Gerechtshof Arnhem


Uitspraak in hoger beroep in de moordzaak te Twello

Op woensdag 22 februari 2006 heeft het hof arrest gewezen in de strafzaak tegen E.M. Verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde moord wegens gebrek aan bewijs. Voor de overige zeven tenlastegelegde feiten is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek.

Volgens de advocaat-generaal heeft verdachte op 15 januari 2001 in de portiek van een KPN-gebouw in de buurt van de woning van het slachtoffer enige tijd staan wachten. Toen het slachtoffer naar buiten kwam, is verdachte op hem afgerend en heeft hij het slachtoffer met 22 messteken om het leven gebracht. Verdachte heeft het feit ontkend. Van hem zijn geen sporen op de plaats van het delict aangetroffen. Het hof is met de volgende twee vragen geconfronteerd:

1. Staat vast dat verdachte de man is geweest die zich bij het KPN-gebouw ophield?

2. Staat vast dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken?

Vraag 1 De man bij het KPN-gebouw

a. Herkenning
Vier getuigen hebben op de avond van 15 januari 2001 een man zien staan in de portiek van het KPN-gebouw omstreeks half zeven, kwart voor zeven. Deze man was gekleed in donkere kleding, rookte een of twee sigaretten en rende plotseling weg in de richting van de plaats waar later het slachtoffer werd neergestoken. Drie van deze getuigen hebben verklaard dat ze verdachte kenden uit de tijd vóór 15 januari 2001, dat de man weliswaar qua postuur leek op verdachte, maar dat zij hem die avond niet hebben herkend. In 2004, nadat het onderzoek is heropend, wordt door twee van de getuigen weliswaar de naam van verdachte genoemd als degene die zich op de bewuste 15e januari 2001 bij het KPN-gebouw zou hebben opgehouden, maar bij de verhoren bij de rechter-commissaris in 2005 verklaren de getuigen dat zij de man niet hebben herkend als zijnde verdachte.

Naar het oordeel van het hof staat op grond van deze verklaringen niet vast dat verdachte degene is geweest die bij het KPN-gebouw heeft gestaan kort voorafgaand aan het delict.

b. De sigarettenpeuk
In de portiek van het KPN-gebouw is een sigarettenpeuk van het merk Marlboro gevonden met daarop DNA-materiaal van verdachte. Het ging om een "verse" sigarettenpeuk. Vier getuigen hebben gezien dat de man in de portiek van het KPN-gebouw heeft staan roken. Verdachte heeft verklaard dat hij Marlboro-sigaretten rookt en dat hij overal in Twello rookte, ook bij het KPN-gebouw.

Naar het oordeel van het hof kan uit deze gegevens niet worden afgeleid dat het verdachte is geweest die vlak voor het tijdstip van de dood van het slachtoffer in de portiek van het KPN-gebouw heeft gestaan. Daarbij gelden de volgende overwegingen:
* Niet met zekerheid is vast te stellen of en zo ja, op welk tijdstip de bewuste sigarettenpeuk op 15 januari 2001 door verdachte is achtergelaten. Het aantreffen van een zogenaamde "verse" sigarettenpeuk" in een portiek betekent naar het oordeel van het hof niet meer dan dat het resterende witte papier van die sigarettenpeuk (nog) niet is aangetast door weersinvloeden. Naar algemene ervaringsregelen verkleurt immers wit sigarettenpapier naar een gelige kleur onder invloed van vochtinwerking. In het dossier bevinden zich ook fotoâs van dergelijke verkleurde sigarettenpeuken.

* De aangetroffen witte peuk lag echter binnen in de portiek en was daarmee onttrokken aan rechtstreekse weersinvloeden, zoals regen of sneeuw. Gelet op een en ander valt de mogelijkheid niet uit te sluiten dat verdachte de peuk daar al eerder die dag of zelfs één van de dagen ervoor heeft achtergelaten.
* Volgens alle vier bovengenoemde getuigen heeft de man een sigarettenpeuk weggegooid/weggeschoten. Twee getuigen verklaren dat de man de peuk pas heeft weggegooid nadat hij was gaan rennen, en dus op het terrein buiten de portiek. Alleen volgens de getuige X is sprake geweest van twee sigaretten. De tweede was volgens hem een joint. Uit de verklaring van deze getuige leidt het hof af dat de peuk van deze joint bij het wegschieten is teruggeketst tegen de binnenmuur van de portiek en vervolgens in de portiek is terechtgekomen. De getuige heeft de (half opgerookte) joint nog dezelfde avond in de portiek gevonden en vervolgens weggegooid. Gelet op een en ander staat van deze peuk (joint) vast dat deze niet de later door de politie in beslaggenomen peuk van het merk Marlboro is geweest. Uit geen van de getuigenverklaringen valt enig bewijs te putten met betrekking tot de vraag of en zo ja, hoe laat verdachte de aangetroffen sigarettenpeuk Marlboro met DNA-sporen van verdachte die avond in de portiek heeft achtergelaten. Ook op deze grond blijft de mogelijkheid open dat de betreffende peuk daar op een eerder moment door verdachte is achtergelaten.

* De getuige Y heeft verklaard dat hij de man in de portiek op een gegeven moment een wit spul (waarschijnlijk witte kauwgom) in de deurbel heeft zien duwen. Het betreffende materiaal is op DNA-sporen onderzocht. Het bij dit onderzoek aangetroffen DNA komt niet overeen met het DNA van verdachte.

Vraag 2. Is verdachte de dader van de steekpartij? Voorop staat dat er geen direct bewijs is dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken met een mes. Er zijn daarvoor geen sporen aangetroffen bij verdachte en bij het slachtoffer en uit het onderzoek is niet gebleken dat getuigen iets hebben waargenomen van de steekpartij. Bij zijn overwegingen heeft het hof ook nog betrokken dat volgens de moeder van het slachtoffer diens laatste woorden waren: "Die Turk heb mien-e-stokken met een me...". Verdachte is weliswaar van Turkse komaf, maar naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat hiermee uitsluitend verdachte kan zijn bedoeld. In het door de advocaat-generaal geschetste scenario is de man bij het KPN-gebouw degene die het slachtoffer heeft gestoken. Bij de beantwoording van de vraag wie er heeft gestoken moet voorop staan dat er zich in het dossier geen rechtstreeks bewijs bevindt dat de rennende man en de dader dezelfde persoon zijn geweest. Hoewel er slechts zeer weinig tijd ligt tussen het moment dat de man volgens de getuigen bij het KPN-gebouw wegrende in de richting van de plek waar het slachtoffer kort daarna werd neergestoken en het moment dat getuigen uit de richting van die plek iemand hoorden schreeuwen, staat naar het oordeel van het hof zonder meer niet vast dat de rennende man dezelfde persoon is als degene die het slachtoffer heeft gestoken.

Een getuige heeft gezien dat twee personen met elkaar in gevecht waren. Hij heeft verklaard dat deze personen even lang waren. Het slachtoffer was 1.73 meter lang, de lengte van de man uit het KPN-gebouw was volgens getuigen ongeveer 1.85 à 1.90 meter en verdachte is ongeveer 1.95 meter lang. Bij gebreke van enig ander bewijs valt niet uit te sluiten dat het niet de man bij het KPN-gebouw maar een ander is geweest die de fatale messteken heeft toegebracht. In dit verband acht het hof mede van belang dat door de verschillende getuigen niet eenduidig is verklaard over zowel de looprichting van de man als over diens kleding.

Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot de overtuiging te komen dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer van het leven heeft beroofd. Verdachte is daarom van de tenlastegelegde moord vrijgesproken.

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 22 februari 2006 Naar boven