Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen over mogelijke landing CIA-vlucht op Rotterdam Airport

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Westelijk Halfrond
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |17 februari 2006                    |Behand|G.J. Sonnen          |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DWH/NM-164/05                       |Telefo|+ 31 70 3484239      |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |+ 31 70 3485472      |
|Bijlag|1                                   |Dwh-nm@minbuza.nl            |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van het lid    |                             |
|t     |Karimi over een mogelijke landing   |                             |
|      |van een CIA-vlucht op Rotterdam     |                             |
|      |Airport                             |                             |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over een mogelijke landing van een CIA-vlucht op Rotterdam Airport. Deze vragen werden ingezonden op 16 december 2005 met kenmerk 2050605000.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Schultz van Haegen, Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, op vragen van het lid Karimi over een mogelijke landing van een CIA-vlucht op Rotterdam Airport.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht over een mogelijke landing van een CIA-vlucht op Rotterdam Airport op woensdag 14 december 2005? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Kunt u bevestigen dat het hier een CIA-vliegtuig van de Amerikaanse regering betreft? Welke lading, herkomst- en bestemmingsplaats heeft deze vlucht?

Antwoord
Het in het bericht genoemde toestel met callsign N1HC is volgens de Amerikaanse Federal Aviation Authority eigendom van het bedrijf United States Aviation Co gevestigd in Tulsa, Oklahoma. Dit bedrijf biedt luxe chartervluchten aan. De regering beschikt niet over informatie dat genoemd bedrijf gelieerd is aan de Amerikaanse overheid of dat de betreffende vlucht zou zijn uitgevoerd in opdracht van de Amerikaanse overheid. Het genoemde toestel is 14 december 2005 in Rotterdam aangekomen vanuit Frankfurt (Duitsland) en vervolgens de volgende dag vertrokken naar het vliegveld La Guardia (New York, VS).

Vraag 3
Welke maatregelen zijn tot op heden getroffen ter registratie van de inhoud van de lading, de herkomst- en bestemmingsplaats van dergelijke vluchten en de type-nummers van CIA-vliegtuigen en hoe wordt hierop toezicht gehouden?

Vraag 4
Bent u bereid de Kamer te informeren over de wijze waarop toezicht wordt gehouden ter voorkoming van het gebruik van Nederlandse luchthavens voor het transporteren van 'ontvoerde' gevangenen door de Amerikaanse regering?

Antwoord
Er is in het kader van het internationale luchtrecht voor zogenaamde 'kleine luchtvaart' geen plicht tot opgave van passagierslijsten. Air Traffic Control-vliegplannen bevatten derhalve informatie over de herkomst en bestemming, maar niet over de reden van een vlucht. Een Air Traffic Control- dienst kan bij de opsteller van het Air Traffic Control- vliegplan nadere informatie opvragen, maar dit betreft een operationele procedure t.b.v. "search and rescue" en niet t.b.v. het verschaffen van informatie achteraf. De identiteit van inzittenden kan door Air Traffic Control- diensten niet worden achterhaald.

Nederlandse en Europese wet- en regelgeving, met name op het terrein van vreemdelingenverkeer, luchtwaardigheid en douane, maakt het mogelijk inspecties te verrichten op klein vliegverkeer door respectievelijk Koninklijke Marechaussee, de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de Douane.

De Koninklijke Marechaussee controleert de identiteit van bemanning en passagiers bij het passeren van de grenscontrole en heeft opsporingsbevoegdheid bij gerede verdenking van een strafbaar feit.

De douane controleert goederen op de naleving van wet- en regelgeving waarvoor de douane is aangewezen. Gecontroleerd wordt op basis van een inschatting van het risico dat deze wet- en regelgeving wordt overtreden (risicoanalyse). Indien de douane andere dan douaneovertredingen constateert, worden de daarvoor bevoegde instanties ingeschakeld.

De Inspectie Verkeer en Waterstaat is belast met toezicht op de luchtwaardigheid van burgerluchtvaartuigen. De Inspectie kan de lading van een toestel onderzoeken in het licht van de luchtwaardigheidseisen en in verband met het mogelijk vervoer van gevaarlijke stoffen.

De regering kan op grond van geldende regelgeving geen uitspraken doen over specifieke controles. Indien bij de inspecties van de bovengenoemde diensten wordt geconstateerd, dat er sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving, worden er uiteraard maatregelen genomen.


1) Metro, 15 december jl.


---- --