European Union



CJE/06/19

23 februari 2006

Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUE nr. 19/06

23 februari 2006

Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-432/04

Commissie van de Europese Gemeenschappen / Edith Cresson

Volgens advocaat-generaal geelhoed wordt mevr. Cresson terecht door de Commissie beschuldigd van favoritisme, hetgeen niet-nakoming inhoudt van haar verplichtingen als commissielid

Hij is van mening dat een dergelijke handelwijze een financiële sanctie verdient en geeft het Hof dan ook in overweging de pensioenrechten van mevr. Cresson voor vijftig procent vervallen te verklaren

Edith Cresson was lid van de Europese Commissie van 24 januari 1995 tot 8 september 1999, toen de Commissie haar functie neerlegde nadat zij collectief was afgetreden op 16 maart 1999. Gedurende de ambtstermijn van mevr. Cresson bij de Commissie bestond haar portefeuille uit de terreinen wetenschap, onderzoek en ontwikkeling, Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), en menselijk kapitaal, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd.

De Commissie stelt dat zij gedurende haar ambtstermijn blijk heeft gegeven van favoritisme ten aanzien van twee van haar kennissen, René Berthelot en Timm Riedinger. Berthelot, een tandarts van 66 jaar oud, was afkomstig uit mevr. Cressons plaats van herkomst. Hij werd op haar aandringen aangenomen als haar persoonlijk adviseur, ondanks waarschuwingen dat dit niet mogelijk was. Formeel werd hem de functie van gastwetenschapper gegeven van september 1995 tot eind 1997. Deze aanstelling van 28 maanden overschreed het maximum van 24 maanden dat door de Commissie op de aanstelling van gastwetenschappers was gesteld. Aan Riedinger, die advocaat was, werden in 1995 drie contracten aangeboden door diensten van de Commissie die onder mevr. Cresson vielen. Ten minste twee daarvan werden aangeboden op haar uitdrukkelijk verzoek. Er zijn geen betalingen aan Riedinger verricht voor deze contracten en ze zijn nooit uitgevoerd.

In januari 2003 besloot de Commissie tegen mevr. Cresson een procedure in te leiden en zij stuurde haar een mededeling van punten van bezwaar toe waarin mevr. Cresson werd beschuldigd van niet-nakoming van de uit haar functie voortvloeiende verplichtingen, hetzij opzettelijk hetzij uit grove nalatigheid. Na mevr. Cresson te hebben gehoord, besloot de Commissie op 19 juli 2004 om zich tot het Hof te wenden op grond van artikel 213 EG.

Parallel aan deze procedure werd een strafzaak bij de Belgische autoriteiten aanhangig gemaakt, maar deze werd uiteindelijk geseponeerd door de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die besliste dat er geen gronden waren voor voortzetting van de strafvervolging.

In zijn conclusie van vandaag merkt advocaat-generaal Leendert Adrie Geelhoed in de eerste plaats op dat artikel 213, lid 2, EG essentieel is voor het naar behoren functioneren van de gemeenschapsinstellingen. Personen die een hoog ambt bekleden moeten niet alleen worden gezien als bekwaam vanuit professioneel oogpunt, maar ook moet duidelijk zijn dat zij van onbesproken gedrag zijn. De persoonlijke kwaliteiten van de Commissieleden, het feit dat zij worden gezien als onafhankelijk, onpartijdig en integer, hebben rechtstreeks hun weerslag op het vertrouwen dat het publiek stelt in de gemeenschapsinstellingen en dit heeft dus rechtstreeks gevolgen voor hun effectiviteit.

Wat de ontvankelijkheid betreft, concludeert advocaat-generaal Geelhoed dat het verzoek van de Commissie ontvankelijk is. Hij is van mening dat de Commissie het Hof kan verzoeken een voormalig lid van de Commissie zijn of haar pensioenrechten te ontnemen als consequentie van gedragingen tijdens de ambtsperiode. Voorts is de buitenvervolgingstelling door de Belgische rechter niet van invloed op de door de Commissie ingeleide en aan het Hof voorgelegde procedure ex artikel 213, daar deze volstrekt verschillend zijn. Ten slotte doet het feit dat de aan Berthelot betaalde bedragen gering waren niet af aan de ontvankelijkheid. Artikel 213, lid 2, EG stelt geen eisen aan de ernst van een beweerde niet-nakoming van de verplichtingen door een lid van de Commissie. Waar het om gaat is of het betrokken gedrag waarschijnlijk schadelijk zou zijn voor de autoriteit en de geloofwaardigheid van de Commissie.

Vervolgens stelt de advocaat-generaal voor dat de bezwaren die mevr. Cresson heeft ingebracht ten aanzien van schending van verschillende fundamentele rechten tijdens de door de Commissie gevolgde procedure en tegen de procedure van artikel 213, lid 2, EG als zodanig, ongegrond worden verklaard. De advocaat-generaal wijst er in het bijzonder op dat de Commissie, nu er geen duidelijk procedureel kader bestaat voor artikel 213, lid 2, behoedzaam tewerk is gegaan door een mededeling van punten van bezwaar op te stellen en mevr. Cresson de gelegenheid te geven schriftelijk en mondeling te reageren.

Ten aanzien van de inhoud van de beschuldigingen merkt advocaat-generaal Geelhoed op dat mevr. Cresson de feiten niet in ernst heeft betwist en dat de getroffen regelingen ongebruikelijk waren. Hoewel mevr. Cresson beweert dat aan de gemeenschapsvoorschriften was voldaan, benadrukt de advocaat-generaal dat de verschillende feiten symptomatisch zijn voor een grondhouding die erop wijst dat mevr. Cresson bereid was, terwijl zij in functie was als lid van de Commissie, die functie te gebruiken om persoonlijke vrienden te bevoordelen op kosten van de Gemeenschap. Hij concludeert derhalve dat mevr. Cresson door de Commissie met recht wordt beschuldigd van favoritisme, hetgeen niet-nakoming inhoudt van haar verplichtingen als Commissielid.

Als gevolg van deze niet-nakoming van verplichtingen verklaart advocaat-generaal Geelhoed dat een financiële sanctie passend is. Naar zijn mening rechtvaardigt de ernst van de beschuldigingen tegen mevr. Cresson een volledig vervallen van pensioenrechten, maar zijn er enkele factoren, waaronder de tijd die is verlopen tussen haar ontslag en de inleiding van de procedure, de schade die haar reputatie reeds heeft opgelopen, en algemene administratieve cultuur die destijds binnen de Commissie heerste, die een matiging van een zo ernstige sanctie rechtvaardigen. Bijgevolg geeft hij het Hof in overweging de pensioenrechten van mevr. Cresson voor 50 % vervallen te verklaren vanaf de dag van uitspraak door het Hof.

N.B.: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te voor te stellen voor het concrete geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de beraadslagingen over het arrest, dat op een latere datum zal worden gewezen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Beschikbare talen: CS DE EN ES EL FR HU IT NL PL SK

De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=rechercher&n umaff=C -432/04
vanaf ongeveer 12.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.
Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656
---

In artikel 213, lid 2, van het EG-Verdrag zijn de verplichtingen van de leden van de Commissie neergelegd. De derde alinea van dit lid, gelezen in samenhang met artikel 216 EG-Verdrag, bepaalt dat de Raad of de Commissie zich kan wenden tot het Hof van Justitie, dat, al naar gelang van het geval, ten aanzien van het betreffende Commissielid ontslag ambtshalve of verval van het recht op pensioen of van andere voordelen kan uitspreken. Deze procedure is slechts ingeleid tegen één ander lid van de Commissie, Bangemann (zaak C-290/99, Raad/Bangemann), die echter door de Raad werd ingetrokken voordat het Hof uitspraak had gedaan.