WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/400
datum : 21-02-2006
onderwerp : Respons en vervolgacties 'Kiezen voor Landbouw'
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
In september 2005 heb ik u de nota Kiezen voor landbouw aangeboden. De
nota Kiezen voor landbouw is geen klassieke beleidsnota waarin de
overheid na haar analyse van en mening over de gewenste ontwikkeling
aangeeft wat ze zelf gaat doen. Met de nota Kiezen voor landbouw heb
ik ondernemers in en rond de agrarische sector een handreiking willen
geven. Zij staan in de komende jaren voor belangrijke keuzen en kunnen
zich met deze nota oriënteren op de betekenis van de geschetste
ontwikkelingen voor hun bedrijven. Daarbij zullen ze zelf het voortouw
moeten nemen. Samen met ondernemers, mensen werkzaam in het
bedrijfsleven, bestuurders en medewerkers van waterschappen,
provincies en gemeenten wil ik werken aan het perspectief dat in de
nota is geschetst.
In de nota heb ik aangegeven dat ik na het verschijnen ervan intensief
gesprekken wilde voeren met ondernemers en andere direct betrokkenen.
In de afgelopen maanden heb ik dat ook gedaan. In
discussiebijeenkomsten verspreid over het land heb ik de grote lijn
van Kiezen voor landbouw uiteengezet. Bovenal zijn ondernemers uit de
agrarische sector uitgebreid aan het woord geweest.
Met de bijeenkomsten heb ik beoogd:
1. een realistisch beeld te geven van hetgeen de komende periode op
agrarische ondernemers afkomt;
2. agrarisch ondernemers duidelijk te maken dat het aan hen zelf is
om op basis daarvan een bewuste keuze te maken voor de toekomst
van hun bedrijf en te zorgen voor versterking van de verbinding
met de markt, de omgeving en de maatschappij;
3. aan te geven wat agrarisch ondernemers daarbij van de overheid
kunnen verwachten.
De afgelopen maanden hebben ook allerlei organisaties, zoals
landbouworganisaties, banken en provincies, bijeenkomsten
georganiseerd waarin de nota Kiezen voor landbouw op de agenda stond.
In deze brief geef ik een overzicht van de respons van ondernemers en
andere betrokkenen bij de sector in de diverse bijeenkomsten en
initiatieven. In het tweede deel van deze brief geef ik aan welke
vervolgacties vanuit de overheid zijn ingezet of zullen worden ingezet
naar aanleiding van Kiezen voor landbouw.
Respons op de nota
In de nota Kiezen voor landbouw heb ik op basis van verschillende
onderzoeken en een groot aantal gesprekken met betrokkenen bij de
sector een overzicht gegeven van de ontwikkelingen die ik waarneem en
voorzie. De conclusie die ik daaruit getrokken heb, is dat het
agrocluster in Nederland een prima uitgangspositie heeft. Uit de nota
spreekt vertrouwen in de toekomst. Wel zal de sector te maken krijgen
met ingrijpende veranderingen en opgaven. Vervolgens heb ik per sector
aangegeven welke opgaven voor de toekomst volgen uit de
omgevingsanalyse. De ondernemers kiezen welke opgave voor hen geldt en
bepalen - met hun handelen en strategieën - hoe de landbouw van morgen
eruit ziet, binnen de ruimte die de samenleving daarvoor biedt.
Ik constateer dat betrokkenen in de sector zich over het algemeen goed
kunnen vinden in de omgevingsanalyse en in de opgaven voor de toekomst
die ik daaruit heb gedestilleerd. Verschillende partijen hebben recent
omgevingsanalyses uitgebracht die een vergelijkbaar beeld schetsen.
Uit de gesprekken die ik heb gevoerd blijkt ook dat er in de
agrarische sector een toenemend vertrouwen is in de toekomst. Het
wordt in de sector zeer op prijs gesteld dat het kabinet in de nota
Kiezen voor landbouw expliciet aangeeft dat het Nederlands agrocluster
in verschillende opzichten een onmisbare bijdrage levert aan de
welvaart en het welzijn in ons land. Dat geldt ook voor de uitspraak
dat er ruimte blijft voor de agrarische sector in Nederland en voor
het vertrouwen dat het kabinet uitspreekt in de toekomst van de
agrarische sector. De gesprekken die ik de afgelopen maanden heb
gevoerd, hebben mij gesterkt in de overtuiging dat de agrarische
sector in staat is om te gaan met de komende ingrijpende
veranderingen.
