Kamervragen
Kamerstuk, 20-2-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2656770
Antwoorden van de minister op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA)
over het bericht dat gemiddeld 7% van de prostituees in Amsterdam
besmet blijkt te zijn met hiv (2050607070).
Vraag 1
Bent u bekend met het RIVM-rapport waaruit blijkt dat gemiddeld 7% van
de prostituees in Amsterdam besmet blijkt te zijn met hiv? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat er, gelet op het feit dat ruim 10% van de
prostituanten inconsistent condooms gebruikt, er een risico is op
overdracht van soa en hiv van de prostituees, via de prostituanten,
derden? Deelt u de mening dat dit een gevaar vormt voor de
volksgezondheid?
Antwoord 2
Er is inderdaad een risico op overdracht van soa en hiv via
prostituees naar prostituanten en derden. Dit vormt een gevaar voor de
volksgezondheid en is daarom reden voor mij om soa en hiv preventie-
en bestrijdingsactiviteiten te richten op prostituees én klanten. In
mijn preventieplan, dat ik 1 december 2004 naar de Tweede Kamer heb
gezonden (kamerstuk 2004-2005, 29220, nr.4), onderscheid ik daarom 6
specifieke doelgroepen waarvan prostituees en prostituanten er één is.
Vraag 3
Bent u bereid de aanbeveling uit het hiervoor genoemde RIVM-rapport op
te volgen dat preventie meer gericht moet worden op het reduceren van
condoomfalen en op het stimuleren van condoomgebruik? Hoe wilt u dit
bewerkstelligen?
Antwoord 3
Ja.
Ik financier het landelijk programma soa/hiv preventie, met daarin
specifiek aandacht voor de prostitutiesector. Soa Aids Nederland voert
dit deel van het preventieprogramma uit.
Soa Aids Nederland zal de preventie van soa en hiv in de prostitutie
meer richten op het reduceren van condoomfalen. Deze activiteit was al
opgenomen in haar werkplan 2006. Soa Aids Nederland onderzoekt op dit
moment wat de oorzaken zijn van condoomfalen in de prostitutie. Op
basis van de resultaten wordt voorlichtingsmateriaal voor prostituees
ontwikkeld, in minimaal vijf talen, waarin informatie wordt gegeven
over correct condoomgebruik, het gebruik van glijmiddel en over wat te
doen in geval van condoombreuk. Ook wordt deze informatie geplaatst op
de website indeprostitutie.nl die zich richt op prostituees.
Voorts worden GGD-medewerkers en andere relevante hulpverleners in de
prostitutie geïnstrueerd in het geven van demonstraties aan
prostituees over het correct gebruik van preventiemiddelen. In de
voorlichting worden prostituees gewezen op de noodzaak van stringent
condoomgebruik.
Ook de klanten worden bereikt, met name via websites zoals
prostitutie.nl van Soa Aids Nederland. Via de website hookers.nl, met
gemiddeld 100.000 bezoekers per maand, richt Soa Aids Nederland zich
ook op klanten met een onderdeel over soa en veilige seks in de
prostitutie. Zij worden op de noodzaak gewezen van consistent
condoomgebruik en op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van veilige
seks in de prostitutie en in wisselende contacten in de privé sfeer.
Prostituees en klanten worden ook opgeroepen zich regelmatig op soa en
hiv te laten testen.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe het landelijk staat met de hiv-prevalentie onder
prostituees en in het bijzonder onder migranten-prostituees? Zo neen,
bent u bereid hier een landelijk onderzoek naar in te stellen?
Antwoord 4
Er heeft de afgelopen paar jaar in mijn opdracht onderzoek
plaatsgevonden naar de hiv-prevalentie onder prostituees inclusief
migranten-prostituees. Dit onderzoek is al uitgevoerd in Rotterdam en
Amsterdam en loopt nog in Den Haag. Volgens gegevens van het Centrum
Infectieziektebestrijding van het RIVM komt hiv meer voor bij
prostituees die drugs gebruiken (14%) en transgenders/travestieten
(18%) dan bij prostituees in het algemeen (3%).
