Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
d.d. 23 januari 2006 ASEA/LIV/2006/7768 nr. 2050606800
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Van Gent, Vendrik 17 februari 2006
(beiden GroenLinks), Noorman-den Uyl
(PvdA) en De Wit (SP)

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Financiën de antwoorden op de vragen van de leden Van Gent, Vendrik (beiden GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA) en De Wit (SP) aan de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitspraken van de minister van Financiën over armoede in Nederland.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2

2050606800

Vragen van de leden Van Gent, Vendrik (beiden GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA) en De Wit (SP) aan de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitspraken van de minister van Financiën over armoede in Nederland. (Ingezonden 20 januari 2006)


1
Herinnert u zich uw uitspraken over armoede in Nederland? 1)
Ja.


2
Kunt u bevestigen dat u heeft gezegd dat het met de armoede in Nederland wel meevalt en dat armoede in Nederland slechts een definitie-kwestie is? Zo ja, kunt u dit toelichten? Neen. De minister van Financiën heeft slechts willen wijzen op het feit dat als armoede gedefinieerd wordt als een relatief begrip ­ namelijk wie minder verdient dan 105 procent van het sociaal minimum ­, armoede een niet op te lossen probleem is.


3
Bent u bekend met de door het SCP gehanteerde lage-inkomensgrens en het feit dat deze indicator een goede tijdsvergelijking mogelijk maakt? Deelt u de mening dat deze definitie wel degelijk als ijkpunt kan fungeren om de groei of het verdwijnen van armoede uit Nederland zichtbaar te maken?
Ja, het hanteren van één bepaalde definitie gedurende langere tijd maakt vergelijking in de tijd goed mogelijk. De genoemde indicator heeft echter ook zijn beperkingen. Een inkomen onder de lage inkomensgrens hoeft niet te betekenen dat iemand in armoede leeft. Of een huishouden in de praktijk kan rondkomen hangt mede van een aantal andere factoren af, zoals bestedingspatronen, schulden, het gebruik van inkomensvoorzieningen en de duur van een laag inkomen. Armoede heeft veel dimensies die zich niet eenvoudig laten vangen in één enkel getal.


4
Erkent u dat het SCP afgelopen najaar heeft geconstateerd dat de relatieve én absolute armoede in Nederland, sinds het aantreden van het kabinet-Balkenende, is toegenomen en dat de kloof tussen arm en rijk is gegroeid?
Nee, ik zie geen verband met het kabinetsbeleid. Het percentage huishoudens met een laag inkomen is gedaald vanaf 16.1% in 1994 (het hoogtepunt) tot 8.8% in 2002. Volgens de raming van het SCP stijgt het percentage huishoudens met een laag inkomen daarna weer tot 10.5% in 2005. Als gevolg van de koopkrachtstijging daalt het percentage in 2006 echter weer tot 9.7%. Daarmee wordt de toename weer bijna gehalveerd. Per saldo is er echter inderdaad nog sprake van een stijging. Deze stijging hangt samen met de conjunctuur. Het aantal lage inkomens is ook gestegen doordat over de gehele linie de koopkracht is gedaald.

Door het SCP wordt in de "De sociale staat van Nederland 2005" geconcludeerd dat de maatschappelijke ongelijkheid is toegenomen. Het SCP baseert dit op gegevens over gezondheid, wonen, (sociale) participatie, sportbeoefening, bezit duurzame consumptiegoederen, mobiliteit,

3

vrijetijdsbesteding en vakantie. De leefsituatie verslechterde vanaf 2002 voor paren met kinderen (verminderde sportdeelname), jongeren (minder vrijwilligerswerk) en laagopgeleiden (wonen, bezit duurzame consumptiegoederen). Tegelijkertijd verbeterde de leefsituatie voor alleenstaanden (wonen, autobezit) en ouderen (duurzame consumptiegoederen, sociale participatie). Hieruit trekt het SCP de conclusie dat de verschillen tussen verschillende bevolkingsgroepen toenemen.

Een toename van maatschappelijke ongelijkheid is echter niet gelijk aan grotere inkomensverschillen. Uit dezelfde studie blijkt dat door de conjuncturele neergang het aantal huishoudens met een laag inkomen in 2002 en 2003 is gestegen. Tegelijkertijd nam echter ook het aantal huishoudens met een hoog inkomen af. Per saldo werden daardoor de inkomensverschillen volgens het SCP nog iets kleiner. Van toenemende inkomensverschillen is dus geen sprake geweest.


5
Kent u de voedselbanken en is het u bekend dat het aantal huishoudens dat gebruik maakt van deze voedselbanken, explosief is gegroeid?
Ja, dit is aanleiding geweest voor nader onderzoek. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt op dit moment daarom een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de omvang, ontwikkeling en samenstelling van de groep personen die gebruik maakt van een voedselbank. Dit is eerder aan de Kamer gemeld bij de beantwoording van schriftelijke vragen van mevr. Verburg (Vergaderjaar 2005-2006, 399).


6
Bent u bereid met leden van de Kamer een werkbezoek te brengen aan een van de twintig voedselbanken in Nederland?
Mijn collega's en ik leggen regelmatig werkbezoeken af, inclusief bezoeken aan voedselbanken.


7
Klopt het dat u heeft gezegd "dat ieders koopkracht er volgend jaar op vooruit gaat"? Deelt u de mening dat u deze stelling niet hard kunt maken, aangezien tienduizenden huishoudens vooral aan de onderkant, door een stapeling van maatregelen in 2006 die niet in de CPB-koopkrachtcijfers zichtbaar gemaakt zijn, 2) met een feitelijk koopkrachtverlies te maken krijgen?
Nee, over 2006 zal de koopkracht voor de meeste huishoudens stijgen wanneer alle maatregelen over het gehele jaar 2006 in beschouwing worden genomen. Evenals ieder jaar is er echter sprake van spreiding.


8
Kunt u aangeven in hoeverre de loonstrookjes van de lopende maand januari overeenkomen met de geraamde koopkracht in 2006? Bent u bereid om aan het einde van deze maand deze Kamer een geactualiseerd koopkrachtbeeld toe te sturen? De effecten op het loonstrookje zijn slechts een onderdeel van de totale koopkrachtontwikkeling 2006. Zo kan een negatief loonstrookje onderdeel zijn van een in totaal positieve inkomensontwikkeling, omdat tegenover het lagere loonstrookje bijvoorbeeld een lagere nominale ziektekostenpremie staat, zorgtoeslag en hogere kinderkortingen.

4

In onze brief van 6 januari (ASEA/LIV/2006/10153) gaan we nader in op het inkomensbeeld 2006. Wij hebben nog geen signalen dat de uitkomsten uit de loonstrookjes noodzaken tot een bijstelling van de geraamde koopkracht. In de genoemde brief geven we verder aan dat de minister van VWS uw Kamer reeds eerder heeft toegezegd dat hij in overleg zal treden over het moment waarop de TK over een actualisatie van het inkomensbeeld voor 2006 kan beschikken. Op 5 april 2006 wordt door het CPB het CEP 2006 gepubliceerd. Op dat moment zijn ook meer signalen binnen over de ontvangen loonstrookjes en is het mogelijk geweest deze nader te analyseren. Op basis daarvan is het mogelijk een actueel inkomensbeeld op te stellen.


9
Kunt u voor ons uitrekenen hoeveel de armoede onder gezinnen met kinderen en ouderen zou afnemen als u uw principiële opstelling over de kinder- en ouderkortingen zou laten varen?
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2006 op 15 november is de motie Crone ingediend in het kader van de verzilvering (motie nr 50). Deze motie verzoekt de regering de Tweede Kamer uiterlijk begin 2006 te informeren over de uitbetaling vanaf 2008 van zowel kinder- als ouderenkortingen en daarbij ook aan te geven onder welke voorwaarde verzilvering al per 1 juli 2007 kan worden gerealiseerd. In zijn brief van 6 november 2005 heeft de Staatssecretaris toegezegd dat de regering inzet op de introductie van een kindertoeslag. Hiertoe zal in kaart worden gebracht op welke wijze de kindgerelateerde kortingen kunnen worden omgezet in een kindertoeslag. Deze kan dan via de Belastingdienst Toeslagen worden uitgekeerd. Op dit punt is dan ook geen sprake van een verschil van mening met uw Kamer. Op dit moment onderzoekt een werkgroep de mogelijkheden. Deze studie wordt dit voorjaar aan de Kamer aangeboden.


1) Algemeen Dagblad van 29 december 2005

2) Verlaging huursubsidie, niet kunnen verzilveren van heffingskortingen, Inkomenseffect no-claim