Naast de waardering die ik voor de nota heb mogen ontvangen zijn er
ook kritische geluiden naar voren gebracht. Zo is mij verweten dat ik
'iets te makkelijk achter Brussel en de WTO aankuier' en dat ik
ondernemers het perspectief bied van 'innoveren met een lege
portemonnee'. De consequenties die ik trek uit de in de nota
geformuleerde uitgangspunten hebben als reactie opgeroepen dat ik te
veel overlaat aan de markt. Ook al kunnen veel boeren en tuinders zich
in de grote lijn herkennen, bij de gesprekken die ik heb gevoerd zijn
zeer veel opmerkingen gemaakt over de concrete invulling van het
overheidsbeleid. Ik noem hier een aantal van de opmerkingen en
suggesties die ik regelmatig heb vernomen:
* Ik hoor zorg over de samenhang tussen regelgeving van
verschillende departementen, provincies en gemeenten. Met name het
signaal dat gemeenten (en in mindere mate provincies) onvoldoende
geneigd zijn om te werken aan ontwikkelingsruimte voor ondernemers
komt regelmatig terug. Ruimte voor ondernemen komt er pas als alle
overheidslagen daaraan medewerking verlenen.
* De resultaten die door LNV zijn bereikt in de reductie van
administratieve lasten worden in de bedrijven nog (te) weinig
opgemerkt en men maakt zich zorgen om nieuwe administratieve
lasten.
* Het belang van een Europees level playing field wordt veelvuldig
benadrukt: we zijn in de ogen van ondernemers in Nederland vaak
'roomser dan de paus'.
* Het kennissysteem moet beter bij de praktijk aansluiten.
* Er bestaat een behoefte aan (financiële) ondersteuning van kleine
innovaties.
Initiatieven voor oriëntatie op de toekomst
Bovengenoemde waardering en kritiek geven mij het gevoel dat mijn
visienota heeft geleid tot het gewenste resultaat, namelijk dat de
discussie over de toekomst van de agrarische sector in ons land is
gestimuleerd en de toekomstoriëntatie en nieuw elan daardoor wordt
gevoed. Een discussie die aanspoort tot het maken van noodzakelijke
keuzes door alle betrokkenen. Vanuit mijn departement is de nota met
bijbehorende sectorbrochures en het wetenschappelijk
achtergrondrapport aangeboden aan een groot aantal intermediaire
organisaties en adviserende instanties. Verschillende intermediaire
organisaties hebben aangegeven dat ze het materiaal gebruiken. Ik
signaleer - met instemming - op allerlei plekken in de agrarische
sector initiatieven waarbij ondernemers, al dan niet in ketenverband,
ontwikkelingen in hun omgeving vertalen naar een toekomststrategie
voor het eigen bedrijf. Ook heb ik veel initiatieven waargenomen die
gericht zijn op het uitwisselen van kennis en het versterken van
ondernemerschap in de agrarische sector. Bij deze initiatieven spelen
onder meer landbouworganisaties, banken, adviesdiensten, ketenpartijen
en kennisinstellingen een grote rol. In lijn met de in Kiezen voor
landbouw beschreven sturingsfilosofie heb ik de afgelopen tijd een
aantal maatschappelijke initiatieven ondersteund. Enkele voorbeelden
wil ik hieronder in het kort schetsen.
NAJK project Nieuwe Wegen
Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) heeft, samen met de
GIBO Groep en ZLTO Advies het project 'Nieuwe Wegen voor Jonge
Ondernemers' ontwikkeld. Dit leidt tot een goed onderbouwd
businessplan voor het eigen bedrijf en een strategie voor de toekomst:
is er ruimte voor schaalvergroting, of kan de jonge ondernemer beter
op zoek gaan naar nieuwe wegen en nieuwe bedrijfstakken? Het project
is financieel mogelijk gemaakt door het ministerie van LNV.
