Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 15 februari 2006 met kenmerk 06-BUZA-B-17 inzake maatregelen Jordaanvallei.

De door Israël bezette Jordaanvallei is voor de Palestijnen van vitaal belang: als vruchtbaar landbouwgebied, als waterreservoir en als vestigingsplaats voor de eigen bevolking in een toekomstige Palestijnse staat. In de Israëlische optiek is dit gebied eveneens van strategisch belang, vooral vanuit veiligheidsoverwegingen. Sinds de verovering van de vallei door Israël in 1967 hebben opeenvolgende Israëlische regeringen er naar gestreefd de greep op het gebied te versterken en in alle Israëlische plannen voor een finale statusoplossing voor het conflict met de Palestijnen was er sprake van permanente Israëlische controle in de Jordaanvallei. Onder het Palestijns-Israëlische Interim-akkoord van 1995 is de Jordaanvallei tijdelijk aangemerkt als een zgn. 'C-gebied'; d.w.z. een gebied dat vooruitlopend op een finale status regeling voorlopig onder volledige Israëlische veiligheidscontrole staat. Toegang van Palestijnen is sinds jaren beperkt.

De oorspronkelijke route van de afscheidingsbarrière weerspiegelde bovengenoemd Israëlisch streven; middels een oostelijk traject zou de Israëlische controle over de

Jordaanvallei zeker worden gesteld. Als gevolg van internationale druk (onder meer van de Europese Unie), aandacht door ngo's en uitspraken van het Israëlische Hooggerechtshof zag de Israëlische regering echter af van de bouw van dit oostelijke tracé van de barrière. Na dit besluit (en na de overdracht van Jericho aan de Palestijnse Autoriteit in het kader van de Sharm el Sheikh afspraken van maart 2005) nam Israël in de loop van 2005 aanvullende maatregelen die de toegang van Palestijnen tot de Jordaanvallei verder beperkten. De Israëlische regering stelt dat deze maatregelen genomen zijn uit veiligheidsoverwegingen. Hoe dan ook, effectief gevolg van deze maatregelen is dat de Jordaanvallei de facto grotendeels voor de Palestijnse bevolking ontoegankelijk is geworden.

De Israëlische waarnemend premier, Olmert, heeft niet lang na zijn aantreden aangekondigd dat hij bij voorkeur geen verdere unilaterale stappen zet en liever in directe onderhandelingen met de Palestijnen tot een oplossing van het conflict komt en tot vaststelling van de definitieve grenzen van Israël. Zou er echter geen Palestijnse partner zijn dan zou Israël geen andere keuze hebben dan de eigen grenzen eenzijdig vast te stellen. Volgens Olmert zouden in ieder geval Jeruzalem en de grote nederzettingenblokken binnen de grenzen van Israël vallen en zou Israël controle behouden over de Jordaanvallei. Na de overwinning van Hamas bij de Palestijnse parlementsverkiezingen is het unilaterale scenario waarschijnlijker geworden. Israël heeft immers aangekondigd geen contact te zullen hebben met een door Hamas gecontroleerde Palestijnse Autoriteit, tenzij Hamas het geweld afzweert, Israël erkent en verklaart de bestaande overeenkomsten tussen Israël en de Palestijnen te respecteren.

De Routekaart en andere relevante internationale afspraken gaan uit van een via onderhandelingen tot stand gekomen oplossing van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Het eenzijdig vaststellen van grenzen past niet binnen deze afspraken. Zoals bekend, zal de Europese Unie geen grenzen die afwijken van de bestandslijnen van 1948 erkennen, indien deze niet met instemming van de rechtstreeks betrokken partijen tot stand zijn gekomen.

De regering voert met de Israëlische regering een voortdurende dialoog over uiteenlopende aspecten van het vredesproces. In dit kader zal de situatie in de Jordaanvallei in de contacten met de Israëlische autoriteiten aan de orde worden gesteld. Ook zal de regering er naar streven dat deze kwestie in de contacten tussen de Europese Unie en Israël aan de orde komt. Daartoe heeft Nederland inmiddels EU Hoge Vertegenwoordiger Solana verzocht de Jordaanvallei in zijn ontmoetingen met de Israëlische autoriteiten op te brengen en zal de regering in EU-verband voorstellen

deze kwestie ter sprake te brengen tijdens de eerstvolgende EU-Israël Associatieraad. Tevens zal de regering het Oostenrijkse EU-voorzitterschap vragen op korte termijn onderhavige kwestie bij de Israëlische autoriteiten aan te kaarten. Daarnaast zal de situatie in de Jordaanvallei in een onderhoud met de Israëlische ambassadeur worden opgebracht.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --