17 februari 2006
De afgelopen weken zijn uitwerpselen (spraints) van otters gevonden
bij de Lindedijk (Friesland) en het Ketelmeer (Flevoland). Het is een
goed teken dat de otter naar andere gebieden trekt; dit duidt erop dat
er veel jongen worden geboren die een nieuw plekje zoeken.
Onderzoeksinstituut Alterra, dat onderzoek doet naar de uitgezette
otters, analyseert de spraints om te bepalen welke otters dit betreft.
De uitgezette otters in De Weerribben en De Wieden verkeren in een
prima conditie en planten zich op uitgebreide schaal voort. Ook
blijken de uitgezette otters op vroegere leeftijd geslachtsrijp te
zijn, dan doorgaans in andere otterpopulaties wordt vastgesteld.
Otters laten zich zeer moeilijk in het wild waarnemen, zodat het
lastig is vast te stellen hoeveel otters nu precies in het
uitzetgebied voorkomen. In eerste instantie waren de otters te volgen
via zenders die bij de dieren waren ingebracht. Deze zenders hadden
een beperkte levensduur; daarnaast beschikken de jongen die geboren
zijn uiteraard niet over een zender. De otters worden nu vooral
gevolgd door onderzoeksinstituut Alterra door middel van DNA-onderzoek
aan spraints.
Alterra neemt op basis van dit onderzoek aan dat er momenteel minimaal
15 otters in De Wieden en De Weerribben aanwezig zijn. Naar schatting
bestaat deze groep voor ruim de helft uit nakomelingen van de
uitgezette otters. De resultaten van de recent onderzochte spraints
uit de Weerribben tonen aan dat daar tenminste 11 dieren aanwezig
zijn. Drie daarvan zijn destijds uitgezette dieren; de overige 8 zijn
nakomelingen die de afgelopen jaren in het gebied geboren zijn. Het
merendeel daarvan zijn wijfjes. Jonge mannetjes gaan op zwerftocht op
zoek naar een ander territorium. Dat dit niet zonder risico is
bewijzen de recent doodgereden jonge mannen op vaak grote afstand van
het uitzetgebied. Het goede nieuws van de afgelopen weken is dat de
eerste generatie nakomelingen inmiddels zelf ook nakomelingen heeft
voortgebracht. Dit betekent dat er nu al drie generaties otters in De
Weerribben voorkomen.
De winterronde van het verzamelen en genetisch analyseren van spraints
is nog volop gaande en de komende maanden worden nog meer resultaten
van de DNA analyses verwacht. Er zal dan ook meer duidelijkheid
ontstaan over de totale populatieomvang.
Tot nu toe zijn tenminste 13 otters doodgegaan. Voornaamste
doodsoorzaak is het verkeer, zodat het verkeersveilig maken van nog
aanwezige knelpunten voor otters in het uitzetgebied hoge prioriteit
heeft. Een deel van het oorspronkelijke leefgebied van de otter is
weer geschikt gemaakt. In de Olde Maten, De Wieden, De Weerribben, de
Lindevallei en de Rottige Meente, allen moerasgebieden in
Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland, is het water weer van
voldoende kwaliteit. Een aantal belangrijke knelpunten voor het kunnen
passeren van wegen en kanalen is opgelost. Dit is niet alleen van
belang voor de otter, maar ook vele andere soorten als ringslang, ree,
grote vuurvlinder profiteren van de uitgevoerde maatregelen.
De otter stelt belangrijke eisen aan zijn omgeving: schoon water,
voldoende voedsel en mogelijkheden voor het vinden van dekking en het
verzorgen van de jongen. De otter heeft een groot, aaneengesloten
leefgebied nodig, waarin hij over grote afstanden kan zwerven en
trekken om in zijn voedsel en dekking te voorzien. Rust en ruimte
vindt de otter in overjarig riet, oeverbosjes en ruigtes. Daarom is
het belangrijk moerasgebieden met elkaar te verbinden door nieuwe
natuur. Die vormen robuuste, natte verbindingen voor veilige passages.
De otter was één van de ernstigst bedreigde zoogdiersoorten van West-
en Midden Europa. De otter is in ons land in de jaren 80 uitgestorven.
Otters in het wild zijn in naburige landen geleidelijk aan het
toenemen. Desondanks zal het nog geruime tijd duren voordat
buitenlandse otters aansluiting zullen vinden met de groep die zich nu
in Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland bevindt.
Staatsbosbeheer