Persbericht
Opsporing oorlogsmisdrijven verbeterd
23 februari 2006
De opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven is verbeterd.
Dat concluderen onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut, die in
opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) van het ministerie van Justitie het 'plan van aanpak opsporing
en vervolging oorlogsmisdaden' evalueerden. Minister Donner heeft het
onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd. De onderzoekers waarschuwen
wel dat de kennis en ervaring van de teamleden op een meer
gestructureerde manier behouden moet blijven voor het opsporingsteam
en dat de formatie niet verder moet inkrimpen.
De onderzoekers schrijven dat zij een 'goed draaiend team'
hebben aangetroffen bij de politie en het OM, dat er deskundigheid
aanwezig is evenals de vereiste competenties en pionierszin. Ook
bestaat er een gevarieerd netwerk van samenwerkingspartners en zijn er
voldoende middelen en faciliteiten. Bovendien ervaren de betrokken
medewerkers de moeilijkheidsgraad van de zaken, de problemen bij het
vinden van getuigen en het feit dat veel misdaden vaak lang geleden en
in een ander land zijn gepleegd niet als een blokkade. Zij menen juist
dat deze factoren een beroep doen op de kwaliteit van rechercheren.
Dit is een heel ander geluid dan bij het vorige evaluatierapport in
2002 naar voren kwam.
Naar aanleiding van de evaluatie in 2002 is een aantal
maatregelen genomen om de opsporing en vervolging van oorlogsmisdaden
te verbeteren. Zo moest de beheers- en gezagstructuur verbeteren,
moest een meer operationele aanpak de resultaten verbeteren, moest de
deskundigheid van het team worden uitgebreid, was meer menskracht
nodig voor het team en diende de samenwerking tussen de verschillende
overheidsdiensten en de andere partners zoals NGO's en de tribunalen
te verbeteren.
Deze maatregelen hebben duidelijk geleid tot verbeteringen bij
de opsporing en vervolging van oorlogsmisdaden. Bekende zaken die
het zogeheten ROM-team van het KLPD en het Landelijk Parket de
afgelopen jaren hebben behandeld, zijn in 2004 de Congolese
oud-kolonel Sébastien N. (2,5 jaar celstraf wegens betrokkenheid bij
foltering), in 2005 de twee hoge officieren van de voormalige
Afghaanse geheime dienst Khad, Hesamudin H. en Habibullah J. (12 en
respectievelijk 9 jaar celstraf wegens betrokkenheid bij
oorlogsmisdrijven en foltering), in 2005 de zaak tegen Frans van A.
(15 jaar celstraf wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven) en de
nog lopende zaak tegen Guus K., die eveneens wordt verdacht van
medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven. De genoemde zaken hebben ook
buiten Nederland veel aandacht getrokken.
Om de aanpak van oorlogsmisdrijven verder te verbeteren, stellen
de onderzoekers dat:
* Het ROM-team een vaste formatie behoudt van 32 fte.
* De aanwezige kennis, ervaring en kwaliteit beter geborgd moet
worden in de organisatie en ook de continuïteit beter verzekerd
moet worden.
* De IND en het OM/ROM-team het protocol voor de
informatie-uitwisselingdienen te actualiseren.
De minister van Justitie onderschrijft de meeste conclusies van
het onderzoek en neemt deze over. De minister kiest er vooralsnog
echter voor de formatie van het ROM-team op het bestaande niveau te
houden. De voorgestelde periodieke evaluatie kan volgens de minister
in de toekomst beter worden ondergebracht bij het eventueel op te
richten expertisecentrum oorlogsmisdrijven. De Nationale Recherche
doet op dit moment onderzoek naar de mogelijkheden voor het opzetten
van een dergelijk centrum en de minister wil eerst die resultaten
afwachten. Het expertisecentrum kan bovendien een rol hebben bij het
borgen van de aanwezige kennis en kwaliteit. De minister schrijft
bovendien dat de Nationale Recherche en het Landelijk Parket beleid
zouden moeten ontwikkelen voor slachtoffers en (bedreigde) getuigen,
met name voor het geval dat die in het buitenland verblijven.
Het 'Plan van Aanpak opsporing en vervolging oorlogsmisdrijven' is
in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie
Centrum (WODC) van het ministerie van Justitie geëvalueerd door het
Verwey-Jonker Instituut in samenwerking met het Grotius Centre for
International Legal Studies en het interfacultair Centrum voor
Politiewetenschappen. Centrale vraag was in hoeverre dit plan van
aanpak in de periode 2002 - 2005 heeft geleid tot een meer doelmatige
en effectieve opsporing van oorlogsmisdrijven.
Ministerie van Justitie