Kennis op de Akker
Het project 'Kennis op de Akker' is op 1 januari 2006 gestart. Het
richt zich op verbeteringen in kwaliteit en rendement van de productie
van bijvoorbeeld consumptie- en industrieaardappelen, suiker, graan en
groenten. Belangrijk onderdeel is een betere informatie-uitwisseling
tussen onderzoekers en ondernemers. Daarbij krijgt de ondernemer
praktische hulpmiddelen aangereikt. Samenwerking en kennisuitwisseling
in de keten staat voorop, met de ondernemer centraal, geheel conform
de visie Kiezen voor landbouw. Het bedrijfsleven bepaalt in grote
lijnen de agenda zodat direct wordt aangesloten bij de behoefte van de
ondernemers. Een groot aantal ondernemingen uit de teelt, het
onderzoek, de handel en de verwerkende industrie heeft zich
gecommitteerd aan dit initiatief.
Melkveeacademie
Wageningen UR en LTO Nederland hebben samen de Melkveeacademie
opgezet. De Melkveeacademie is een netwerk van melkveehouders, gericht
op het leren in de praktijk. Met name het leren van
collega-ondernemers staat daarbij centraal. Daarnaast wordt ook
regelmatig een beroep gedaan op ketenpartijen, ondernemers, adviseurs
en netwerken buiten de sector. Ook legt de melkveeacademie verbinding
tussen de praktijk, onderzoek en onderwijs, waardoor deze laatste
beter op de praktijk kunnen aansluiten. Het ministerie van LNV heeft
de melkveeacademie financieel ondersteund, samen met het Productschap
Zuivel, de provincie Friesland, Rabobank, regionale
ontwikkelingsfondsen en de Europese Commissie.
Toekomstagenda tuinbouw
Door het tuinbouwbedrijfsleven is een innovatie- en kennisagenda 2020
opgesteld als een invulling van het door het Innovatieplatform
aangewezen sleutelgebied 'Flowers & Food'. Deze innovatie- en
kennisagenda zal nog verder worden ingevuld en onderbouwd in een meer
samenhangend programma, waarbij ook de relatie met onderwijs en
onderzoek een plaats zal krijgen. Eén van de speerpunten in de
innovatieagenda is 'Leren Innoveren', met als kernopgave de
versterking van ondernemerscompetenties voor ontdekken, verkennen en
ontwikkelen. Ondernemers en andere ketenpartijen werken hierbij
nadrukkelijk samen. De ontwikkeling van een Tuinbouwclusteracademie
(TCA), die door het bedrijfsleven mede met subsidie van LNV is
opgezet, is één van de initiatieven in dit speerpunt. Bij de TCA staat
leren met en van ondernemers, ook van buiten de tuinbouw, centraal.
Toekomstagenda intensieve veehouderij
Iets meer dan een jaar geleden (19 januari 2005) heeft in Baarn de
vervolgbijeenkomst plaatsgevonden naar aanleiding van het debat over
de intensieve veehouderij. In deze vervolgbijeenkomst werd een nieuwe
stap gezet in het proces. Van een breed debat over de plaats en het
belang van deze sector in Nederland is in Baarn overgegaan tot het
maken van concrete afspraken. Een volgende stap is het stimuleren van
het bedrijfsleven om per sector strategische toekomst- en innovatie
agenda's op te gaan stellen. Deze agenda's zullen een belangrijk
uitgangspunt vormen voor de kennis- en onderzoeksagenda van LNV en de
sectoren èn richting geven aan de inzet van het LNV- en
sectorinstrumentarium. In de varkenshouderijsector heeft SOVION het
initiatief genomen voor een rondetafelconferentie over en met de
varkensvleesketen. Tijdens de conferentie op 19 januari jl. is op
hoofdlijnen gesproken over de strategische toekomstthema's, thema's
voor de innovatie-agenda en zijn afspraken gemaakt over een vorm van
structurele samenwerking voor de verdere uitwerking en uitvoering van
de agenda. In de pluimveesector worden de eerste verkennende
gesprekken gevoerd om te komen tot een soortgelijk initiatief.