De relatie tussen hiv en prostitutie is echter niet eenvoudig te
verklaren omdat meerdere factoren hierbij een rol spelen, zoals
inconsistent condoomgebruik, aantal jaren werkzaam als prostituee en
het drugsgebruik. Het RIVM-onderzoek is bedoeld om inzicht te krijgen
in de hiv-prevalentie en het risicogedrag bij deze groepen. Het is
voor het eerst dat er in de 3 grote steden een vergelijkbaar onderzoek
wordt gedaan onder deze moeilijk bereikbare groep. Als het onderzoek
is afgerond zal ik onder meer op basis van de resultaten overwegen of
het gecontinueerd of herhaald moet worden.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de wijze, waarop door het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aanvullend bedrag voor elke
gevonden soa wordt uitgekeerd, ook hanteerbaar is voor allochtone
prostituees waar een testbeleid op soa's moeilijker te verwezenlijken
is?
Antwoord 5
Ja, de financieringswijze van de nieuwe regeling (een bedrag per
gevonden soa uitkeren) is mede bedoeld voor dit soort situaties. De
regeling stimuleert de GGD'en juist om zich meer te richten op
moeilijk bereikbare hoog-risicogroepen. De prevalentie van soa en hiv
is onder allochtone prostituees hoog en het loont dus om extra moeite,
bijvoorbeeld via outreachend werk, te doen om deze groep te testen.
Ook de nieuwe organisatie bevordert dit. De verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van de nieuwe regeling ligt bij GGD'en. Instellingen die
vanuit hun Wet Collectieve Preventie taken al veel kennis hebben over
en toegang hebben tot dergelijke vaak moeilijk bereikbare
hoog-risicogroepen.
Vraag 6
Hoe wilt u de kans op verspreiding van hiv binnen de groepen
migranten, en naar anderen, voorkomen?
Antwoord 6
Het voorkomen van de verspreiding van hiv (en andere soa), zowel
binnen groepen migranten als naar anderen, is een verantwoordelijkheid
van de betrokken personen, de migrantengemeenschappen, regionale
instellingen, gemeenten en hun GGD'en, én van het rijk. Ik financier
het landelijk programma `soa/hiv-bestrijding etnische minderheden' van
Soa Aids Nederland dat de andere organisaties ondersteunt in hun taak.
Maar ook de landelijke soa/hiv-preventieprogramma's gericht op de
andere doelgroepen (homomannen, druggebruikers, prostitutie, jongeren
en mensen met hiv) besteden allen aandacht aan de migranten binnen hun
doelgroep.
Gebrek aan inzicht in determinanten van veilig en onveilig vrijen
onder migranten, gebrek aan middelen om effectieve interventies
planmatig te ontwikkelen en te onderzoeken, gebrek aan lokale
prioriteit en budget bij gemeenten, alsmede het grote taboe op
hiv/aids in de migrantengemeenschappen maken de uitdagingen op dit
gebied echter groot.
Ik heb daarom op 1 december 2004 besloten de soa/hiv-bestrijding onder
migranten te versterken, onder andere door extra financiering
beschikbaar te stellen voor het landelijk programma
soa/hiv-bestrijding etnische minderheden. Daarnaast door plaatsing van
dit programma bij Soa Aids Nederland per 1 januari 2006 en door extra
financiering van preventie-activiteiten gericht op gemeenschappen uit
sub-Sahara Afrika.
In 2004 heeft Soa Aids Nederland de start van een nieuw landelijk
programma soa/hiv-bestrijding etnische minderheden voorbereid. Het
programma is evidence-based dankzij een review van het NIGZ en
vraaggestuurd dankzij een eigen peiling naar ondersteuningsbehoeften
bij lokale/regionale uitvoerders. Het nieuwe programma bevindt zich
inmiddels in de opstartfase en zal gemeenten én
migrantengemeenschappen een stevige impuls geven voor de
soa/hiv-preventie onder migranten.
Om dit te bereiken worden binnen het programma een groot aantal
activiteiten uitgevoerd:
o de basisvoorlichtingsmaterialen actualiseren;
o het aantal materialen voor migrantenmanifestaties uitbreiden;
o veelbelovende preventie interventies sneller verspreiden;
o soa/hiv/aids initiatieven uit migrantengemeenschappen ondersteunen;
o de soa/hiv preventie gericht op de sub-Sahara Afrikaanse
gemeenschappen alsmede de Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse
gemeenschappen intensiveren;
o stimuleren van wetenschappelijk onderzoek naar soa/hiv-preventie
onder migranten;
o het bevorderen van de hiv-test onder migranten;
o gemeenten en gemeenschappen te adviseren over noodzaak en
mogelijkheden van soa/hiv-preventie onder migranten;
o uitwisseling binnen Europa over de aanpak van soa/hiv-preventie
onder migranten.
1) RIVM-rapport hiv surveys bij hoogrisicogroepen in Amsterdam
2003-2004
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport