoorziening
PGGM draagt, naast de reguliere ondersteuning, zorg voor externe
ondersteuning met betrekking tot mobiliteitsvraagstukken. Medewerkers
en managers kunnen hier terecht voor
* Loopbaanvragen en dilemmas
* Sterkte/zwakte analyse
* Bespreking uitkomsten van persoonlijk onderzoek
* Opzetten van een realistisch loopbaan perspectief
* Vertaalslag maken van een persoonlijk ontwikkelings plan naar
korte termijn actie
* Voorbereiden van POP gesprekken
* Opleidingsvragen
* Advies bij interne herplaatsing of functiewijzigingen
* Het creëren van een betere balans tussen werk en privé
* Het oplossen van persoonlijke vragen die het werk kunnen
belemmeren
* Hoe kan ik mijn persoonlijke performance verbeteren?
* Omzetten van de resultaten van bijvoorbeeld assessment in een
actieplan
· De externe ondersteuning vervult desgevraagd een "regie- en
verwijsfunctie" ten aanzien van medewerkers voor wie PGGM op termijn
geen functie beschikbaar heeft (bijvoorbeeld detachering elders,
externe herplaatsing, outplacement-begeleiding). De externe
ondersteuning treedt hierbij uiteraard niet in de werkgeversrol
(ontslagbegeleiding, uitvoering sociale en financiële
begeleidingsregeling e.d.).
· De externe ondersteuning verzorgt - naast individuele advisering en
coaching - ook cursussen en workshops het terrein van persoonlijke
ontwikkeling, omgaan met veranderingen voor medewerkers en daarnaast
informatieve bijeenkomsten voor OR en management. Ook HRM-specifieke
cursussen en workshops voor het management over employability,
(loopbaan) coaching, competentiegericht beoordelen, POP-gesprekken en
andere inzicht en vaardigheidstrainingen behoren tot de mogelijkheden.
· De externe ondersteuning kan tevens functioneren als interne
arbeidsmarkt (vraag en aanbod medewerkers), (bespreken van en) aanbod
van (externe) cursussen.
Bijlage III: Wachtgeldregeling
1. Ingeval van beëindiging van het dienstverband als bedoeld in
hoofdstuk 7 wordt aan de werknemer met ingang van de dag, waarop de
arbeidsovereenkomst eindigt, een wachtgeld toegekend overeenkomstig de
navolgende bepalingen van de wachtgeldregeling.
2. -1 Behoudens het bepaalde in het verdere van deze regeling,
bedraagt het wachtgeld als bedoeld in het voorgaande artikel gedurende
de eerste drie maanden het laatst genoten salaris en wordt het daarna
toegekend met drie maanden voor elk vol jaar in dienst van het fonds
doorgebracht, ten bedrage van:
gedurende de eerste drie maanden het laatst genoten salaris, gedurende
de volgende drie maanden 85%, gedurende de volgende twee jaren 70% en
vervolgens 60% van dat salaris.
-2 Indien het dienstverband is onderbroken, wordt bij de vaststelling
van het aantal dienstjaren uitsluitend de diensttijd die onmiddellijk
aan het ontslag met toekenning van wachtgeld voorafgaat, in aanmerking
genomen, tenzij de onderbreking(en) van het dienstverband korter dan
twee jaren heeft (hebben) geduurd.
-3 Bij de vaststelling van het aantal dienstjaren wordt de tijd in
dienst van het Pensioenfonds voor Katholieke Instellingen, het
Pensioenfonds van de Bond der Nederlandse Diakonessenhuizen en
geestverwante ziekenhuizen en het Pensioenfonds Volksgezondheid en
Maatschappelijk Werk, alsmede van andere instellingen voor sociale
verzekering ter beoordeling van de directie, doorgebracht, mede in
aanmerking genomen, zulks voor zover die diensttijd onmiddellijk
voorafgaat aan die bij het fonds.
-4 Bij de toepassing van het in de voorgaande leden van dit artikel
bepaalde wordt de diensttijd vóór het bereiken van de achttienjarige
leeftijd vervuld, niet in aanmerking genomen.
-5 Onder laatst genoten salaris wordt behoudens het bepaalde in de
volgende leden van dit artikel, verstaan:
het salaris dat door de werknemer op de dag vóór zijn ontslag werd
genoten(zie ook definities), alsmede de in de artikelen 3.3. en 3.4.
van de PGGM CAO 2003-2004 bedoelde toelagen.
-6 Indien het salaris en de toelagen, als bedoeld in het vorige lid,
uit andere hoofde dan op grond van periodieke verhogingen, gewijzigd
zou zijn wanneer de betrokkene in dienst zou zijn gebleven, geldt
vanaf de datum van inwerking-treding van die wijziging het aldus
gewijzigde bedrag als laatst genoten salaris.
-7 Voor functies, die geleidelijk worden opgeheven, kan ten aanzien
van het voor de toepassing van dit reglement als laatst genoten
salaris aan te nemen bedrag van het bepaalde in het vijfde lid van dit
artikel worden afgeweken.
-8 Het wachtgeld wordt, behoudens voor zover het gebaseerd is op de in
het vijfde lid van dit artikel bedoelde toelagen, uitgekeerd in
maandelijkse termijnen. Met toestemming van de op wachtgeld gestelde
kan de uitbetaling echter in langere termijnen plaatsvinden.
Het in de PGGM CAO 2003-2004 met betrekking tot de wijze van
uitbetaling van de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde toelagen
bepaalde, vindt ten aanzien van het wachtgeld overeenkomstige
toepassing.
-9 De hoofddirectie kan, ook op verzoek van de medewerker, een
regeling treffen krachtens welke het wachtgeld geheel of ten dele
wordt vervangen door een afkoopsom.
-10 Er is een verplichting van de medewerker om zich in te schrijven
bij het CWI als werkzoekende en om een WW-uitkering bij het UWV aan te
vragen. Gedurende deze periode is betrokkene eveneens verplicht zich
actief op te stellen teneinde betaalde arbeid te verrichten.
3. -1 Wanneer de op wachtgeld gestelde inkomsten geniet of gaat
genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met
ingang van of na de dag waarop het ontslag, ter zake waarvan hem het
wachtgeld is verleend, is aangezegd, wordt het wachtgeld verminderd
met het bedrag, waarmee de som van het wachtgeld en bedoelde inkomsten
uitgaat boven het laatst genoten salaris.
-2 Op het wachtgeld komen in mindering de uitkering ingevolge een
wettelijke wachtgeld- en/of werkloosheidsverzekering, alsmede een
mogelijke uitkering ingevolge de Ziektewet en de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
-3 De betrokkene is verplicht onmiddellijk het bedrag aan inkomsten
uit arbeid of bedrijf op te geven, evenals het bedrag dat aan
wachtgeld of werkloosheidsuitkering dan wel aan ziekengeld of
arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge een wettelijke regeling
genoten wordt. Voldoet hij aan die verplichting niet of niet juist,
dan kan het wachtgeld worden ingehouden.
4. -1 Indien de op wachtgeld gestelde een hem aangeboden functie, die
hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden
redelijkerwijze kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden of ook
anderszins geen gebruik maakt van de gelegenheid inkomsten te
verkrijgen op een wijze die, in verband met zijn persoonlijkheid en
omstandigheden, naar het oordeel van de directie voor hem passend kan
worden geacht, wordt het wachtgeld verminderd met het bedrag, waarmee
de som van het wachtgeld en de verzuimde inkomsten uitgaat boven het
laatst genoten salaris.
-2 De op wachtgeld gestelde is voorts verplicht zich te gedragen naar
de voorschriften, die hem door of namens de hoofddirectie, hetzij in
het algemeen hetzij voor een bijzonder geval, worden gegeven en ertoe
strekken om een functie of een andere bron van inkomsten te
verkrijgen. Bij niet-nakoming van die voorschriften kan het wachtgeld
door de directie geheel of ten dele worden ingetrokken.
-3 De bepalingen van dit artikel vinden overeenkomstige toepassing
voor de werknemer, aan wie het voornemen is medegedeeld, om zijn
functie op te heffen of de inrichting van de afdeling, waarbij hij
werkzaam is, zodanig te veranderen, dat hij overbodig zal worden, met
dien verstande, dat de toekenning van wachtgeld achterwege kan blijven
of slechts tot verminderd bedrag kan geschieden.
5. -1 Aan degene, die op wachtgeld is gesteld, of te wiens aanzien is
bepaald, dat hij op wachtgeld zal worden gesteld, kan, indien hij
elders arbeid of bedrijf gaat ter hand nemen, ter zake van de kosten,
die voor hem aan de daartoe nodige verhuizing zijn verbonden, een
bedrag worden toegekend, indien bij gebreke van die toekenning die
arbeid of dat bedrijf door hem redelijkerwijze niet zou zijn te
aanvaarden.
6. -1 Het wachtgeld eindigt:
a. met het verstrijken van de in het eerste lid van artikel 2 bedoelde
termijn;
b. met ingang van de dag waarop het pensioen of de
overbruggingsuitkering ingevolge de in artikel 5.1. PGGM CAO 2003-2004
bedoelde pensioenregeling kan ingaan;
c. met het einde van de maand waarin de op wachtgeld gestelde komt te
overlijden.
-2 Het wachtgeld kan worden vervallen verklaard, indien de op
wachtgeld gestelde zich zodanig gedraagt dat hij, indien hij in dienst
was gebleven, zou zijn ontslagen, dan wel indien hij zich in het
buitenland vestigt of geacht moet worden aldaar duurzaam te
verblijven.
7. -1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de op wachtgeld
gestelde wordt aan de rechthebbende(n) als bedoeld in het tweede lid
van artikel 5.3. PGGM CAO 2003-2004 een bedrag uitgekeerd dat gelijk
is aan driemaal het op het tijdstip van overlijden geldende
maandelijkse wachtgeld. Het bepaalde in het derde lid van artikel 5.3.
PGGM CAO 2003-2004 is van overeenkomstige toepassing.
-2 Aan de weduwe van de op wachtgeld gestelde wordt naast de uitkering
als bedoeld in het eerste lid van dit artikel gedurende een jaar, na
de maand van overlijden, een maandelijks bedrag gegarandeerd, dat
gelijk is aan het op het tijdstip van overlijden geldende maandelijkse
wachtgeld, zulks onder aftrek van uitkeringen krachtens de Algemene
Nabestaandenwet en uitkeringen krachtens de pensioenregeling als
bedoeld in artikel 5.1. PGGM CAO 2003-2004.
8. -1 Gedurende de in het eerste lid van artikel 2 bedoelde termijn
blijft de in artikel 5.1. PGGM CAO 2003-2004 bedoelde pensioenregeling
van toepassing.
-2 Tenzij het wachtgeld ingevolge het in het eerste lid van artikel 3.
en in artikel 4. bepaalde is verminderd, is de bijdragegrondslag
gelijk aan het laatst genoten salaris.
Op de eerste januari samenvallend met of volgend op de dag waarop het
in het eerste lid van artikel 3 en in artikel 4 bepaalde toepassing
heeft gevonden, wordt de bijdragegrondslag vastgesteld op het verschil
van de laatst geldende bijdragegrondslag en de vermindering van het
wachtgeld.
Voor de toepassing van het in deze alinea bepaalde wordt het in het
eerste lid van artikel 2. bedoelde percentage geacht 100 te zijn.
-3 Indien het wachtgeld ingevolge het in het eerste lid van artikel 2.
bepaalde is vastgesteld op basis van een percentage van 85 of minder,
wordt het deel van de premie waarvoor het fonds verhaal heeft op het
wachtgeld naar evenredigheid bepaald.
-4 Voor de vaststelling van de toeslag bij achterstand van de
veronderstelde rechten op pensioen als bedoeld in het
pensioenreglement van het fonds wordt de deelneming in het fonds
geacht te hebben voortgeduurd tot het ingaan van het
ouderdomspensioen.
Bijlage IV: Geschillen
commissie
Artikel 1. Algemeen
-1 Onverminderd de mogelijkheid van beroep op de gewone rechter, kan
de medewerker ten aanzien van een door de hoofddirectie met betrekking
tot hem genomen beslissing zich wenden tot een geschillencommissie.
-2 De medewerker wendt zich tot de geschillencommissie door middel van
een verzoekschrift uiterlijk twee weken nadat een beslissing aan hem
is bekend gemaakt.
-3 De samenstelling en werkwijze van de geschillencommissie worden in
het hiernavolgende artikel geregeld.
Artikel 2. Reglement geschillencommissie
-1 Een geschillencommissie bestaat uit drie leden, die geen
bestuurslid, noch (hoofd)directielid, noch werknemer van het fonds
mogen zijn.
-2 De commissie telt 1 lid aangewezen namens werknemersorganisaties en
1 lid namens werkgever. Beide leden kiezen gezamenlijk een
onafhankelijke voorzitter. Het fonds voegt aan de commissie een
secretaris toe.
-3 In geval de door het fonds en de werknemer aangewezen leden terzake
van de aanwijzing van het derde lid niet tot overeenstemming komen,
zal door het fonds en/of de werknemer aan de kantonrechter te Utrecht
worden verzocht het derde lid te benoemen.
-4 Aan de behandeling van een geschil kan de commissie van geschillen
een voorlopig onderzoek doen voorafgaan, waarin partijen afzonderlijk
worden gehoord en voorts al diegenen, die naar het inzicht van de
commissie hiervoor in aanmerking komen.
-5 Partijen worden in de gelegenheid gesteld vooraf kennis te nemen
van de bescheiden, die door de andere partij in het geschil zijn
overgelegd.
-6 Tijdens de behandeling van het geschil worden partijen in elkaars
tegenwoordigheid gehoord. Partijen kunnen zich bij de behandeling door
een raadsman doen bijstaan.
-7 De beraadslagingen van de geschillencommissie vinden in een
voltallige vergadering plaats. Deze is niet openbaar. De tijdens deze
zitting gedane mededelingen zijn geheim.
-8 De geschillencommissie neemt zijn beslissing bij meerderheid van
stemmen. De stemming vindt mondeling plaats. Geen der leden mag zich
van stemmen onthouden.
-9 De uitspraak van de geschillencommissie is met redenen omkleed en
wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.
-10 De uitspraak van de geschillencommissie behelst mede een regeling
omtrent het dragen van de kosten van de behandeling van het geschil,
zulks met dien verstande dat de administratie en vergaderkosten steeds
door PGGM gedragen zullen worden.
-11 Het indienen van een verzoekschrift heeft geen opschortende
werking van een beslissing.
-12 De commissie doet binnen 4 weken nadat een geschil aanhangig is
gemaakt uitspraak.
Dienstenbond CNV