Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
SV/V&V/05/99165 (070) 333 55 21
Onderwerp Datum Contactpersoon
Voorstel tot uitvoering van de motie Noorman- 17 februari 2006 F.E.M. Eijnwachter
den Uyl/Van Oerle-van der Horst inzake
proportie controle op het voeren van een
gezamenlijke huishouding door AOW-ers
Tijdens het algemeen overleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegen-heid op
26 mei jl. over de uitvoering van bovengenoemde motie1, heb ik toegezegd te onderzoeken of het
mogelijk is in het kader van de zorgbehoefte een maatregel te treffen die voorkomt dat het
ongehuwdenpensioen van twee alleenstaande AOW-gerechtigden wordt omgezet in een
gehuwdenpensioen. In dit kader heeft uw Kamer expliciet aandacht gevraagd voor de situatie van
ouderen die alleen vanwege een mantelzorgrelatie meerdere dagen bij elkaar zijn, maar die wel
over een eigen woning beschikken.
Tijdens het algemeen overleg van 16 november jl. naar aanleiding van de Integrale
Rapportage Handhaving 2004 is dit onderwerp nogmaals aan de orde geweest.
In deze brief wordt deze praktijksituatie verder uitgewerkt.
Personen worden geacht een gezamenlijke huishouding te voeren in de zin van onder andere de
AOW, wanneer zij hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, en zij blijk geven zorg te dragen
voor elkaar. Uit de praktijk zijn mij situaties aangereikt waarin AOW-gerechtigden op grond van
deze definitie een gezamenlijke huishouding voeren, maar zij allebei over een eigen woning
beschikken en de enige reden voor het voeren van een gezamenlijke huishouding de zorgbehoefte
van één van hen is. Ik heb onderzocht of het mogelijk is om voor deze specifieke groep een
maatregel te treffen die ertoe leidt dat zij ieder hun recht op een ongehuwdenpensioen krachtens de
AOW, ter hoogte van 70% van het minimumloon, behouden. Hierbij spelen de volgende aspecten
een rol.
1 Kamerstukken II, 2005/06, 17 050, nrs. 279 en 297.
2
Vormgeving
Het is mogelijk om in de AOW een bepaling op te nemen, waarin is neergelegd dat in de
betreffende situatie weliswaar sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding, maar dat
beide gerechtigden in die omstandigheid hun ongehuwdenpensioen behouden. Het begrip
gezamenlijke huishouding blijft hierdoor onaangetast.
Zorgbehoefte
De zorgbehoefte van één van de AOW-gerechtigden moet aanleiding zijn voor het voeren van een
gezamenlijke huishouding. Alleen dan zal het recht op ongehuwdenpensioen blijven bestaan. Deze
voorwaarde betekent dat wanneer de zorgbehoefte eindigt en men een gezamenlijke huishouding
blijft voeren, men niet meer onder de uitzonderingsregel valt en men recht heeft op een AOW-
gehuwdenpensioen ter hoogte van 50%. Personen die elk de beschikking hebben over een eigen
woning en al een gezamenlijke huishouding voeren voordat de zorgbehoefte intreedt, vallen niet
onder de uitzonderingsregeling.
Voor de invulling van het begrip zorgbehoefte kan aansluiting worden gezocht bij de Algemene
Nabestaandenwet (ANW), waarin de definitie van hulpbehoevende is opgenomen. Onder
hulpbehoevende wordt verstaan "de persoon die vanwege ziekte of een of meer stoornissen van
lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te
voeren daar hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen". Voordeel van aansluiting
bij de ANW is dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ervaring heeft met de toepassing van het
begrip hulpbehoevende.
Eigen woning
De AOW-gerechtigden die een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren, moeten ieder de
beschikking houden over een eigen woning en daar de economische lasten van dragen.
Gecombineerd met de voorwaarde dat de reden voor het voeren van een gezamenlijke
huishouding moet zijn gelegen in een zorgbehoefte van de één, kan ten aanzien van hen worden
gesteld dat het voeren van een gezamenlijke huishouding voor hen nauwelijks een economisch
voordeel oplevert. In deze situatie is het daarom gerechtvaardigd om hen het ongehuwdenpensioen
te laten behouden. Om gedragseffecten te voorkomen, zullen alleen AOW-gerechtigden voor de
maatregel in aanmerking komen, indien zij al twee jaar over een woning beschikken voordat de
gezamenlijke huishouding aanvangt.
Duur
Samenwonende AOW-gerechtigden behouden hun aanspraak op een ongehuwdenpensioen,
zolang zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Dit betekent dat, als er geen sprake meer is van
een zorgbehoefte of één van hen niet langer meer beschikt over een eigen woning, er geen
aanspraak meer kan worden gemaakt op een ongehuwdenpensioen op grond van deze maatregel.
Financiële consequenties
De extra uitkeringslasten van dit voorstel worden geschat op 2,7 mln. op jaarbasis. Budgettaire
verwerking zal plaatsvinden bij begrotingsvoorbereiding 2007. De uitvoeringskosten bedragen
maximaal 0,5 mln.
3
Wanneer u instemt met de weergegeven invulling van de motie Noorman-den Uyl/Van Oerle-van
der Horst, zal ik op korte termijn een aanvang maken met de aanpassing van de betreffende
wetgeving.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)