ChristenUnie
Verslag Wet Inburgering donderdag 16 februari 2006 - 14:07
Door: Tineke Huizinga
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling
kennis genomen van de antwoorden in de nota naar aanleiding van het
verslag.
In deze fase van de voorbereiding beperken zij zich tot enkele vragen.
Zij vragen de minister naar aanleiding van de fundamentele kritiek
terzake die op de hoorzitting naar voren is gekomen, nogmaals in te
gaan op de juridische houdbaarheid van de premisse dat op de manier
zoals dat in het wetsvoorstel is gedaan de inburgeringsplicht wel op
te leggen aan genaturaliseerde Nederlanders, en niet aan Nederlanders
bij geboorte, ook al kunnen, zo blijkt uit de antwoorden in de nota,
ook die laatsten personen zijn die tot hun komst naar Nederland nog
nooit eerder in Nederland zijn geweest en mogelijkerwijs zelfs de taal
niet spreken.
Heeft of wil de minister overwegen om gelet daarop de
inburgeringsplicht aan te passen. Bijvoorbeeld via een bepaling die
stelt dat inburgeringsplichtig is degene ten aanzien waarvan geldt dat
dat (op individuele basis dus) is vastgesteld, op grond van nader te
bepalen regels, die bijvoorbeeld kunnen inhouden het afleggen van een
test.
Ook het omgekeerde zou mogelijk zijn: je bent in principe
overeenkomstig de artikelen 2 en 3 inburgeringsplichtig, tenzij je
door feiten en omstandigheden kunt aantonen dat je redelijkerwijs al
ingeburgerd bent. Dit staat met zoveel woorden in het ontwerp besluit,
maar dit is van een zodanige inhoud dat overheveling naar de wet zelf
van deze bepaling aanbeveling verdient.
Zij betreuren dat er op het punt van de geestelijke bedienaren nog
vragen moeten worden beantwoord. Zij vragen om de verzekering dat de
antwoorden, tezamen met de regeling toelating en verblijf voor
religieuze doeleinden, gegeven zijn voordat de plenaire behandeling in
de Tweede Kamer zal aanvangen.
Zij vragen tevens aandacht voor de in hun ogen nog steeds onduidelijke
definitie van geestelijke bedienaren: een geestelijk verzorger is niet
per definitie een voorganger en heeft vaak zelfs een geheel andere
(HBO)-opleiding; er wordt gesproken van die arbeid verricht, maar veel
activiteiten op van geestelijk voorgangers vinden op vrijwillige basis
plaats buiten reguliere arbeidstijden. Is een dergelijke catecheet,
leider van een kringgesprek, etc iemand die onder de reikwijdte van de
wet valt? Voorts vragen zij of er werkelijk reden is om christelijke
voorgangers uit landen waarmee vanouds intensieve kerkelijke relaties
bestaan, zoals VS of Canada, onder de reikwijdte van de wet te laten
vallen.
Zij vragen nogmaals aandacht voor degenen die wel voldoende inzet
hebben gepleegd om het inburgeringsexamen te halen, en dat genoegzaam
kunnen aantonen, maar toch zakken. Zal er niet toch een
ontheffingsmogelijkheid moeten komen voor wie overigens voldoende
activiteiten betoont waarmee voldoende inburgering kan worden
aangenomen.
Het inburgeringsexamen heeft in elk geval betrekking op
a. werk en inkomen;
b. omgangsvormen, waarden en normen;
c. wonen;
d. gezondheid en gezondheidszorg;
e. geschiedenis en geografie;
f. instanties;
g. staatsinrichting en rechtsstaat;
h. onderwijs en opvoeding,
aldus het ontwerp besluit. Zij vragen of de Kamer nader geïnformeerd
zal worden over de precieze inhoud van de eindtermen, in het bijzonder
waar het gaat om de meer gevoelige onderdelen daarvan, zoals de
onderdelen b, e, g en h.
---