Toenemende aandacht voor bedrijfsstrategieën in de veehouderijsectoren
Ik constateer met genoegen dat een groeiend aantal ondernemers in de
veehouderijsectoren bewust nadenkt over hun toekomstige
bedrijfsstrategie, werkt aan het verder verbeteren van hun ondernemer-
en vakmanschap en met veel energie in samenwerking met diverse
partijen in de keten aan vernieuwing en innovaties werkt.
Dit komt onder andere tot uiting in de grote belangstelling voor het
Programma Netwerken in de Veehouderij en voor de innovatie- en
demonstratieregelingen voor de intensieve veehouderij. Ook is er grote
belangstelling voor het praktijkproject 'Koe in de wei'. In dit
project staat de verbinding tussen veehouderij, landschap en recreatie
centraal.
Overheidsactiviteiten
In Kiezen voor landbouw is aangegeven dat de overheid vooral een
begeleidende en faciliterende rol heeft: ruimte geven aan ondernemers
waar dat mogelijk is, initiatieven stimuleren en keuzes van
ondernemers faciliteren. En bij dat alles het borgen van publieke
belangen. Ik heb daarbij benadrukt dat die rol vooral betekenisvol kan
worden ingevuld als er sprake is van een goede communicatie en
onderling vertrouwen tussen de overheid, de sector en de samenleving.
De kernopgave voor mijn ministerie is om dat vertrouwen te bestendigen
en te verstevigen en zo bij te kunnen dragen aan een sterkere
verbinding van de agrarische sector met de markt, de omgeving en de
samenleving.
In het laatste hoofdstuk van de nota Kiezen voor landbouw is
aangegeven op welke terreinen nog een rol voor de overheid is
weggelegd. De daar weergegeven activiteiten, aangevuld met de signalen
die ik van de direct betrokkenen heb ontvangen tijdens de bespreking
van de nota, worden de komende periode opgepakt. Enerzijds betreft dit
het (financieel en met de inzet van mensen) ondersteunen van diverse
maatschappelijke initiatieven zoals hiervoor aangegeven. Anderzijds
betreft dit activiteiten die in het bijzonder de specifieke rol van de
overheid betreffen.
Vervolgacties Kiezen voor landbouw
Ondersteunen van maatschappelijke initiatieven
Er zijn vele initiatieven waarbij ondernemerschap, het maken van
keuzes door ondernemers en het uitwisselen van kennis nadrukkelijk aan
de orde is. Voor een groot aantal van de weergegeven initiatieven
geldt dat deze financieel en soms ook door de inzet van expertise en
menskracht van zowel overheden als particuliere organisaties worden
ondersteund. Deze initiatieven sluiten ook goed aan op het door mij in
de nota genoemde uitgangspunt 'Van zorgen voor naar zorgen dat'; eigen
initiatieven moeten aan het begin staan en bieden zo de beste garantie
voor zowel draagvlak binnen de sector als een succesvol verloop van
deze initiatieven.
Ten aanzien van specifieke overheidsactiviteiten volgt hieronder een
selectie van de activiteiten die inmiddels lopen of dit jaar worden
opgepakt:
Minder en betere regels
Ik geef uitwerking aan het kabinetsstreven om te komen tot een andere
verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en samenleving middels
de 'van zorgen voor naar zorgen dat' sturingsfilosofie. Onderdeel
daarvan is de terugdringing van gedetailleerde voorschriften. In
plaats daarvan wordt waar mogelijk, op voorwaarde dat scherpe doelen
geformuleerd kunnen worden, gewerkt aan regelgeving gebaseerd op open
normen. Zo wordt de verantwoordelijkheid voor de manier waarop
doelstellingen worden verwezenlijkt meer bij ondernemers/de agroketen
zelf gelegd.
Ondernemers kunnen zo eigen keuzes maken gericht op de eigen
specifieke situatie. Door de actie Grote Vereenvoudiging van
Regelgeving is de transparantie van de LNV-regelgeving sterk vergroot,
is het aantal regels fors verminderd en zijn de lasten aanzienlijk
verlaagd. Met de inwerkingtreding van het nieuwe mestbeleid op 1
januari 2006 heeft de reductie van de administratieve lasten voor het
gehele LNV-domein inmiddels de 33% bereikt. Dit is weliswaar beduidend
meer dan de kabinetsbrede doelstelling van 25%, maar de beleving van
deze lastenreductie wordt niet over al gevoeld. Daarom is op basis van
de signalen van ondernemers tijdens de regiobijeenkomsten met voorrang
gestart met het project 'Beleefde lasten'. Het doel van dit project is
het krijgen van inzicht in de administratieve lasten zoals die door de
betrokkenen worden ervaren en het daar waar mogelijk wegnemen van
irritaties. Het belangrijkste middel om de benodigde informatie te
verkrijgen is het voeren van keukentafelgesprekken met ondernemers.
Hiermee wordt ook aangesloten bij het verzoek van dhr. Oplaat tijdens
de begrotingsbehandeling van LNV.
In het kader van het verminderen van de administratieve lasten kunnen
ook de pilots op het gebied van Toezicht op Controle worden genoemd.
In deze pilots wordt invulling gegeven aan de nieuwe rolverdeling
tussen overheid en bedrijfsleven. Het bedrijfsleven neemt daarbij zijn
eigen verantwoordelijkheid voor het voldoen aan normen en zet daartoe
controlesystemen op. In het verlengde hiervan stemt de overheid haar
controlerende werkzaamheden hierop af door toezicht uit te oefenen op
deze systemen van het bedrijfsleven. Hiermee zijn voordelen te behalen
zoals een vermindering van de administratieve- en inspectielasten voor
het bedrijfsleven en een efficiëntere inzet van de toezichts- en
controlecapaciteit van de overheid. In 2006 zullen in diverse sectoren
(varkenshouderij, sierteelt, rundveehouderij) pilots worden
uitgevoerd. De pilots zullen leiden tot een concrete invulling van de
kaders van Toezicht op Controle.
De door LNV ingezette acties passen in de lijn van het kabinetsbeleid
om de regelgeving te verbeteren en de daarmee voor het bedrijfsleven
gemoeide lasten te verlagen. Naast het project Administratieve Lasten
kan bijvoorbeeld gewezen worden op het Project Vereenvoudiging
vergunningen. LNV doet hier volop aan mee. Het kabinet presenteert in
mei de voorstellen. Ook de andere overheden (provincies en gemeenten)
beoordelen de noodzaak en procedures rond de vergunningen die zij
uitvoeren. Daarnaast hebben ook zij dereguleringsacties ingezet om tot
meer ruimte voor ondernemers te komen.
Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving en de vergroting
van de transparantie zal in 2006 worden gewerkt aan een wetsvoorstel
dat als werktitel 'Wet dieren en dierlijke producten' heeft. In deze
wet zullen de via diverse wetten geregelde regels met betrekking tot
dieren en dierlijke producten, in het belang van diergezondheid,
dierenwelzijn, volksgezondheid en handel, worden samengebracht en
gemoderniseerd. Bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel zal er
geregeld voor betrokken maatschappelijke organisaties gelegenheid zijn
om hierover met mijn ministerie van gedachten te wisselen.
Ruimte voor ondernemerschap
Tijdens de verschillende bijeenkomsten over Kiezen voor landbouw gaven
veel mensen aan dat alleen daadwerkelijke ruimte voor ondernemerschap
ontstaat als de praktijk van regelgeving van verschillende
departementen, provincies en gemeenten beter op elkaar aansluit.
Veelvuldig kwam de klacht naar voren dat vooral gemeenten (en in
mindere mate provincies) nog onvoldoende geneigd zijn
ontwikkelingsruimte voor ondernemers te creëren. Vaak betreft het hier
zaken in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Rijk, provincies en
gemeenten staan in de ruimtelijke ordening voor de opgave om
gezamenlijk de omslag te maken naar een ontwikkelingsgerichte aanpak
die daadwerkelijk ruimte geeft aan ondernemerschap. Met de
landbouworganisaties, VNG, IPO en andere betrokken departementen ben
ik in overleg om na te gaan op welke wijze we gezamenlijk activiteiten
kunnen ontwikkelen om de genoemde omslag te verwezenlijken.
