Ministerie van Financiën

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk

AFP 2006-00147

Onderwerp

OZB-tarieven

Afgelopen zondag heb ik in het programma Buitenhof uitspraken gedaan over overschrijdingen door gemeenten van de maximeringsregels in de onroerendezaakbelastingen. Deze uitspraken waren te stellig gelet op de onderliggende cijfers, naar is gebleken. Ik hecht eraan de achtergronden hiervan toe te lichten.

Juridisch

Op 1 januari 2006 is de wet van 22 december 2005 Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen in werking getreden (Stb. 2005, 725). Met deze wet zijn in de Gemeentewet maximumtarieven en een maximale stijging voor de resterende drie OZB ingevoerd. De maximale stijging geldt voor tarieven boven drempeltarief. Van deze maxima mag worden afgeweken indien ontheffing van de provincie wordt verkregen. In artikel 220g, tweede lid, van de Gemeentewet staat dat raadsbesluiten waarbij de tarieven voor de OZB hoger zijn dan in de wet is toegestaan niet in werking treden dan nadat ontheffing is verleend door de provincie. Deze bepaling wordt geacht ook van toepassing te zijn op besluiten die genomen zijn voor de inwerkingtreding van de wet op 1 januari jl. (artikel XXXa van het Belastingplan 2006). Dit betekent dat als gemeenten boven het maximale stijgingspercentage zitten met hun tarieven, het besluit niet in werking kan treden zonder ontheffing. Gemeenten met een verordening in strijd met deze bepaling lopen het risico dat aanslagen die op grond daarvan worden opgelegd, door de rechter worden vernietigd.

Cijfermateriaal

Afrondingsverschillen in cijfers

In oktober heeft BZK een indicatieve lijst op haar website geplaatst terzake OZB-tarieven gemeenten. Bij de samenstelling van deze indicatieve lijst is uitgegaan van enquêtegegevens van het COELO, waarbij nog een omzetting heeft plaats gehad van het tarief op basis van waardegrondslag ? 2268,- naar ? 2500,-. Deze omzetting kan in de uitwerking door gemeenten afrondings-verschillen rond de 2% opleveren. Dit lijkt nu in veel gevallen ook de verklaring van een belangrijk deel van de gemeenten waarom zij (marginaal) boven de 2% stijging uitkomen.

Ontheffingen

Een andere factor waarmee rekening moet worden gehouden betreft de mogelijkheid van ontheffing door de provincie. Op dit moment bestaat ook daarover nog niet voldoende eenduidigheid. Het COELO bijvoorbeeld gaat uit van een ander aantal ontheffingen op basis van enquêtegegevens dat het IPO gaat op basis van informatie van de provincies.

Overige rekenkundige onduidelijkheden

Naast de hierboven factoren heeft een quick scan op mijn verzoek opgeleverd dat nog ruis in de cijfers kan bestaan vanwege mogelijke heffingskortingen door gemeenten en verschillen tussen de eerdere opgaven die gemeenten aan het COELO hebben gedaan en de tarieven in de definitieve verordeningen.

Gelet op dergelijke verschillen wil ik samen met het ministerie van BZK, de VNG, het IPO en het COELO om tafel gaan om absolute zekerheid en duidelijkheid te krijgen over de stijging van de OZB-tarieven in gemeenten en de verleende ontheffingen.

Ik vind het spijtig dat door mijn uitspraken ten onrechte de indruk is gewekt dat alle 74 gemeenten aan wie afgelopen vrijdag een brief over dit onderwerp is uitgegaan inderdaad in strijd met de wet zouden hebben gehandeld. Ook is de suggestie die in mijn woorden besloten heeft gelegen dat burgers en bedrijven een aanslag OZB niet zouden moeten betalen, ongelukkig geweest. Ook al is er op grond van de wet sprake van een raadsbesluit dat niet in werking kan treden, dan nog zou het juiste advies zijn geweest aan de belastingplichtigen om bezwaar te maken tegen de aanslag.

Bij deze brief zijn gevoegd de brief die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vrijdag heeft verstuurd en de persverklaring die ik gisteren heb laten uitgeven.

De minister van Financiën,

G. Zalm