KPMG
Pensioenfondsen worstelen met strikter toezicht
23 februari 2006
Nederlandse pensioenfondsen worstelen met de eisen die het Financieel
Toetsingskader (FTK) vanaf 1 januari 2007 aan het stelt. Vanaf die
datum moeten alle fondsen meer inzicht geven in de financiële risico's
die zij lopen en zorgen voor een adequate kapitaaldekking van de
verplichtingen.
Dit betekent onder meer dat de pensioenverplichtingen gewaardeerd
moeten worden tegen de marktrente en dat een solvabiliteitstoets voor
de korte termijn moet worden uitgevoerd. Daarnaast zien de fondsen met
de invoering van het FTK het spanningsveld tussen korte en lange
termijnrisicos groter worden en worden zij geconfronteerd met een
toename van het renterisico. Uit onderzoek van KPMG onder Nederlandse
pensioenfondsen blijkt dat 40% van de fondsen niet of nog lang niet
klaar is met de invoering van het Financieel Toetsingskader en zich
onvoldoende bewust is van de ingrijpende veranderingen als gevolg van
de invoering. Zo is 60% van de fondsen zich niet bewust van het feit
dat het FTK gevolgen heeft voor het gebruik van financiële
instrumenten, zoals derivaten.
Vanuit het verleden zijn pensioenfondsen alleen gewend aan
renterisicos op de beleggingsportefeuille, constateert Edward Snieder
van KPMG Financial Services. Als de pensioenverplichtingen straks
onder het FTK worden gewaardeerd tegen actuele waarde, krijgen de
fondsen ook voor die verplichtingen te maken met renterisico. Deze
verplichtingenportefeuille is een stuk groter dan de
beleggingsportefeuille en heeft een rentegevoeligheid die doorgaans
twee tot drie keer zo hoog is. Voor een gemiddeld pensioenfonds
betekent dit dat de rentegevoeligheid kan omslaan van negatief naar
positief en mogelijk vijf keer zo hoog wordt. Dit renterisico kan
worden afgedekt, maar het lage renteniveau maakt dat momenteel weinig
aantrekkelijk. Gezien het feit dat veel bestuurders onzeker zijn over
de renteontwikkelingen, kunnen derivaten hierbij een uitkomst bieden.
Met swaptions bijvoorbeeld kan het fonds zich beschermen tegen verdere
rentedalingen en profiteren van eventuele rentestijgingen. Niet meer
dan 18% van de fondsen is zich echter bewust van het feit dat het
gebruik van dit soort derivaten met het FTK zal veranderen.
Ook de solvabiliteitstoets die de fondsen moeten hanteren, geeft
volgens Snieder aan dat de meeste fondsen nog een lange weg te gaan
hebben. Snieder: Eén van de eisen waaraan de fondsen moeten voldoen is
het uitvoeren van een solvabiliteitstoets die duidelijk maakt of het
huidige surplus van het pensioenfonds toereikend is om ongunstige
ontwikkelingen op de financiële markten op te vangen. Deze
toereikendheid hangt voor een groot deel af van het risicoprofiel van
de beleggingsportefeuille. Dit betekent dat niet alleen de waarde van
de beleggingen en verplichtingen van belang is voor de
solvabiliteitstoets, maar ook de samenstelling van zowel de
beleggingsportefeuille als de verplichtingen. Van de onderzochte
pensioenfondsen geeft ruim 30% aan niet te weten welke methode
gehanteerd wordt bij het uitvoeren van de solvabiliteitstoets. Van de
fondsen die hier wel een beeld van hebben, hanteert ruim 40% de
gestandaardiseerde methode. Een andere mogelijkheid die De
Nederlandsche Bank de fondsen biedt, is een eigen risicotoets, die
weliswaar aanvullende eisen kent, maar kan leiden tot lagere
solvabiliteitseisen. Hoewel veel van de fondsen aan deze methode de
voorkeur geven vanwege de voordelen, is slechts 17% in staat deze
methode te hanteren. De andere fondsen haken af vanwege een gebrek aan
kennis en geld.
Voor nadere informatie: Andy Bellm, telefoon (020) 656 7039
© 2006 KPMG Holding N.V., member of KPMG International, a Swiss
cooperative. All rights reserved.