Een belangrijke actie in dit verband is het ontwikkelen van een
omgevingsvergunning, waarin verschillende locatiegebonden vergunningen
(bouw-, milieu-, en sloopvergunning, e.d.) worden geïntegreerd.
Hiertoe is door mijn ambtgenoot van VROM een wetvoorstel voorbereid,
dat inmiddels om advies bij de Raad van State is aangeboden. Het
bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning zal over het algemeen de
gemeente zijn.
Voor de vergunningverlening voor locatiegebonden activiteiten op grond
van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet zal bij de
omgevingsvergunningen worden 'aangehaakt'. Dit gebeurt zodanig dat,
zonder afbreuk te doen aan de bestaande bevoegdheidstoedeling op grond
van die wetten, in de omgevingsvergunning de toets die op grond van
voornoemde wetten moet plaatsvinden bij de vergunningverlening wordt
meegenomen. De reguliere procedure voor de vergunningaanvraag duurt
maximaal acht weken en kan één keer worden verlengd met zes weken.
Deze procedure zal gelden voor de meeste aanvragen. Bij complexere
aanvragen duurt de procedure maximaal zes maanden, die ook één keer
met zes weken kan worden verlengd. De reguliere procedure heeft een
'fatale termijn'. Dit betekent dat de vergunning na afloop van deze
termijn van rechtswege is verleend. De uitgebreide procedure heeft
geen fatale termijn. De planning is dat het wetgevingstraject in 2007
geheel is doorlopen en dat de eerste omgevingsvergunningen in 2008
afgegeven kunnen worden.
Veranderproject 'Ruimte voor Ondernemers' (Programma Andere Overheid)
Het veranderproject 'Ruimte voor Ondernemers' maakt deel uit van het
rijksbrede cultuurprogramma 'Gewoon doén!' van Programma Andere
Overheid van de minister van Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties.
LNV beoogt in dit project inzicht te krijgen in de wijze waarop het
departement omgaat met ondernemers: wat is de LNV-cultuur in dit
verband? (actiespoor 1). Daarnaast biedt dit project
experimenteerruimte voor een andere werkwijze die aansluit bij de
vraag van ondernemers (actiespoor 2). Hieraan wordt met LNV-ers en
enkele ondernemers invulling gegeven door het uitwerken van specifieke
cases. Tot nu toe heeft het project geresulteerd in meer inzicht over
LNV-gedragspatronen ten aanzien van ondernemers. Daarnaast zijn rond
de cases concrete stappen richting oplossingen/duidelijkheid gezet en
is hiermee op enkele plekken in de organisatie een begin van een
andere werkwijze in praktijk gebracht. Ondanks dat alle
veranderprojecten van 'Gewoon doén!' in het voorjaar worden afgerond
zal ik de twee ingezette actiesporen van 'Ruimte voor Ondernemers'
vervolgen, voortbordurend op de reeds bereikte resultaten.
Immers verandering van cultuur en werkwijze heeft een langere
doorlooptijd nodig voor een daadwerkelijke implementatie en het werken
met cases heeft door zijn concrete karakter goede voorbeeldwerking
waarvan moet worden geleerd.
Stimuleren innovatie
Innovatie is belangrijk voor de (internationale) concurrentiekracht
van het agrocluster. Het gaat daarbij niet alleen om ontwikkeling en
implementatie van nieuwe producten, processen en afzetvormen. Maar ook
om nieuwe netwerken van de agrarische ondernemers met de markt, de
omgeving en de samenleving. Hiervoor zijn strategisch ondernemerschap,
samenwerking en toegang tot publieke kennis cruciaal. De overheid
heeft hierbij een faciliterende en stimulerende rol, waaraan op
verschillende wijze invulling wordt gegeven:
* Het actief verkennen van de toekomst (activiteiten
Innovatienetwerk Groene ruimte en Agrocluster, bijeenkomsten van
de sectoren, de keten, etc.).
* Het stimuleren en faciliteren van samenwerkingsverbanden tussen
ondernemers en kennisinstellingen.
* Het faciliteren van het opstellen van toekomst- en
innovatieagenda's.
