Gemeente Sint-Oedenrode
Visie op lokale loketten
Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning
Mensen met een zorgvraag of zorgbehoefte blijven in toenemende mate zelfstandig wonen. Zij zullen
`een zo zelfstandig mogelijk leven' moeten opbouwen midden in de maatschappij. Vandaar de veel
gebruikte term vermaatschappelijking van zorg. Mensen zijn daarbij in eerste instantie aangewezen op
zichzelf. Soms lukt het hen niet de problemen, die zich voordoen bij het zelfstandig wonen en het
deelnemen aan de samenleving, zelfstandig of samen met anderen op te lossen. Bij het in werking
treden van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) -naar verwachting op 1 januari
2007- kunnen zij in die situaties terugvallen op een samenhangend stelsel van ondersteuning.
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de WMO en één van de taken wordt het verstrekken van
informatie, advies en ondersteuning op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Het realiseren van één
of meerdere lokale loketten waar inwoners met (ondersteunings)vragen op het terrein van wonen,
zorg en welzijn terechtkunnen wordt aanbevolen.
Regionale samenwerking
De gemeenten Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel werken samen bij de voorbereidingen van
de WMO. Het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op lokale loketten is één van de actiepunten in
het regionaal plan van aanpak.
Uitgangspunten en minimumvariant
De samenwerkende gemeenten hebben bij de voorbereiding op de WMO aan een gezamenlijke visie
op lokale loketten gewerkt. De instellingen en belangenorganisaties zijn tijdens de expertmeeting van
3 november betrokken bij de eerste uitgangspunten en de minimumvariant. Daarna is de gezamenlijke
visie verwoord in de `Notitie de gezamenlijke visie op lokale loketten'.
De Regionale WMO-Stuurgroep en de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken
gemeenten hebben besloten de gezamenlijke visie op de loketten voor te leggen aan de regionale en
lokale klankbordgroepen WMO. Hun reacties worden regionaal afgestemd en betrokken bij de
besluitvorming door de colleges en gemeenteraden van de afzonderlijke gemeenten in juni 2006.
De uitgangspunten:
· De functies van het lokaal loket zijn: informatie, vraagverheldering, advies,
ondersteuning/bemiddeling en toegang tot (in eerste instantie gemeentelijke) voorzieningen.
· Het lokaal loket is geen zorgloket, maar een loket voor wonen-zorg-welzijn. Alle burgers met
vragen op het brede terrein van de WMO/wonen-zorg-welzijn kunnen bij het lokaal loket terecht.
· "Niet leunen maar steunen" en "zelf wat zelf kan" gelden ook voor de dienstverlening in het lokaal
loket. Voor de zelfredzame burger ligt de nadruk op informatie. Het loket wijst de weg. Voor de
burgers die minder of niet zelfredzaam zijn gaat de dienstverlening verder.
· Het loket is (op termijn) op drie manieren bereikbaar: fysiek, telefonisch en digitaal. Het fysiek en
telefonisch loket wordt gevestigd in het gemeentehuis.
· De gemeente voert de regie over het loket. Zonder medewerking van de aanbieders kan het loket
niet functioneren. De afspraken tussen gemeenten en instellingen met betrekking tot de
dienstverlening worden vastgesteld in een (samenwerkings)overeenkomst.
· Het digitaal loket is een herkenbaar onderdeel van het gemeentelijk digitaal loket en is bereikbaar
via de gemeentelijke websites. Een sociale kaart is onderdeel van het digitaal loket.
· Een klantvolgsysteem is noodzakelijk om de vraag van inwoners te kunnen registreren. Het is
daarbij niet nodig om alle vragen één op één te volgen.
· Keuze voor een groeimodel, zowel voor de diepte (de functies), de breedte (doelgroep en
producten) als de bereikbaarheid van het loket. In de start-/minimumvariant ligt de nadruk op
personen met een handicap en ouderen en de producten en diensten op het terrein van wonen,
zorg en welzijn die voor hen het meest relevant zijn. Bij de start ligt de nadruk op informatie en
advies. Het loket biedt in ieder geval ook toegang tot de gemeentelijke WMO-producten die in de
WMO-verordening worden opgenomen.
Verdere voorbereiding
Om tijdig operationeel te zijn wordt in regionaal verband verder gewerkt aan onder andere de
afspraken met derden, de sociale kaart en het klantvolgsysteem. Uitgangspunt daarbij is uiteraard dat
afspraken, daar waar mogelijk, worden gemaakt onder voorbehoud van wijzigingen als gevolg van het
inspraak- en besluitvormingsproces.