* Het verbeteren van het bestaande instrumentarium ter stimulering
van innovatie en kennis, gericht op een betere toegankelijkheid
voor ondernemers en inbreng van ondernemers met betrekking tot
kennisvragen.
Vergroten toegang tot kennis
De overheid investeert van oudsher fors in publieke kennis (onderzoek,
onderwijs) ten behoeve van het agrocluster. Grotere dynamiek en
diversiteit in de sectoren én de veranderende rol van de overheid zijn
aanleiding voor nieuw beleid. Ondernemers moet kennis op maat worden
geboden: individueel, in samenwerkingsverbanden en op sectorniveau,
rekening houdend met de regionale verschillen. Ondernemers zijn echter
ook een belangrijke bron van kennis zowel voor collega's als voor
studenten. Aan ondernemers wordt daarom actieve participatie geboden -
welke ook van hen wordt verwacht - in praktijknetwerken met het
onderzoek en/of als leerbedrijf.
De kennisinstellingen (AOC's, HASsen en Wageningen UR) hebben zich
georganiseerd in de Groene Kenniscoöperatie (GKC). Ze willen een
landelijk dekkend netwerk van regionale kenniscentra vormen voor
ondernemerschap, kennisoverdracht en innovatie.
LNV neemt concreet de volgende maatregelen voor de betere ontsluiting
van publieke kennis voor ondernemers:
* In 2006 wordt een voucherinstrument ontwikkeld voor innovatie
(R&D) en voor kennis/advies.
* De ondersteuning van innovatieve ondernemers in de glastuinbouw en
verbrede landbouw door Syntens is in 2006 gecontinueerd en
uitgebreid.
* De aansturing van het onderzoek wordt beter afgestemd op de wensen
van ondernemers.
* Eind 2005 heeft het groene onderwijs extra budget (5 mln euro)
ontvangen voor versnelde verwezenlijking van ambities voor de
School als kenniscentrum en leren in/uit de praktijk.
* Via de GKC wordt de ondersteuning van de diverse
ondernemersnetwerken vanuit de publieke kennisinstellingen
gecoördineerd. Dit betreft betere betrokkenheid van onderwijs,
ontsluiting van publieke kennis met daarbij doelmatige inzet van
ICT, aansluitend bij private initiatieven.
* De GKC heeft het initiatief genomen voor een brede extern gerichte
aanpak van het groene onderwijs op basis van de nota Kiezen voor
landbouw die interactie met het bedrijfsleven verder versterkt.
* Adequate bediening van het bedrijfsleven is een leidend principe
bij de meerjarenafspraken die ik per april 2006 in GKC-kader ga
maken met de groene kennisinstellingen.
Gebiedsgerichte doorwerking van Kiezen voor landbouw
De in Kiezen voor landbouw geschetste ontwikkelingen kunnen regionaal
verschillend uitwerken. Ondernemers kiezen een toekomststrategie mede
op basis van de mogelijkheden die de omgeving hen biedt. Deze worden
in toenemende mate bepaald door provincies en gemeenten (via de
ruimtelijke ordening). Voor overheden is het dan ook van belang
inzicht te hebben in de consequenties van de geschetste ontwikkelingen
voor een regio en de betekenis daarvan voor ondernemers. Hiertoe zal
ik in 2006 samen met provincies concrete stappen zetten. Ik ben reeds
met landbouwgedeputeerden in gesprek over Kiezen voor landbouw. Mijn
doel is om samen met bestuurders van andere overheden te komen tot een
onderling afgestemde beleidsinzet die daadwerkelijk ruimte biedt aan
ondernemers. Daarbij wordt de dialoog gezocht met ketenpartijen en
primaire ondernemers in de regio. Uiteraard zal ik aansluiten bij
acties die in de regio al zijn gestart op dit vlak.
Landbouw en de kwaliteit van het landschap
De landbouw heeft een sterk bepalende en waardevolle betekenis ten
aanzien van het landschap. De vraag is welke rol agrarische
ondernemers in de toekomst kunnen spelen in de ontwikkeling en de
instandhouding van het landschap? Een aantrekkelijk landschap
genereert economische activiteiten in het landelijk gebied waardoor
leefbaarheid en vitaliteit behouden blijven en zich positief kunnen
ontwikkelen. Om de bijdrage van de agrarische sector aan de
regiospecifieke kwaliteit van het landschap te behouden dan wel te
versterken wil ik in 2006 stimuleren dat agrarische ondernemers
betrokken worden bij activiteiten die hierop gericht zijn. Ook zal ik
in dit kader het initiatief van de Rijksadviseur voor het landschap
ondersteunen om te komen tot een prijsvraag Agroclusters.
Discussie GLB
In 2005 is in media en maatschappij zowel nationaal als internationaal
discussie ontstaan over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Zowel over de wenselijkheid van het GLB als over de gewenste
vormgeving. In Kiezen voor landbouw is aangegeven dat een discussie
wordt gestart over de systematiek van verdeling van inkomenstoeslagen
en over de toekomst van de melkquotering. Mijn verwachting is dat de
quotering niet opnieuw verlengd zal worden. Ik constateer dat binnen
de sector deze discussies voorzichtig op gang komen. Verder heb ik
aangegeven dat toeslagen op termijn veel sterker gekoppeld moeten
worden aan de bredere maatschappelijke betekenis van de landbouw.
De discussie over de toekomst van het GLB moet mijns inziens het
belang van de landbouw in markteconomische zin en de betekenis van de
landbouw voor onder meer landschap, recreatie en natuur in samenhang
bevatten.
Dialoog over maatschappelijke waarden van de landbouw in relatie tot
het GLB
Tijdens de discussie met betrokkenen uit de sector is mij duidelijk
geworden dat er nadrukkelijk draagvlak is voor een concurrerende
landbouw zoals verwoord in mijn toekomstvisie. De vraag is echter of
de samenleving als geheel zich ook voldoende verbonden voelt met de
landbouw. Deze vraag hangt nauw samen met de voortdurende discussie
over de legitimiteit van de bestaande vormen en omvang van de
ondersteuning van de landbouw. Om de maatschappelijke waarden van de
landbouw onder de aandacht te brengen zal ik dit jaar een discussie
starten tussen LNV en de samenleving. De uitkomsten van deze dialoog
kunnen onder andere input leveren bij de Brusselse discussies over het
GLB.
Uitdragen van Kiezen voor landbouw in het buitenland
Zoals ik in het begin van mijn brief heb aangegeven is de discussie
binnen de Nederlandse agrosector volop gaande over Kiezen voor
landbouw. De Nederlandse landbouw wordt echter in grote mate bepaald
door Europese en mondiale dimensies. Daarom ben ik ook voornemens om
de discussie over de uitgangspunten van de nota en enkele van de
specifieke actiepunten uit de nota met enkele van mijn collega's uit
andere Europese landen aan te gaan. Daarnaast zullen ook op ambtelijk
niveau door mijn departement contacten worden gelegd met
vertegenwoordigers van andere Europese landen. Specifieke
gespreksonderwerpen daarbij zijn onder andere de toekomst van het GLB,
de ervaringen met de invoering van de flat rate, mogelijke afschaffing
van melkquota, etc.
Tot slot
In de nota Kiezen voor landbouw heb ik aangegeven dat er in de periode
tot 2015 ingrijpende ontwikkelingen op ondernemers afkomen. Dit stelt
hoge eisen aan het aanpassingsvermogen van de ondernemers. De rol van
de overheid is om hen in deze transitieperiode te faciliteren bij de
keuze om met hun bedrijf de omslag te maken naar die nieuwe situatie.
Ondernemers gaan daarbij uit van een betrouwbare overheid die
consistent is in haar faciliterende rol. Het kabinet heeft zich
middels het uitbrengen van deze nota verbonden aan een versterking van
de positie van de landbouw in deze transitieperiode. Voor LNV geldt
dat zij in de komende jaren nadrukkelijk zal inzetten op een sterke,
concurrerende en maatschappelijk geaccepteerde landbouw, waardoor ook
het perspectief op langere termijn is gewaarborgd. De inzet voor de
komende periode is dan ook dat de sector, de overheid en de
samenleving kiezen voor landbouw.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit