Gemeente Epe
Nota "Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe" vastgesteld
Op donderdag 9 februari 2006 heeft de gemeenteraad de nota "Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe" vastgesteld. Deze nota zal leidend zijn bij de beoordeling van initiatieven van nieuwe landgoederen in het buitengebied van de gemeente Epe. De nota is in opdracht van de gemeente geschreven door de SIR-groep, een samenwerkingsverband van drie deskundige adviesbureaus.
In de nota worden goede kansen gezien voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in Epe. Door een nieuw landgoed te stichten kan afhankelijk van de locatie een bijdrage worden geleverd aan de instandhouding en ontwikkeling van het karakteristieke landschap in de gemeente Epe. Daarnaast kan men door nieuwe landgoederen een bijdrage leveren aan de doelstelling van de gemeente om voldoende woningen te bouwen, omdat bij nieuwe landgoederen woningbouw kan worden toegestaan.
De gemeente Epe stelt als voorwaarde dat (om tot de realisatie van nieuwe land goederen te komen) de totale oppervlakte van een nieuw landgoed minimaal tien hectare moet zijn. In geval van bijzonder toegevoegde waarde aan het landschap mag deze bij uitzondering ook minder zijn dan tien hectare, maar altijd meer dan vijf hectare.
De nota "Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe" is in te zien op de website van de gemeente Epe >bestemmingsplannen > Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe". Meer informatie is te verkrijgen bij de afdeling Strategie en Ontwikkeling, tel. (0578) 67 87 12
K w a l i t e i t s i m p u l s
buitengebied Epe
tevens toetsingskader beoordeling landgoederen
Dit document is een uitgave van
de gemeente Epe, i.s.m. SIR-Groep
JANUARI 2006
Voor Epe vormen nieuwe landgoederen een kans om nu
en in de toekomst geleiding te geven aan de veranderingen
en ontwikkelingen in natuur en landschap, economische
en sociale activiteiten, wonen, werken, recreatie en
cultuurhistorie.
COLOFON
Titel Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe
tevens toetsingskader beoordeling
landgoederen
Opdrachtgever Gemeente Epe
Opgesteld: SIR-Groep, januari 2006
Tekstverantwoording: J.A.J.M. van Vliet
Corresp.&Administr.: SIR-Groep
Postbus 82
8160 AB Epe
0578 621971
Bezoekadres: SIR-Groep
Deventerstraat 179
8171 NS, Vaassen
0578 560813
SIR-Groep © 2006
K w a l i t e i t s i m p u l s
buitengebied Epe
tevens toetsingskader beoordeling landgoederen
Gemeente Epe, i.s.m. SIR-groep
JANUARI 2006
Inhoud
jan 06 3
I N H O U D
1 Inleiding
1.1 Ten geleide blz. 4
1.2 Inzet van nieuwe landgoederen blz. 5
1.3 Status van dit rapport blz. 6
1.4 Leeswijzer blz. 7
2 Landgoederen
2.1 Landgoederen en Natuurschoonwet als basis blz. 8
2.2 Oorspronkelijke landgoederen blz. 8
2.3 Nieuwe landgoederen blz. 10
3 Beleidslijnen
3.1 Algemeen blz. 13
3.2 Natuur blz. 13
3.3 Landschap blz. 14
3.4 Recreatie blz. 15
3.5 Landbouw (en leefbaarheid) blz. 16
3.6 Water blz. 17
4 Gebiedskarakteristiek
4.1 Algemeen blz. 18
4.2 Verticale structuur en abiotiek blz. 19
4.3 Horizontale structuur blz. 20
4.4 Cultuurhistorische structuur blz. 22
5 Randvoorwaarden
5.1 Streven naar een nieuwe landgoederenstructuur blz. 24
5.2 Natuurschoonwet blz. 24
5.3 Uitgangspunten voor de ontwikkeling blz. 28
5.4 Locatievoorkeur per functie blz. 29
5.5 Locatievoorkeur blz. 32
5.6 Beoordelingsschema locatiekeuze nieuw landgoed blz. 34
Aanbevelingen
Aanbevelingen vanuit de SIR-groep blz. 35
Advisering en uitvoering blz. 35
Randvoorwaarden blz. 36
Tabellen
Tabel 1 Beoordelingstabel locatiekeuze nieuw landgoed blz. 39
Tabel 2 Beleidsvoornemens per deelgebied blz. 42
Literatuurlijst blz. 46
Inleiding
jan 06 4
1 I N L E I D I N G
1.1 Ten geleide
De gemeente Epe wil een kwaliteitsimpuls geven aan de ontwikkelingen
in het landelijk gebied door het ontwikkelen van nieuwe landgoederen.
Dit initiatief is hard nodig, want in de afgelopen decennia, en
met name na de MKZ-crisis, zijn er duidelijke veranderingen zichtbaar
in het buitengebied van de gemeente Epe. Door het stopzetten van
agrarische activiteiten treedt een sterke versnippering en verrommeling
van het platteland op. Typerende streekeigen landschappen dreigen te
verdwijnen. Met het verdwijnen van deze landschappen zullen de
daarbij behorende natuur- en recreatiewaarden verder achteruitgaan.
Enerzijds (h)erkennen rijks- en provinciale overheden deze problematiek
en zoeken naar methodes en middelen ter optimalisering van het
landelijk gebied, anderzijds is er de onmacht om op lokaal niveau adequaat
invulling te geven aan het beleid inzake de buitengebieden.
Het buitengebied van de gemeente Epe kent, evenals vele overeenkomstige
gebieden, een aantal structurele problemen. Er is behoefte
aan verbreding van de landbouw en het zoeken naar alternatieve
inkomstenbronnen. Het wegen- en padenpatroon leent zich onvoldoende
voor recreatief (mede)gebruik. De beschikbare ruimte voor het
hedendaags waterbeheer is ontoereikend. De natuur staat onder grote
druk en de woonbehoefte is aanzienlijk groter dan binnen het huidige
woningenbestand kan worden opgevangen. Voormalige agrarische
percelen maken plaats voor ongewenste ontwikkelingen, zoals
paardenweiden, kerstbomenplantages, kwekerijen, etc.
Ook worden voormalige bedrijfsgebouwen gebruikt voor allerlei niet
passende onbedoelde activiteiten. Het typerende streekeigen landschap
staat al met al onder grote druk, waardoor een kwaliteitsimpuls
voor het buitengebied hard nodig is.
Doelstelling Reconstructieplan Veluwe
"Het geven van een kwaliteitsimpuls aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke
kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied. Dit
gebeurt op een dusdanige manier dat de verscheidenheid en de eigen identiteit van de
Veluwe behouden blijven. De kwaliteitsimpulsen richten zich op landschap, natuur en
water, bos, landbouw en tuinbouw, recreatie en toerisme en wonen en werken."
Toekomstvisie Epe 2010
"De gemeente Epe heeft de ambitie om de komende periode vooral te werken aan het
verder optimaliseren van bestaande kwaliteiten, sterke punten en eigenschappen van
Epe, inspelend op de veranderingen die vanuit de omgeving op haar afkomen."
Inleiding
jan 06 5
1.2 Inzet van nieuwe landgoederen
Om de bovengenoemde ontwikkeling te keren, is het nodig om te
zoeken naar alternatieve functies, die qua aard en verschijningsvorm
geïntegreerd kunnen worden in het buitengebied en welke in het provinciale
en rijksbeleid passen. Nieuwe landgoederen, en dan met name
aaneengesloten landgoederenzones, zijn voor de gemeente reële mogelijkheden,
waarmee dit bereikt kan worden. De waarde van landgoederen
wordt al langere tijd onderkend. Ook de provincie heeft de
mogelijkheid van nieuwe landgoederen opgenomen in haar beleidsvoornemens,
ook de Reconstructiecommissie Veluwe en het Ministerie
van VROM onderkennen de impulsen die nieuwe landgoederen kunnen
geven aan de buitengebieden. De reden hiervoor is eenvoudig.
Op landgoederen zijn veel duurzamer combinaties van bos, natuur,
wonen en werken aan te treffen dan in andere delen van het buitengebied.
De Natuurschoonwet,met de daaruit voortkomende
verplichtingen, zorgt er voor dat deze duurzaamheid voor de toekomst
gewaarborgd blijft. Net als de 'oude' landgoederen, bieden ook
'nieuwe' landgoederen daarmee een kader om de huidige beleidsvoornemens
ook daadwerkelijk tot uitvoering te brengen.
Nieuwe landgoederen zijn een eenvoudig hanteerbaar instrument, om
veel van de huidige problematiek op te lossen, indien men de 'angst
voor de negatieve effecten' van dit relatief onbekende begrip achterwege
laat. Voor Epe vormen nieuwe landgoederen een kans om nu en
in de toekomst geleiding te geven aan veranderingen en ontwikkelingen.
Het motto van de gemeente Epe bij een kwaliteitsimpuls voor het buitengebied
door nieuwe landgoederen is dan ook "Behoud door
Vernieuwing".
Het college van B&W heeft daarom op 16 maart 2004 besloten om
subsidie aan te vragen bij de Stuurgroep Experimentele Volkshuisvesting
(SEV) van het Ministerie van VROM. Na toewijzing van deze subsidie
door het SEV heeft het college opdracht gegeven aan de SIR-groep,
een samenwerkingsverband van drie regionaal georiënteerde bureaus
om een visie te schrijven over de vraag hoe om te gaan met fenomeen
nieuwe landgoederen in de gemeente Epe.
Archief: Streekplan Gelderland 1996
"De mogelijkheden om nieuwe landgoederen te stichten zullen worden benut. De
Provincie stimuleert dit door, onder meer vanuit het omgevingsbeleid, daarvoor de
randvoorwaarden te creëren. Maar ook in het kader van plattelandsvernieuwing doen
zich de kansen voor. Voor het ontwikkelen van traditionele, meer agrarische landgoederen
kan het best op de bestaande landgoedzones worden aangesloten. Wanneer
nieuwe landgoederen aan de criteria van de Natuurschoonwet voldoen en zij onder de
wet kunnen worden gerangschikt, genieten zij dezelfde fiscale mogelijkheden als de
bestaande landgoederen." Uit: Streekplan Provincie Gelderland, 1996.
Inleiding
jan 06 6
Het college heeft 22 maart 2005 de conceptvisie vastgesteld en heeft
met ingang van 30 maart 2005 de conceptvisie gedurende 4 weken ter
inzage gelegd. Tevens is de comissie W&R op 5 april 2005 in de gelegenheid
gesteld om haar opmerkingen te geven over deze conceptvisie.
De visie is inmiddels aangepast aan deze inspraak en zal ter besluitvorming
worden aangeboden aan de gemeenteraad.
1.3 Status van dit rapport
Dit rapport heeft een kaderstellende functie en zal richtinggevend zijn
bij de beoordeling van initiatieven van nieuwe landgoederen en
verzoeken tot functiewijzigingen van het buitengebied van de
gemeente Epe. De randvoorwaarden en uitgangspunten die richtinggevend
zijn voor de beoordeling, zijn weergegeven in hoofdstuk 5.
1.4 Leeswijzer
In dit rapport wordt de waarde, functie en betekenis van nieuwe landgoederen
voor de gemeente Epe uiteen gezet. Daarbij worden zowel
inhoudelijke als ruimtelijke componenten aan de orde gesteld.
Vragen die aan het rapport ten grondslag liggen, zijn:
- Wat verstaat men onder het begrip 'landgoederen' en 'nieuwe
landgoederen'?
- Welke impuls verlenen landgoederen aan het buitengebied?
- Wat zijn de belangrijkste gebiedskarakteristieken in Epe die bij de
ontwikkeling van landgoederen en landgoedzones een rol spelen?
- In hoeverre geven landgoederen en landgoedzones uitvoering aan
de beleidsvoornemens van de overheden?
- Welke delen van de gemeente Epe lenen zich bij voorkeur voor de
ontwikkeling van nieuwe landgoederen?
- Welk proces dient de gemeente te doorlopen om de ontwikkeling
van nieuwe landgoederen vorm te geven?
Bewoning buiten het dorp
'De veranderingen in het buitengebied voltrekken zich in hoog tempo. Eén op de drie
erven is niet meer agrarisch. Ze zijn woondomein geworden, verbouwd tot museaal
pronkstuk of omgetoverd in een door coniferen omgeven privé-paradijsje. Op de agrarische
erven verschijnen nieuwe stallen, schuren en boerenbungalows. Zij passen slecht
bij de oude gebouwen en zetten de ruimtelijke compositie van het erf op losse schroeven.'
Uit: Dorp als daad, 2004
Doelstelling Kwaliteitsimpuls gemeente Epe
'Het tot stand brengen van een landgoederenstructuur in delen van het landelijk gebied
die een kwaliteitsimpuls benodigen en waarin wonen, werken, recreatie en allerlei
hedendaagse en toekomstige maatschappelijke en economische activiteiten en functies
duurzaam en in evenwicht met elkaar een plek krijgen.
Inleiding
jan 06 7
Hoofdstuk twee gaat in op de eerste vraag en omschrijft het begrip
landgoederen. Om een goed beeld te geven van dit begrip, worden
eerst de meer oorspronkelijke landgoederen besproken, vervolgens
wordt er ingegaan op het begrip nieuwe landgoederen. Het hoofdstuk
brengt de lezer op de hoogte van de wetgeving, randvoorwaarden en
kwaliteiten van landgoederen.
In hoofdstuk drie wordt het plangebied beschreven in het licht van de
beleidsvoornemens van de diverse overheden. Het betreft: Veluwe
2010, Reconstructiewet, Streekplan Gelderland 2005, Vogel- en
Habitatrichtlijn, Nota Belvédère en het Waterbeheersplan Veluwe. Met
name voornemens die in ruimtelijk of functioneel opzicht van belang
zijn, zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
In hoofdstuk vier is een verkenning gegeven van de gebiedskarakteristieken.
Epe is een gemeente met veel bos, natuur en landschap. Dit
hoofdstuk geeft een beeld van de diversiteit én samenhang van de
landschappelijke structuur binnen de gemeente Epe.
Hoofdstuk vijf gaat in op de koppeling tussen nieuw beleid en nieuwe
landgoederen. Hierin wordt aangegeven waar de kwaliteitsimpuls door
nieuwe landgoederen het meest kansrijk is. Het geeft criteria weer
betreffende de locatievoorkeuren, waaronder de Natuurschoonwet.
Ook worden in dit hoofdstuk de randvoorwaarden en uitgangspunten
verder benoemd.
Als laatste onderdeel van dit rapport worden er door de SIR-groep
aanbevelingen gedaan naar de gemeente Epe. Tevens zijn er als
bijlage van hoofdstuk vijf een aantal tabellen ontwikkeld, welke een
hulpmiddel zijn bij de toetsing voor eventuele vestiging van nieuwe
landgoederen.
2 Landgoederen
jan 06 8
2 L A N D G O E D E R E N
2.1 Landgoederen en Natuurschoonwet als basis
In de inleiding is geschetst dat de kwaliteit en duurzaamheid van het
landelijk gebied onder grote druk zijn komen te staan en dat een vernieuwende
kwaliteitsimpuls nodig is om tot een oplossing te komen.
Het instrument dat deze kwaliteitsimpuls kan bewerkstelligen en die
op hoofdlijnen de continuïteit voor het buitengebied kan waarborgen,
wordt gevonden in nieuwe landgoederen.
Om een beeld te geven van deze nieuwe landgoederen, worden eerst
de oudere -en meer oorspronkelijke- landgoederen besproken, vervolgens
de Natuurschoonwet en tenslotte de verschijningsvorm van nieuwe
landgoederen in het algemeen. Aan de hand van deze uiteenzettingen
wordt in hoofdstuk 5 de betekenis voor Epe toegelicht.
2.2. Oorspronkelijke landgoederen
De oudste landgoederen zijn vaak ontstaan als veste aan de rand van
de stad op een strategische plaats binnen het landschap. Doorgaans
onderscheidt het gebouw zich van de bebouwing in de omgeving
door het formaat, de stijl en de vormgeving. Deze landgoederen
waren en zijn nog steeds economische eenheden met een omvangrijk
omliggend terrein.
In de 17e, 18e en 19e eeuw konden vaak edelen, grootgrondbezitters,
gefortuneerde zakenlieden of textielbaronnen zich een buiten permitteren.
Deze landgoederen en buitenplaatsen werden met name
's zomers door deze families bewoond. Om deze landgoederen rendabel
te laten functioneren vonden er veelal meest agrarische activiteiten
plaats. Ook werden er inkomsten gegenereerd uit bosbouwactiviteiten
onder andere door verwerking van eikenhakhout als grondstof voor
de leerlooierij en als brandhout voor de bakkerijen. In een later stadium
veranderde dit en ging men zich meer bezig houden met het oogsten
van mijnhout voor de mijnindustrie.
In de nabijheid van steden kwamen de buitenplaatsen meer tot ontwikkeling,
vaak voorzien van uitbundige gebouwen. Anders dan bij
landgoederen ontbreekt bij de buitens de verwevenheid met land- en
bosbouw en het belang van grondgebruik bij economische exploitatie.
Algemeen
Nederland kent circa 1100 landgoederen, driekwart daarvan is particulier eigendom.
Bestaande landgoederen en landgoederenzones kenmerken zich door een grote mate van
herkenbaarheid, verscheidenheid en duurzaamheid.
2 Landgoederen
jan 06 9
De locale bevolking had baat bij de ontwikkeling van deze landgoederen
en buitenplaatsen. Door de activiteiten die daar plaatsvonden en het
vaak arbeidsintensieve karakter van de daarbij behorende werkzaamheden,
ontstond er voor de arme locale bevolking werkgelegenheid.
Naast het boerenbedrijf had de landgoedeigenaar ook maatschappelijke
taken, zoals het spreken van recht en het zitting nemen in besturen
van allerlei organisaties. Deze verworven welstand is aan de
bebouwingvorm af te lezen door de grotere woonhuizen of een
landhuis voor de agrarische bedrijfsgebouwen.
Een ander kenmerk van landgoederen en buitens was de vaak afwijkende
bebouwingsstijl ten opzichte van haar omgeving. Deze bouwstijl
kende echter haar eigen vormen in kleur- en materiaalgebruik en
architectuur. De verschijningsvormen varieerden per landgoed en
waren vaak sterk afhankelijk van de economische dragers. Een goed
voorbeeld is de sterke verwevenheid van de landbouw binnen de oorspronkelijke
landgoederen. Veel landgoederen herbergen oude streekeigen
boerderijen in een dezelfde kleur geschilderd om de herkenbaarheid
als geheel te vergroten. Niet alleen is de oorspronkelijke samenhang
in het landschap daardoor behouden gebleven, maar zijn tevens
veel natuurlijke eenheden tot ontwikkeling gekomen.
Kenmerkend voor de oudere landgoederen is dat de directe omgeving
rond het landhuis vaak is aangelegd in een bepaalde, op dat moment
in de mode zijnde, parkstijl. Voor de realisatie werden bijzondere
gazons, waterpartijen, boomgroepen en hagen aangewend. Door een
stelsel van lanen, singels en boscomplexen werden de diverse onderdelen
van het landgoed met elkaar verbonden. Deze oorspronkelijke
landgoederen worden momenteel hoog gewaardeerd. De grote mate
van eenheid en samenhang speelt daar een rol in. Fraaie architectuur
en hoge biodiversiteit versterken dit. Vanuit de cultuurhistorie nemen
de landgoederen een belangrijke plaats in. De kwaliteit van het landgoed,
zoals we dat nu ervaren, is namelijk ook het resultaat van een
duurzaam beheer.
Meerwaarde
Natuurlijke-, cultuurhistorische-, en/of ontworpen elementen vormen bij de meeste historische
landgoederen een geheel met de bijbehorende bebouwing. Door in het verleden al
gebruik te maken van eenduidige vormgeving, is het mogelijk gebleken om zowel economisch,
sociaal, als natuurlijk, een evenwichtig geheel te bereiken. Landgoederen en landgoedzones
hebben over het algemeen een erg lange houdbaarheidsdatum. Dit treedt met
name naar voren in tijden waarin grote landschappelijke veranderingen plaatsvinden.
Heden ten dage zijn het vaak de oude particuliere landgoederen, ook binnen de gemeente
Epe, welke de meest constante elementen zijn in het buitengebied.
2.3 Nieuwe landgoederen
Naast de reeds bestaande landgoederen, zijn er op dit moment mogelijkheden
om nieuwe landgoederen te stichten op dezelfde manier die
zo kenmerkend is voor de oorspronkelijke landgoederen. Nieuwe landgoederen,
maar ook de passende buitenplaatsen, in de vorm van een
NSW-gerangschikte eenheid, zullen dezelfde meerwaarde gaan betekenen
voor wonen, werken, recreatie, alsmede bos, natuur en landbouw.
Evenals hun voorgangers zullen ze in staat zijn om de ongewenste
ontwikkelingen in het landelijk gebied te bufferen. De NSW-status is
noodzakelijk, omdat daarmee een instandhoudingverplichting ontstaat.
Zodoende wordt continuïteit en duurzaamheid wettelijk gewaarborgd.
In een stedelijke omgeving zal overigens de ontwikkeling van nieuwe
buitens meer mogelijkheden bieden.
Een nieuw landgoed biedt:
* de mogelijkheid om beleidvoornemens uit het reconstructieplan
en/of de ecologische hoofdstructuur, gerealiseerd te krijgen, zonder
overheidsinvesteringen in grondaankoop, aanleg en beheer;
* de mogelijkheid vorm te geven aan cultuurhistorisch beleid. Hierbij
kunnen we denken aan behoud en herstel van oude woonhuizen
en bedrijfsgebouwen, grafheuvels, kerkenpaden, oude elzensingels
en bosrestanten;
* de kans om op eenvoudige wijze de verdere versnippering en verrommeling
van het buitengebied tegen te gaan;
* de kans voor een groene dooradering van het landschap door herstel
en aanleg van lanen, houtwallen, singels, bosjes en heggen;
* de mogelijkheid van een gevarieerde recreatieve dooradering van
het buitengebied.
2 Landgoederen
jan 06 10
Streekplan Gelderland 2005
Ter bevordering van landschapppelijke en ecologische kwaliteit, de toegankelijkheid en
aantrekkelijkheid voor de recreanten, met name wandelaars wordt in gelderland de
mogelijkheid geboden om nieuwe landgoedern aan te leggen. Als defintitie van een
nieuw landgoed geldt: een openbaar toegankelijk bos en/of natuurcomplex al dan niet
met overige gronden met daarin een woongebouw "van allure" met in beginsel maximaal
drie wooneenheden en een minimale omvang van het nieuwe bos- of natuurgebied
van 5 ha. Nieuwe landgoederen kunnen gesticht worden in delen van het groenblauwe
raamwerk (EHS-verweving, EHS-verbindingszones) en het multifunctionele
gebied, niet in de EHS-natuur, waardevol open gebied, in weidevogel- en ganzengebieden
van provinciaal belang of in het concentratiegegbied voor intensieve teelten. Bij
initiatieven voor een nieuw landgoed dient er sprake te zijn van een totaalvisie inclusief
inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet. Het is mogelijk om landgoedern
te stichten met een veelvoud van minstens 5 ha openbaar toegankelijk bos
en/of natuu, waarbij de in een woongebouw een veelvoud van drie wooneenheden
wordt geschapen, mits passend bij de kwaliteiten van de plek. Hierbij kunnen bijvoorbeeld
water- en verkeersaspecten in het geding komen. de hoofdfunctie van het nieuwe
gebouw of de nieuwe gebouwen is wonen. Een daaraan ondergeschikte kantoorfunctie
is acceptabel.
2 Landgoederen
jan 06 11
Meerdere landgoederen aaneen
Een landgoederenstructuur, dat wil zeggen meerdere landgoederen die
in meer of mindere mate met elkaar in verbinding staan, biedt vele
mogelijkheden om belangrijke stappen te zetten bij het realiseren van
het Reconstructieplan, de EHS (ecologische hoofdstructuur), CHS
(cultuurhistorische hoofdstructuur) en herstel van de waterhuishouding.
Via de Natuurschoonwet biedt het de mogelijkheid om kwetsbare
gebieden, binnen de agrarische enclaves te beschermen en kwetsbare
en geïsoleerd liggende gebieden met elkaar te verbinden.
Dragers nieuwe landgoederen
Nieuwe landgoederen moeten meerdere verschijningsvormen kennen
die, zoals dat ook in het verleden het geval was, sterk afhankelijk zijn
van de economische dragers van het landgoed. Binnen de oorspronkelijke
verwevenheid met de landbouw zal echter minder plaats zijn voor
intensief agrarisch grondgebruik, maar zal er juist meer ruimte moeten
komen voor water, bos, natuur en landschap. Dit betekent dat er met
de ontwikkeling van nieuwe landgoederen, meer energie gestoken
gaat worden in natuur- en landschap.
De nieuwe landgoederen zullen echter economische eenheden zijn,
welke duurzaam in stand gehouden moeten worden. Voorwaarde is
dat er voldoende economische dragers aanwezig moeten zijn. Het
zoeken naar de juiste mix is daarbij belangrijk. Dit betekent ook dat
een landgoed flexibel ingericht moet zijn om op veranderingen te kunnen
inspelen. Uitbreiding, inbreiding, maar ook inkrimping van bebouwing
en grondgebruik komen na verloop van tijd voor. Uiteraard zal
de kwaliteit gewaarborgd blijven, wil een landgoed de NSW-status
behouden. De mix aan economische dragers kan een samenspel zijn
van vele mogelijkheden. Om er enkele te noemen:
* Behoud van de kenmerkende landbouwkundige activiteiten op het
platteland, echter grondgebonden en veelal bestaand uit een biologische
of extensieve vormen van landbouw. Verbreding van het
landbouwproduct door teelt van streekeigen producten die bijvoorbeeld
op landgoedwinkels worden afgezet, behoort tot de mogelijkheden.
* Het opzetten van nieuwe zorglandgoederen, waarbij zorginstellingen
samen met de landgoedeigenaren een zorgplan opstellen. Op
dit moment is juist aan deze vorm van zorg in combinatie met
buiten-activiteiten een aanzienlijke behoefte.
* Educatie kan een economische drager zijn, waarbij de nadruk zal
liggen op natuurgericht onderwijs. Op deze manier zou je allerlei
vormen van cursussen kunnen ontwikkelen voor verschillende doelgroepen.
Een ontvangstcentrum waar deze activiteiten kunnen
plaatsvinden zou een belangrijke rol hierin kunnen vervullen. Een
dergelijk ontvangstcentrum moet een multifunctionele status
krijgen, zodat er verschillende activiteiten kunnen plaatsvinden.
* Waterberging, waterretentie of andere vormen van waterbeheer
kunnen op landgoederen in samenspraak met de waterschappen
een belangrijke rol gaan spelen.
Waterberging kan overigens uitstekend gecombineerd worden met
biologische of extensieve landbouw.
* Het zoeken naar alternatieve functies voor boerderijen en stalruimten.
Niet slopen, maar herstellen, maar ook zoeken naar nieuwe
functies voor bijgebouwen.
* Inspelen op ontwikkelingen in de recreatieve sector. Er een duidelijke
trend zichtbaar bij recreanten om steeds meer streekeigen keuzes
te maken, bijvoorbeeld overnachten op een landgoed met haar eigen
entourage en niet in een nabij gelegen hotel. Ook deze vorm biedt
zeer veel mogelijkheden.
* Als voorlopig laatste voorbeeld noemen we het ontwikkelen van
meerdere woonvormen. Als gevolg van het verdwijnen van veel
functies in de agrarische sector zijn gebouwen leeg komen te staan
of functieloos geworden. De vraag om in het buitengebied te kunnen
wonen neemt juist toe. Het is voor een toekomstig landgoedeigenaar,
maar ook voor de gemeentelijke overheid interessant om
te kijken of deze agrarische gebouwen een woonbestemming
kunnen krijgen. Dit betekent voor landgoederen een economische
drager. Ook het ontwikkelen van kleinere woongemeenschappen of
zelfs 'gehuchten' op landgoederen behoort tot de mogelijkheden.
2 Landgoederen
jan 06 12
Federatie Particulier Grondbezit
De Federatie Particulier Grondbezit (FPG) behartigt de belangen van landgoedeigenaren.
De Commissie Landgoederen signaleert knelpunten, bevordert kennis uitwisseling,
voert actief lobby en stimuleert de dialoop tussen de huidige en de aankomende generatie
landgoedeigenaren. De FPG is voornemens meer bekendheid te geven aan de
mogelijkheden die de Natuurschoonwet aan agrarische grondbezitters kan bieden.
3 Beleidslijnen
jan 06 13
3 B E L E I D S L I J N E N
3.1 Algemeen
Vele beleidsvoornemens worden uitgebracht om sturing te geven aan
de ontwikkelingen in het landelijk gebied. Deze komen van rijksoverheid,
provincie, gemeente of waterschap, maar ook van Europese weten
regelgevingen. Hieronder wordt een overzicht geven van Streekplan
Gelderland, Veluwe 2010, Reconstructieplan Veluwe, Vogel- en
Habitatrichtlijn, Nota Belvédère, Toekomstvisie Epe 2010 en het
Waterhuishoudingsplan. De bijgevoegde tabel te zien vanaf pagina 42
geeft een overzicht per gebiedszone.
3.2 Beleidsvoornemens Natuur
Beleidsvoornemens:
* Ecologische verbindingszones realiseren.
* Aaneengesloten natuur realiseren (EHS-Natura 2000).
* Kwaliteitsverbetering en bevorderen verscheidenheid van de natuur.
* Behoud en ontwikkeling van natte natuur mogelijk maken.
* Terugdringen van de milieubelasting.
* Behoud weidevogelgebieden.
* Natuur buiten EHS realiseren in combinatie met andere doelen zoals
landbouw, water, landschap, bos, recreatie en wonen.
Toelichting/aanvulling op de bovenstaande beleidsvoornemens:
Zowel vanuit de Ecologische hoofdstructuur als vanuit de Reconstructiewet
gezien, zijn ecologische verbindingszones gewenst. In Veluwe
2010 en het Reconstructieplan staan meerdere groene wiggen aangegeven,
waarvan de Wisselse Poort een ecologisch verbindende functie
draagt. In het Reconstructieplan is tevens vastgesteld dat er een ecologische
verbindingszone gerealiseerd dient te worden tussen de
Veluwe, het IJsseldal en het gebied ten oosten hiervan. Laatste jaren
is de nadruk gelegd op robuuste verbindingszones.
Kwaliteitsverbetering is een punt waar aandacht voor wordt gevraagd
in diverse beleidsplannen (onder andere de Reconstructiewet). Onder
kwaliteitsverbetering verstaat men de toename van de biodiversiteit,
toename van de totale oppervlakte natuur, toename van het aantal
aaneengesloten natuurgebieden en toename van stepping stones en
verbindingszones.
In het Reconstructieplan wordt gesproken over een ecologische poort
in het plangebied van Epe. Deze poort zorgt voor een verbinding
tussen de hoge, droge Veluwe en de lage, natte randgebieden en
uiterwaarden van de IJssel. Vanuit de waterschappen zijn diverse
beeksystemen als waardevol aangewezen. De ecologisch poort maakt
3 Beleidslijnen
jan 06 14
deel uit van een aantal waardevolle beken en sprengen in het gebied.
Maatregelen die voorgesteld worden vallen veelal samen met inkrimping/
omvorming van agrarisch grondgebruik zodat het omvormen van
agrarische gronden naar natuur gerealiseerd kan worden. Daarnaast is
er aandacht besteed aan maatregelen die tot ontsnippering leiden.
Om behoud en ontwikkeling van natte natuur mogelijk maken, liggen
de kansen van de gemeente Epe in het Wisselse Veen en in de gebieden
naar de IJssel toe. In twee oostelijk gelegen delen is natte natuur
te realiseren in combinatie met waterberging en infiltratie. Op plaatsen
buiten de EHS, waar bijvoorbeeld wel een groene wig is gesitueerd, is
het wenselijk om natuur aan andere functies te koppelen, zodat deze
een economische draagvlak krijgt. Zo kan landbouw biologisch of
extensief worden toegepast, het land kan deels worden ingezet ten
behoeve van waterberging en er kan wonen worden gecombineerd
met natuur. Dit geldt daarnaast voor zogenaamde witte gebieden,
deze dienen een duidelijke invulling te krijgen, waarvan natuur er een
kan zijn.
Delen van de gemeente Epe zijn aangewezen als speciale beschermingszones
vanuit de Vogelrichtlijn. Het betreft hier de Veluwe en de
IJsseluiterwaarden. De betekenis hiervan is dat intensiveringen van
het huidige gebruik en nieuwe activiteiten geen schadelijke gevolgen
mogen hebben voor vogels, met inbegrip van de zogenaamde externe
werking (schadelijke invloed vanuit de aangrenzende gebieden). Beide
gebieden zijn tevens aangewezen als Habitatrichtlijngebied, hetgeen
duidt op directe bescherming voor de in het gebied voorkomende
beschermde soorten.
3.3 Beleidsvoornemens Landschap
Beleidsvoornemens:
* Behouden en versterken van de landschappelijke en natuurlijke overgangen
tussen CVN en randgebieden.
* Behoud oude, herkenbare landschapsstructuren en elementen.
* Vermindering structuurloze verstening.
* Vernieuwing landschapsstructuren.
Toelichting/aanvulling op de bovenstaande beleidsvoornemens:
Het rijksbeleid heeft een nationaal landschapspatroon aangegeven dat
voorziet in duurzame instandhouding en verdere ontwikkeling van
kenmerkende patronen en elementen. De Veluwe en de IJsseluiterwaarden
zijn onderdeel hiervan. De Veluwe is een waardevol cultuurlandschap
dat zich richt op behoud en versterking van de gebiedsspecifieke
kwaliteiten in samenhang met een duurzame land- en tuinbouw.
Behoud van kleine landschapselementen is in het overige deel
van het plangebied van belang. De open essen en weidevogelgebieden
worden als waardevolle elementen gezien.
3 Beleidslijnen
jan 06 15
Diverse beleidsvoornemens richten zich op het verminderen van de
spanning tussen de gebiedsfuncties. Zo is het Epese plangebied in
voorbereiding voor twee landinrichtingsprojecten, te weten Epe-
Vaassen West (6500 ha) en Epe-Vaassen Oost (6800 ha). De landinrichting
Oost richt zich op de landbouw. De landinrichting West is veel
breder en richt zich op landbouw, natuur, milieu, recreatie en cultuurhistorie.
Het landelijk gebied tussen de kernen Vaassen en Epe is in het
Reconstructieplan Veluwe in z'n geheel bestempeld als groene wig en
ecologische poort. De hoofddoelstelling van een groene wig is:
'behoud en versterking van de landschappelijke en natuurlijke overgangen
tussen het Centraal Veluwse Natuurgebied en de randgebieden
en het tegengaan van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen.'
Getracht wordt met name om het verder dichtgroeien met bebouwingen
van de Veluwerand tegen te gaan. De groene wig valt hier samen
met het begrip ecologische poort. Het Reconstructieplan gaat ook uit
van kleinschaliger maatregelen, zoals de aanleg van nieuwe landschapselementen
en erfbeplantingen. Tevens worden nieuwe
landgoederen en buitens genoemd als maatregel om het landschap
te versterken.
3.4 Beleidsvoornemens Recreatie
Beleidsvoornemens:
* Diversiteit en mogelijkheden van dag- en verblijfsrecreatieve
voorzieningen verbeteren.
* Vergroten toegankelijkheid agrarische cultuurlandschappen en
natuur- en bosgebieden voor routegebonden recreatie.
* Zoneren van verblijfsrecreatie ter ontlasting van natuur.
* Realiseren transferia.
* Natuur/water/cultuurhistorie als thema's voor recreatieontwikkeling.
Toelichting/aanvulling op de bovenstaande beleidsvoornemens:
Het beleid voor de openluchtrecreatie en toerisme is gericht op het
instandhouden van een basisstructuur en het waarborgen van de
kwaliteit en duurzaamheid ervan. Epe valt geheel binnen het recreatieftoeristisch
gebied Veluwe. Natuur- en bosgebieden dienen zoveel
mogelijk opengesteld te worden. Het middengebied van Epe wordt
gezien als geschikt voor verblijfsrecreatie en intensieve vormen van
dagrecreatie.
Kwaliteitsverbetering en spreiding van de recreatie is gewenst, mits
deze zodanig afgestemd is op de overige functies, dat er geen sprake
is van vermindering van kwaliteit van bos en natuur. Gewezen wordt
op het aanbrengen van meer diversiteit en mogelijkheden van dag- en
verblijfsrecreatie om daarmee het gebied te optimaliseren. Met name
extensieve vormen van recreatie dienen overigens overal mogelijk te
zijn en gestimuleerd te worden, waarbij extra aandacht voor routegebonden
recreatievormen gewenst zijn.
16
Vanuit diverse beleidsvelden wordt gewezen op de mogelijke koppeling
aan bepaalde thema's. Natuur, water of cultuurhistorie kan de
recreant meer betrekken bij het landschap. Recreatie als neveninkomsten
in het agrarisch gebied vormt een mogelijkheid.
3.5 Beleidsvoornemens Wonen-Werken (Landbouw en Leefbaarheid)
Beleidsvoornemens:
* Leefbaarheid van het landelijk gebied stimuleren.
* Versterken van een duurzame economische structuur.
* Functieverandering van agrarische bedrijven mogelijk maken en
bevorderen ontwikkelingsmogelijkheden en structuurverbetering.
* Verantwoord omgaan met vrijkomende bedrijfsgebouwen,
vermindering structuurloze verstening.
Toelichting/aanvulling op de bovenstaande beleidsvoornemens:
Het bieden van voldoende mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling
wordt belangrijk geacht voor het plangebied van de gemeente Epe.
Dit wordt op diverse beleidsniveaus aangegeven. Andersom is een
goede bescherming van de aanwezige natuurwaarden eveneens van belang,
zodat scheiding van functies en daarop afgestemd beleid in diverse
beleidsvoornemens tot uiting komt. Dit uit zich bijvoorbeeld in de landinrichting,
die in het oostelijk deel van het plangebied zich primair richt op de
landbouw en die in het zuidelijk deel een multi-sectorale insteek heeft.
Toekomst Agrarische sector, CLM-onderzoek
CLM Onderzoek en Advies, Eric Hees blikt vooruit naar 2030 en voorziet een tweetal alternatieven
voor het zelfstandig duurzaam agrarische (gezins)bedrijf: het ketenbedrijf en het omgevingsbedrijf.
Het ketenbedrijf gaat uit van integratie in de keten, d.w.z. een serie van bedrijven die
onderling verbonden zijn en het hele traject van productie tot eindproduct beslaan. Het omgevingsbedrijf
gaat uit van integratie in de omgeving. Het agrarisch bedrijf maakt deel uit van een
partnerschap en een of meerdere maatschappelijke partners, een drinkwaterbedrijf, een pensioenfonds,
een natuurorganisatie, een groep consumenten, een bank en/of een verzekeringsmaatschappij.
Elk bedrijf kent een specifieke combinatie van omgevingsgebonden activiteiten. Het
levert groene en blauwe diensten, recreatieve diensten, landbouwproducten, kinderactiviteiten,
etcetera. Er is inbreng door participatie van streekbewoners die zo de huidige vervreemding van
omgeving en voedsel willen verkleinen. Producten van het bedrijf zijn veelal gekoppeld aan het
landschap. Gemeenten, waterschappen, recreatieschappen en groenschappen hebben belang bij
de realisatie van deze diensten.
Welstandnota 2003
De Welstandsnota van de Gemeente Epe gaat in op het bouwen in het plangebied. Een
restrictief beleid geldt ten aanzien van bouwen in het Centraal Veluws Natuurgebied,
de excomplexen en het beschermde dorpsgezicht van Gortel. Voor Apeldoorns kanaal,
(woon)gebieden met hoge (beeld)waarden, zoals Niersen gelden een zware tot reguliere
beperkingen en toetsingen. Dit zijn beperkte gebieden. Voor het overgrote deel van
de gemeente is een lage toetsingsniveau. Burgers worden gestimuleerd om mee te bouwen
aan de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving.
3 Beleidslijnen
jan 06
3 Beleidslijnen
jan 06 17
Ook het waterbeheersplan voorziet in dergelijke functiescheiding. In
het buitengebied van Epe word gestreefd naar duurzame landbouw.
Voornamelijk in het oostelijk deel zijn mogelijkheden voor nieuwe
bedrijven en veranderingen (landbouwontwikkelingsgebied), terwijl
in het westelijk deel er de noodzaak is tot extensivering. Vooral op
en langs de Veluwe is de milieudoelstelling stringent.
Daarnaast wordt er aandacht besteed aan biologische landbouw en
verbreding van de landbouw. Het Reconstructieplan geeft aan dat
voor dit laatste de mogelijkheden in het bestemmingsplan verruimd
moeten worden. Zo zou ook het 'bergen van water' of andere
blauwe diensten, economisch interessant gemaakt moeten worden
voor agrariërs.
3.6 Beleidsvoornemens Water
Beleidsvoornemens:
* Ruimte creëren voor water en voor waterberging.
* Realiseren natte ecologische verbindingszones/natte natuur.
* Bestrijden van de verdroging.
* Veiligstellen en verduurzamen drinkwatervoorziening.
* Verbeteren van de waterkwaliteit.
Toelichting/aanvulling op de bovenstaande beleidsvoornemens:
Momenteel verbetert de water(bodem)kwaliteit onvoldoende en
wordt de drinkwatervoorzieningsnorm overschreden, zo wordt door
in het Recontructieplan aangegeven. Vermesting, verzuring en ongezuiverde
lozingen zijn de belangrijkste veroorzakers. De beleidsvoornemens
(tot op Europees niveau) nopen tot brongerichte en effectgerichte
maatregelen om de normen te halen voor gezonde watersystemen.
Diverse maatregelen worden noodzakelijk geacht voor het
verkrijgen van voldoende schoon drinkwater.
Het Reconstructieplan besteedt daarnaast aandacht aan het begrenzen,
aanwijzen en inrichten van diverse waterbergingsgebieden, waar
het water eens in de 10 tot 25 jaar wordt opgevangen. Dit betreft
de natuurlijke laagten in het gebied en de zones langs waterlopen.
Hier mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die toekomstige waterberging
kunnen belemmeren.
4 Gebiedskarakteristiek
jan 06 18
4 G E B I E D S -
K A R A K T E R I S T I E K
4.1 Algemeen
Epe is een gemeente met veel bos, natuur en landschap. Karakteristieke
onderdelen zijn: uitgestrekte bos- en heideterreinen, verblijfs- en
dagrecreatieterreinen, beekdalen, escomplexen, dorpen en dorpsuitbreidingen,
broeklanden, weidevogelterreinen, open landbouwgebieden,
oeverwallen en uiterwaarden. Epe is zowel onderdeel van het
Veluwemassief als van het IJssellandschap. De tussenliggende zone
is een licht golvend dekzandlandschap. De belangrijkste gradiënt
(zand-klei en droog-nat) strekt zich uit over de gehele breedte van
de gemeente en vormt in landschappelijk, cultuurhistorisch en biologisch
opzicht een belangrijke zone. De belangrijkste occupatiepatronen
liggen hier haaks op. Epe is in te delen in het westelijk gelegen
Veluwemassief, de centraal gelegen Overgangszone of Middengebied,
en het oostelijk gelegen IJssellandschap.
Landschapsbeeld en grondgebruik
Het landschapsbeeld is gevarieerd. Zo treft men dichte bebossingen,
heide, houtwallen en esgronden aan van het voormalige esdorpenlandschap.
De oude boskernen van de voormalige malenbossen
Gortelse Bos, Norelbos en het recent ingerichte Wisselse veen vormen
belangrijke natuurelementen. In noord-zuidelijke richting liggen historische
nederzettingen, zoals Niersen, Gortel en Tongeren. De beplanting
neemt af in oostelijke richting. Het gebied opent zich als het ware
vanaf de Veluwe richting de IJssel. Het landschapsbeeld varieert dan
van kleinschalig (kampen en landgoederen) tot grootschalig (broeklanden).
De kwelgebieden en escomplexen zijn relatief open gebieden. De
verspreid liggende kampen zijn relatief de meest dichtbeplante delen van
dit landschap. Intensieve veehouderij komt verspreidt voor.
De bebouwing van Vaassen en Epe neemt een aanzienlijk deel in van
de overgangszone. Emst en Oene zijn kleiner in omvang, bij Zuuk en
Wissel is de bebouwingsgraad relatief laag. De overgangszone kent
diverse ruimtelijke barrières, zoals de dorpenweg Apeldoorn-Zwolle en
het Apeldoorns kanaal. Ten oosten van het Apeldoorns kanaal overheerst
openheid en agrarisch grondgebruik. Hier zijn beplantingselementen
schaars en beperkt tot individuele bosjes en singels met
enkele kleine houtopstanden. De snelweg A50 en de weteringen
vormen de barrières in noord-zuidelijke richting. De overgangszone is
het meest divers in grondgebruik, naast bewoning, industrie en
agrarische gronden komt natuurontwikkeling, dagrecreatie en
particulier grondgebruik voor. De bebouwing concentreert zich met
name in Epe en Vaassen, maar verspreide bebouwing komt overal voor.
Grootschalige woningbouw dateert van de jaren 1960-1970
(Burgerenk, Vegtelarij te Epe of Heggerenk te Vaassen) of de jaren
1980-1990 (Hoge Land te Epe of Oosterhof te Vaassen). Omvangrijke
villawijken zijn ontstaan ten noordoosten van Epe. Industrie concentreert
zich nabij de afslagen van de A50. Rondom Epe, Wissel,
Schaveren en de Hanendorperweg te Emst zijn kernen voor verblijfsrecreatie.
Belangrijke objecten voor recreanten zijn het Veluws natuurgebied,
recreatieplas Kievitsveld, Kasteel Cannenburch en het centrum
van Epe. Het gebruik van weidegronden als neveninkomsten of
hobby/particulier gebruik overheerst in dit deel, met uitzondering van
de kwelgebieden. Het gebruik is divers, de inrichting en verkaveling is
kleinschalig.
Het oostelijke deel van de gemeente bestaat overwegend uit intensief
en grootschalig agrarisch grondgebruik. Veehouderij (vooral in de
broeklanden), fruitteelt en akkerbouw (nabij de IJssel) bepalen het
landschapsbeeld. De bebouwing is schaars en binnen de gemeentegrenzen
komen geen dorpskernen voor. Agrarisch grondgebruik
bepaalt het landschapsbeeld, diverse weteringen doorsnijden het
gebied in noord-zuidrichting.
Landgoederen komen verspreidt voor binnen de gemeente Epe, maar
ontbreken aan de oostzijde van het plangebied. Enkele ervan zijn
bepalend voor het landschap, waarvan Landgoed Tongeren en Welna
de meest sprekende voorbeelden zijn. Kleinere landgoederen zijn te
vinden nabij Epe (Kolthoven, West Raven), Emst (Vossenbroek) en
Vaassen (Cannenburch).
4.2 Verticale structuur en abiotiek
Verticale samenhang, en dan met name de onderlinge relatie tussen
hoogteverschillen, grondwaterstanden en bodems, spelen een grote
rol in het plangebied aangezien deze in nauw onderling verband
staan. Wanneer ook het verband met antropogene eigenschappen
aanwezig is, ontstaan er plaatsspecifieke kenmerken. Begroeiing en
vegetatiepatroon is hierop afgestemd. De beschrijving beschrijft het
Veluwemassief, de Overgangszone en het IJssellandschap.
Veluwsemassief
Het Veluwsemassief bestaat uit opgestuwde delen, dekzandruggen
en reliëfrijke verstuivingen. Enkele droge erosiedalen snijden in
oost-westelijke richting het massief in. Door smeltwater zijn heuvels
gevormd, zoals de Koekenberg en de Woesterberg. De bodem bestaat
uit hooggelegen, droge zandgronden (podzolgronden) met vaak grof
materiaal zoals grind en steen in de ondergrond. Door menselijke
activiteiten zijn zandverstuivingen ontstaan,waardoor zich duinvaagronden
ontwikkelden. De grondwaterstand is erg laag. Neerslag dringt in
de bodem en bereikt het diepe grondwater. Dit stroomt in het
4 Gebiedskarakteristiek
jan 06 19
4 Gebiedskarakteristiek
jan 06 20
watervoerende pakket boven de ondoorlaatbare keileemlaag en komt
in de overgangszone als kwelwater weer boven in kwelgebieden en
beekdalen. Een deel van kwelwater komt na een veel kortere weg op
het Veluwemassief aan de oppervlakte. Vanuit deze natuurlijke kwelsituatie
ontspringt een aantal beken, waarvan de Verloren beek een
duidelijk voorbeeld is. Op het Veluwemassief komt het stilstaande
water voor in de vorm van poelen en vennen. Deze zijn ontstaan als
gevolg van lokale aanwezigheid van ondoordringbare lagen in de
ondergrond. De vennen zijn gevuld met regenwater en hebben een
zuur karakter.
Overgangszone
De overgangszone dat deel uitmaakt van het dekzandgebied tussen
de Veluwe en het IJsseldal, bestaat ook uit reliëfrijke delen. Het
belangrijkste reliëf op de Veluwerand wordt gevormd door daluitspoelingswaaiers.
Op de overgang tussen natte en droge gronden,
langs beekdalen en dekzandruggen, bevinden zich bruine en zwarte
enkeerdgronden. Zij zijn door menselijke invloeden tot stand gekomen.
Daarnaast komen hier laaggelegen zandgronden voor met
beekeerd- en gooreerdgronden. Gebieden met permanente kwel zijn
moerig of veenachtig. Veen is bijna overal vergraven of door oxidatie
verdwenen. In de overgangszone is het grondwatersysteem van lokale
aard. De overheersende grondwatertrappen zijn IV tot en met VI.
Infiltrerend regenwater vult het ondiepe grondwaterpakket aan en
komt relatief snel als kwelwater aan het oppervlak in de aangrenzende
laagten. Deze treedt, evenals in de beekdalen, met name op in de
winter en in het voorjaar. De grondwatertrappen in deze relatief natte
gebieden zijn III tot en met V. Vanaf het Veluwemassief stromen de
beken oostwaarts naar de Grift en het Apeldoorns Kanaal. Deze voeren
het water in noordelijke richting af. Sommige beken zijn uitgegraven
tot op het grondwater. Om een kunstmatig verval te creëren is
een deel van de beken in een hogere bedding gelegd, soms meerdere
keren achtereen. De Klaarbeek is hier een goed voorbeeld van.
IJssellandschap
Kenmerkend voor het IJssellandschap is met name de openheid, welke
wordt afgewisseld door singels en kleine loofhoutopstanden. De
grondgebonden landbouw is een belangrijk gebruiker van dit gebied.
Dit landschapstype wordt als zeer waardevol aangemerkt en heeft
in deze dan ook een beschermde status. De huidige jonge rivierkleibodem
is ontstaan door rivierafzettingen vanuit het verleden. De
oeverwal vormt het hoogste en meest bewoonde deel en het komgebied
het laagste deel. Binnen de uiterwaarden zijn oude geul- en
stroomruggen en kleiwinputten aanwezig. De oeverwallen bestaan uit
vruchtbare ooivaaggronden. In de nattere, laaggelegen komgebieden
liggen poldervaaggronden met zware klei. Langs de IJssel zijn de komgronden
zeer nat. Het gaat hier om de grondwatertrappen I en II.
Gebiedskarakteristiek
jan 06 21
Deze komgronden ontvangen diep kwelwater van het Veluwemassief
en ondiep kwelwater uit de overganszone en de IJssel. In deze
gebieden vindt bemaling plaats.
4.3 Horizontale structuur
De afwisseling tussen open en dichte gebieden, het wegenpatroon,
bebouwingslinten en vele andere elementen van het landschap geven
aan hoe de verschillende gebieden met elkaar samenhangen. De
beschrijving hieronder is verdeeld in de samenhang in noord-zuidelijke
en oost-westelijke richting. Kenmerkend is dat de hoofdontsluiting van
de gemeente Epe noord-zuid is gericht, dat wil zeggen loodrecht op
de zand/droog-klei/nat gradiënt.
Noord-zuidelijke richting
De hoofdwegen binnen de gemeente Epe zijn met name noord-zuidgericht.
Zo doorsnijdt de autosnelweg A50, de dorpenweg N794 van
Apeldoorn naar Zwolle, de Kanaalweg en diverse lokale wegen het
gebied van noord naar zuid. Evenwijdig aan deze wegen, maar van
lokaal belang, lopen van west naar oost: Gortelse weg, Hertenkampsweg
en de Vaassense binnenweg-Veldweg-Kerkstraat. De wegen in
noord-zuidelijke richting hebben allen een zware boombeplanting en
zijn daardoor beeldbepalende elementen in de gemeente Epe.
De hoofdoriëntatie in noord-zuidelijke richting is ook zichtbaar in het
afwateringssysteem van het overgangsgebied en het IJssellandschap.
De Grift en het naastgelegen Apeldoorns kanaal vormen de belangrijkste
watergangen in het overgangsgebied. De Grift is van deze
de enige natuurlijke waterloop en verbindt de beken en sprengen
ten westen van het Apeldoorns kanaal. Het kanaal heeft een
cultuurhistorisch en recreatief belang. Ten oosten ervan liggen enkele
weteringen in noord-zuidelijke richting. Het gaat hier van west naar
oost om de Nieuwe wetering, Grote wetering, Nijbroeksche wetering
en de Terwoldsche wetering. Daarnaast lopen er in hetzelfde gebied
nog enkele kleinere watergangen in een gelijke richting. De weteringen
zorgen voor aan- en afvoer van water uit het rivierkleigebied en fungeren
als groene dooradering van het agrarisch landschap. Aan de
oostgrens van gemeente Epe lopen enkele hoogspanningsleidingen in
noord-zuidelijke richting, deze hebben invloed op het karakter van
gebied, ze zijn plaatselijk beeldbepalend.
Nieuwe natuur Noord-zuid
'De ecologische verbindingszone nr. 20 bestaat uit de Grift en enkele weteringen in
noordzuidelijke richting (Emsterbroek). Een 'evz' bestaat uit verschillende natuurelementen,
die tezamen een werkend geheel vormen. Door steeds weer een 'bouwsteen'
aan te leggen, wordt op den duur de verbindingszone als geheel gerealiseerd. In reconstructiegebieden
vindt een versnelde uitvoering plaats. De uitvoering gebeurt op basis
van vrijwilligheid. Draagvlak in de regio is derhalve een essentiële voorwaarde voor
succes.' Uit: Gelderse groene connecties, 1999.
4 Gebiedskarakteristiek
jan 06 22
Oost-westelijke ligging
In oost-westelijke richting bevat de gemeente Epe verschillende
bovenlokale wegen. De wegen lopen evenwijdig aan de gradiënt
zand/droog-klei/nat. Het betreft de Soerelseweg-Tongerenseweg bij
Epe die tezamen met de Oenerweg het plangebied in de gehele
breedte doorsnijdt. Hetzelfde is te zien bij de combinatie Elspeterweg-
Deventerstraat-Geerstraat het gehele plangebied bij Vaassen doorsnijdt.
Een belangrijke route in westelijke richting ter hoogte van Emst is de
Vierhouterweg-Oranjeweg. Het beplantingsbeeld van deze wegen
varieert sterk.
De vele beken in de gemeente lopen vrijwel allemaal in west-oostelijke
richting. Ze volgen het hoogteverschil van Veluwemassief richting
IJssel en volgen daarmee de zand/droog-klei/nat gradiënt. Zij ontspringen
kunstmatig (sprengenbeken) of ontstaan vanuit de diverse
kwelgebieden langs de Veluwerand en in het overgangsgebied. Ze zijn
van hoog landschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch belang. In de
gebiedsontwatering van de overganszone overheerst de west-oostelijke
richting, d.w.z. evenwijdig aan de gradiëntlijn. Beekdalen kennen
dezelfde ontwateringsrichting. De verkaveling sluit hierop aan. De
hoger gelegen gebieden, zoals het Veluwemassief en de esgronden
laten geen specifieke richting van verkaveling zien.
4.4 Cultuurhistorische structuur
In de gemeente Epe komen ongeveer vijftig archeologische waardevolle
terreinen voor. Deze liggen voornamelijk op het Veluwemassief.
Het betreft hoofdzakelijk grafheuvels. Beschermde monumenten
omvatten karakteristieke boerderijen, maar ook woningen, molens en
herenhuizen.
De historische samenhang komt het sterkst naar voren in de landschapseenheden
die zijn in te delen in stuwwallenlandschap, dekzandlandschap
en rivierkleilandschap. Cultuurhistorische structuur in het
stuwwallenlandschap en dekzandlandsschap zijn nauw met elkaar
verbonden en vindt haar oorsprong in het esdorpenlandschap, waarin
heidevelden, bosrestanten, bouwgronden, hooilanden en nederzettingen
een eenheid vormen. Zandwegen, houtwallen, hakhoutsingels
vormen elementen hierin.
Studie Historisch grondgebruik
De cultuurhistorische structuur komt goed naar voren in de studie 'Historisch grondgebruik
in de gemeente Epe', van de Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en
Beken, uit 2002. Het rapport geeft een overzicht van de menselijke aanwezigheid van
voor onze jaartelling tot nu en concludeert dat de gemeente nog rijk is aan cultuurhistorische
relicten. Dit betreft niet alleen resten uit het archeologische verleden, maar
ook uit het pré-industriële tijdperk.
4 Gebiedskarakteristiek
jan 06 23
Gortel heeft een bijzondere cultuurhistorische betekenis als een van de
weinige nederzettingen op de Veluwe waarvan dit oorspronkelijke
karakter bewaard is gebleven. Ook landgoed Tongeren weerspiegelt
het oude karakter.
Veel kleinschaliger, maar met dezelfde opbouw en elementen is het
kampenlandschap dat te vinden is op kleine zandopduikingen en vaak
een individueel karakter draagt. Beide landschapstypen zijn nog goed
te herkennen in het plangebied. Sommige van de omvangrijke bouwgronden
zijn nog vrij goed in takt, zoals die bij Gortel en bij Dijkhuizen,
andere zijn geheel door woonwijken in gebruik genomen,
zoals de Wanenk te Epe. Grote delen van de heidevelden zijn bebost,
andere delen zijn in agrarisch gebruik genomen. Ook hooilanden zijn
ontgonnen t.b.v. agrarisch grondgebruik. De studie van Stichting tot
Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken laat zien dat tussen 1800
en 1870 voornamelijk nattere delen zijn ontgonnen en dat tussen
1870 en 1963 de meer drogere heidevelden voor dit doel zijn aangepakt.
Het ontginningslandschap leidde tot het ontstaan van een nieuwe
landschapseenheid, het zogenaamde 'ontginningslandschap'. Ze
zijn grootschalig van omvang en rechtlijning van opzet, zoals
Vaassense - en Oenensche broek of het gebied Bloemendaal te Emst.
Tussen 1800 en 1900 zijn vele landgoederen met de daarbij behorende
bossen aangelegd, zoals Tongeren, Welna, West Raven en de Dellen.
Hoewel de landgoederen in het plangebied variëren in grootte, aard
en opzet, is het merendeel het gevolg van deze ontginningen. Ze
worden gekenmerkt door bosaanleg, landbouw en een meer of
minder permanent bewoonbaar buitenverblijf.
Het rivierkleilandschap staat hier los van. De ontginning heeft sterke
relatie met de bedijking en de natuurlijke hoogte van de oeverwal
en heeft nauwelijks binding met het overige deel van de gemeente.
Cultuurhistorisch gezien is de bandijk een herkenbaar element, evenals
de grote openheid van het achterliggende kleigebied. Dit gebied is
laat tot ontginning gebracht en is grootschalig van opzet. Relatief
weinig wegen doorkruisen dit gebied, de bebouwing is schaars. Er
is ook hier sprake van een ontginningslandschap dat vaak naadloos
aansluit bij het ontginningslandschap van het esdorpenlandschap.
5 Randvoorwaarden
jan 06 24
5 R A N D V O O RWA A R D E N
5.1 Uitgangspunten voor een nieuwe landgoederen(structuur)
De afgelopen decennia zijn er duidelijke veranderingen aan het plaatsvinden
in het buitengebied van de gemeente Epe. Het kenmerkende
karakter van het buitengebied is onder druk komen te staan. De inleiding
schetst in kort bestek de problematiek, maar een ieder die zich in
het buitengebied regelmatig rondbeweegt kan zien dat de landbouw,
natuur, wonen en recreatie te maken heeft met kwaliteitsverlies.
'Overheden herkennen deze problematiek en zetten hun beleid in
voor behoud en duurzame ontwikkeling', zo hebben we al eerder in
dit rapport geconstateerd.
De gemeente Epe pleit ervoor om de huidige knelpunten in het
buitengebied op te lossen door met name in de gebieden van de
groene wiggen een landgoederenstructuur te ontwikkelen. Hierdoor
wordt de continuiteit van het buitengebied gewaarborgd. Het buitengebied
krijgt daarmee de kwaliteitsimpuls die het nodig heeft.
In dit hoofdstuk wordt de inhoud van deze impuls verder uitgewerkt.
De kwaliteitsimpuls krijgt het beste vorm door landgoederen aaneen
te sluiten. Er ontstaan dan zogenaamde landgoedzones, die het
meeste effect hebben indien ze ontwikkeld worden in zorgvuldig
gekozen locaties, zoals in de groene wiggen of nabij de ecologische
poorten. Dit hoofdstuk is leidend voor de beoordeling van nieuwe
initiatieven. Enkele kenmerkende passages zijn cursief weergegeven.
Uitgangspunten Nieuwe landgoederen gemeente Epe
Bij de ontwikkeling van nieuwe landgoederen zullen de economische dragers, natuur,
landschap en architectuur de belangrijke speerpunten zijn. Daarbij komt de nadruk te
liggen op meerdere -min of meer- aaneengesloten landgoederen. Dit zal de continuïteit,
duurzaamheid en kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Epe behouden en
versterken.
5 Randvoorwaarden
jan 06 25
5.2 Natuurschoonwet
De Natuurschoonwet (NSW) is op 15 maart 1928 in het leven geroepen
ter bescherming en behoud van natuurschoon. Het betreft hier
een instrumentarium dat is gecreëerd ter bevordering en instandhouding.
Zowel de particuliere eigenaar, als de overheid ondervinden
belangrijke voordelen van deze wet. De belangrijkste daarvan voor de
landgoedeigenaar is de instandhouding van het landgoed als eenheid,
waarbij de financiële faciliteiten wettelijk zijn geregeld. Vanuit de overheid
bestaat de zekerheid dat er een wettelijke bescherming is voor
het natuurschoon en dat deze tevens opengesteld is voor het publiek.
Een landhuis of een historische buitenplaats op zichzelf voldoet niet
aan het criterium van landgoed, hoewel het er wel een belangrijk min
of meer karakterbepalend onderdeel van kan uitmaken. Het belangrijkste
criterium waaraan een landgoed dient te voldoen is de definitieve
rangschikking onder de NSW. Het rangschikkingsbesluit geeft voldoende
duidelijkheid over de criteria van een landgoed.
Dit betreft:
* de minimale oppervlakte dient vijf hectare te bedragen. Voor historische
buitenplaatsen bedraagt dit één hectare;
* minimaal 30% van het terrein dient uit houtopstanden of voor
20% bos en minimaal 50% natuurterrein te bestaan;
* landbouwgronden kunnen onderdeel zijn van een NSW-gerangschikt
landgoed, mits voor minimaal 75% omzoomd door bos of
beplantingen;
* landgoederen mogen geen gebruik kennen dat inbreuk maakt op
het natuurschoon;
* er is een verplichting tot geheel of gedeeltelijke openstelling voor
publiek.
Landgoederen die zijn gerangschikt onder de Natuurschoonwet (NSW)
verkrijgen een aantal fiscale voordelen. De belangrijkste hebben
betrekking op vennootschapsbelasting, vermogensrendementsheffing,
onroerende zaakbelasting, overdrachtsbelasting en vrijstelling van
successie- en schenkingsrecht.
De Natuurschoonwet is en blijft ook in de toekomst een belangrijk
instrument bij het behoud en ontwikkeling van nieuw particulier bos-,
natuur-, en landgoederenbezit. Momenteel is er veel interesse vanuit
de particuliere hoek voor de aanleg van nieuwe landgoederen en het
omvormen van te verwerven agrarische gronden naar bos en/of
natuur. In de visie van de gemeente Epe moeten deze nieuwe
landgoederen gerangschikt kunnen worden onder de
Natuurschoonwet.
Inleiding
jan 06 26
5.3 Uitgangspunten voor de ontwikkeling
Evenwicht
Nieuwe landgoederen fungeren als herkenbare eenheden en bezitten
een grote mate van eenheid, verscheidenheid en duurzaamheid,
evenzogoed als hun voorgangers dat deden. De samenhang tussen
het aanwezige landschap, de gekozen locatie en de aan te passen
bebouwing dient te worden bereikt in een evenwichtige landgoedsetting.
Doordat elke locatie anders is, zal de verscheidenheid toenemen.
Denk daarbij aan het inspelen op de verschillende patronen en
schaalniveau's in het landschap (water, verkaveling, beplantingsstructuren
en reliëf). De paragraaf Locatiegericht denken en
ontwerpen gaat hier verder op in.
Evenwicht is ook gewenst bij het omgaan met regionale, architectonische
kenmerken die van invloed zijn op de verschijningsvorm van nieuwe
landgoederen. Hierin zijn traditionele vormen vaak te combineren met
hedendaagse vormentaal. Echter, er zal sprake moeten zijn van een
bepaalde samenhang tussen de verschillende perioden, tussen verschillende
landgoederen en de hier tussenliggende gebieden.
De voorwaarde van de gemeente Epe om tot de realisatie van nieuwe
landgoederen te komen, is dat de totale oppervlakte van een
nieuw landgoed minimaal tien hectare moet bedragen. In geval van
bijzonder toegevoegde waarde aan het landschap mag deze bij uitzondering
ook minder zijn dan tien hectare maar altijd meer dan
vijf hectare.
Landgoederen, landschappen en de hierbij behorende gebouwen
leveren een diversiteit in sferen en materiaalgebruik, ieder met haar
eigen gezicht. Naast een evenwichtig beeld is dit evenzeer belangrijk
tussen de verschillende functies binnen de landgoederen, zoals economische
dragers in samenhang met de natuurdoelstellingen. Duurzame
instandhouding is uiteindelijk alleen bereikbaar wanneer er voldoende
continuiteit inzake inkomstenstromen aanwezig zal zijn.
Locatiegericht denken en ontwerpen
Uit hoofdstuk vier blijkt dat het Epese buitengebied sterk in landschap
kan verschillen, soms over relatief korte afstand. Voormalige heideontginningen
grenzen aan beekdalen en gaan over in esdorpen- of
kampenlandschappen. Het is dus onmogelijk om vooraf stelling te
nemen over de gewenste invulling van een nieuw landgoed.
Iedere locatie dient uitvoerig geïnventariseerd te worden op landschapspatronen,
beplantingen, schaal, oppervlakte, reliëf en water,
alvorens schikking te geven aan gebouwen en inrichtingselementen.
5 Randvoorwaarden
jan 06 27
Elke locatie is immers anders en kent haar eigen landschappatroon
met natuurlijke-, historische- of eigentijdse kenmerken en invloeden.
Zo'n patroon stopt niet bij de rand van het landgoed; ze houdt zich niet aan
kadastrale eigendomsgrenzen. Deze rand kan ook een begin betekenen.
Door een locatiegerichte aanpak wordt de inrichting van een nieuw
landgoed afgestemd op een plek, waarbij de bebouwing een eenheid
moet vormen met haar omgeving. Een plek versterkt haar eigen plaats
in het landschap. Dergelijke plaatsen kunnen als zeldzaam worden
ervaren. Een architectuur die uiting geeft aan dit begrip locatiegericht
ontwerpen is er niet. Uiteraard zijn er vele regionale architectonische
kenmerken die van invloed kunnen zijn. Op de vraag over hoe een
gebouw eruit moet zien om in het landschap te passen is echter geen
passend antwoord te geven. Er is namelijk geen specifieke stijl of zelfs
een vooraf ingenomen stelling te ontdekken van wat er op een
bepaalde locatie thuis zou horen.
Architectuur op maat
Voor het te ontwikkelen van landgoederen zijn financiën nodig voor
beheer en exploitatie. Voor zover de benodigde middelen niet van
buitenaf ingebracht worden, dienen er bouwwerken te verrijzen die de
economische functie van het landgoed faciliteren. Afhankelijk van
plaats en functie van het betreffende landgoed zal de aard en het aantal
op te richten bouwwerken verschillen. Uiteraard binnen de
gestelde normen vanuit het Streekplan 2005 (zie kader pag. 10).
Behalve nieuwe bouwwerken, kan er ook sprake zijn van hergebruik
of herinrichting van bestaande gebouwen binnen een nieuw landgoed.
In dit geval verliest een bestaand gebouw haar oorspronkelijke
functie en zal een passend alternatief noodzakelijk zijn. De zichtbaarheid
(maar ook de onzichtbaarheid) van de bebouwing speelt eveneens
een rol. Het wegwerken van ongewenste elementen of storende
uitzichten in de omgeving verhoogd de belevingswaarde van het
landelijk gebied.
Van den Broeke, Ministerie van VROM
"Je moet voortdurend tussen de verschillende schaalniveaus heen en weer springen,
kunnen denken op het landschappelijk schaalniveau, weten hoe een dorp in het landschap
is gegroeid én kennis hebben van de streekeigen architectuur, die de identiteit
van het landschap kan versterken. In sommige gevallen zie je bijvoorbeeld dat er op de
goede plek en de goede manier is gebouwd, maar dat een verkeerde architectuur
ervoor zorgt dat het eindresultaat niet goed is." Uit Landwerk, december 2003.
Gemeentelijke ambitie
Het landgoed, het landschap en de architectonische verschijningsvorm zal een diversiteit
in sferen, stijlen en materiaalgebruik opleveren, ieder met een eigen gezicht doch
in een samenhang met andere landgoederen en landschappen, die de tijd kunnen
weerstaan, maar waar ook improvisaties en innovaties mogelijk zijn.
5 Randvoorwaarden
jan 06 28
Nieuwe landgoederen leveren tevens een bijdrage aan het behouden
van karakteristieke boerenerven door ze op te nemen in een landgoedeenheid,
er een economische basis aan te geven en er wonen en/of
andere functies toe te staan. Het zal bij hergebruik niet vanzelfsprekend
zijn om de architectonische verschijningsvorm aan te passen.
Veelvuldig zal de huidige verschijningsvormen voldoen. Bij een geheel
nieuwe functie of sterk afwijkend hergebruik van gebouwen is een
architectonische aanpassing wel noodzakelijk. Dit zijn echter éénmalige
beslissingen, die gezien moeten worden in de combinatie van
traditionele architectonische elementen en hedendaagse bouwstijlen.
In het geval van geheel nieuw te ontwikkelen bouwwerken waarbij
nieuwe settingen kunnen ontstaan, zullen regionale verschijningsvormen
en cultuurverleden evenzeer een inspiratiebron zijn voor de
vormgeving van deze gebouwen. Het huidige eigentijdse beeld blijft
noodzakelijkerwijs het uitgangspunt. In alle gevallen zal gelden dat de
ruimtelijke karakteristieken, metdeonderlinge samenhang van gebouwen
en onverwachte verbanden, het meest interessant zijn. Deze worden
bewust of onbewust ervaren en zijn zo een onderdeel van de belevingswereld.
Samenhang kan geregisseerd dan wel naar elkaar
gegroeid zijn.
Landhuistypen
Het verschil in verschijningsvorm van nieuwe landgoederen is hieronder uiteengezet.
Het betreft een tweetal karakteriseringen die in het Epese buitengebied mogelijk zijn:
1. Boerderij-landgoed: 'icoon van het agrarische landschap'
De eenvoud van de bestaande boerderij, waarvan functie is vervallen of welke is overgegaan
naar een andere (extensieve) vorm van bestaan, vormt de drager van het nieuwe
landgoed. Bij een boerderij (inclusief de clustering van schuren en opstallen)
kunnen meerdere wooneenheden voorkomen. Ook een verlaten bedrijfsgebouw, een
agrarisch monument of zelfs een gehucht behoren tot de mogelijkheden. Wonen is
vanzelfsprekend, maar ook meerdere 'keuterboeren' kunnen op deze plek een invulling
geven aan het begrip landgoed-eenheid. De oorspronkelijke bebouwingsopzet met
verschillende uiteenlopende functie's biedt veel aanknopingspunten. De economische
basis van een dergelijk landgoed (of landgoederenzone) kan vele nevenfuncties omvatten,
waaronder ambachtelijke-, facilitaire of recreatieve invullingen. De binding met
het agrarisch grondgebruik is hoog.
2. Landhuis-landgoed: 'icoon voor woongenot in de buitenruimte'
Fraai wonen in een hedendaagse woonstijl en omgeven door een landelijke sfeer,
vormt de drager voor dit landgoed-type. De basis voor het 'buiten wonen' varieert vanuit
de eenvoud van een in de plek gelegen particuliere woning of een setting van meerdere
wooneenheden. Het minimum bouwvolume bevindt zich binnen de voorwaarden
zoals die gelden voor NSW gerangschikte landgoederen. 'Wonen' vormt de economsche
drager van het landgoed. De binding met het agrarische grondgebruik is laag, de
inrichting van de buitenruimte is veelal ondersteunend aan het woongenot. Natuur, bos
en andere vormen van extensief grondgebruik zijn overheersend.
29
5.4 Locatievoorkeur per functie
Locatie met natuurbelang
Realisatie van nieuwe landgoederen is gewenst wanneer deze is afgestemd
op de ecologische verbindingszone die van oost naar west het
plangebied doorkruist. Het streven moet gericht zijn op de ontwikkeling
van met name grote landgoederen of van aaneengesloten
landgoederenzones. Het gaat om het gebied tussen Epe en Vaassen
dat in het Reconstructieplan als groene wig staat aangegeven en
waarvan de Wisselse Poort een ecologisch verbindingsfunctie heeft.
Dit vormt een belangrijk zoekgebied voor diverse vormen van nieuwe
landgoederen. De omvangrijke nieuwe landgoederen kunnen een
bijdrage leveren wanneer zij binnen de habitat- en vogelrichtlijn vallen,
binnen de begrenzing van de reservaat- en beheersgebieden en binnen
de begrenzing van natte natuur. Waar kleinere landgoederen binnen
de EHS vallen dienen mogelijkheden voor alternatieve locaties voor
bebouwing buiten de EHS mogelijk te zijn, mits deze vallen binnen
de aaneengesloten landgoederenzones.
Op plaatsen waar de EHS niet gesitueerd is, maar waar er wel sprake
is van een groene wig, is het noodzakelijk om landgoederen met een
sterke natuurbasis aan andere functies te koppelen, zodat deze een
economische draagvlak krijgt. De combinatie van natuur met wonen
kan bijvoorbeeld een duurzame basis vormen voor de toekomst. Op
minder kwetsbare locaties binnen deze gebieden is het mogelijk om
natuurgerichte landgoederen aan meer eisende functies te koppelen,
zoals biologische of extensievere vormen van grondgebonden landbouw.
Een ander aspect is de koppeling van natuur aan waterberging,
met name in natte perioden.
Individuele landgoederen op locaties buiten de ecologische
hoofdstructuur bieden een kans om kleinschalige natuurdoelen te
realiseren en/of landschapselementen te behouden, herstellen en
te ontwikkelen. Dit zal veelal in combinatie met andere doelen
gerealiseerd moeten worden, zoals landbouw, water, landschap, bos,
recreatie en wonen. In dit proces kunnen ook kleinschalige landgoederen
een rol van betekenis spelen.
Locaties met landbouwbelang
Doordat er allerlei agrarische activiteiten verdwijnen, is er behoefte
aan een nieuwe economische structuur voor het buitengebied. Er
dienen nieuwe functies ter vervanging en ter aanvulling van de
oude te komen, vooral langs de randen van het Veluwemassief en
in de Overgangszone. Wonen als nieuwe economische basis ter
vervanging van agrarische bedrijfsvoering ligt voor de hand. Ook
combinaties met locatiegerichte recreatie biedt een basis voor het
stichten van landgoederen. Het is wenselijk om meerdere landgoederen
te stichten om daarmee een samenhangende structuur te vormen.
5 Randvoorwaarden
jan 06
30
Daarnaast bieden de nieuwe landgoederen -buiten de kwetsbare
locaties- mogelijkheden om in vrijkomende gebouwen nieuwe
bedrijfsvormen te creëren. Kleinschalige en gebiedsgebonden activiteiten
als smederijen, ateliers, pensions, e.d. kunnen zodoende een plek krijgen
in het Epese buitengebied. Nieuwe landgoederen zijn tevens gewenst
op die locaties in Epe waar ze karakteristieke bebouwingen of streekeigen
agrarische elementen kunnen integreren en op locaties waar ze
de bestaande verrommeling teniet doen. In deze gevallen biedt het
ontwikkelen van kleinschalige landgoederen goede mogelijkheden.
Het stichten van een nieuw landgoed binnen de landbouw(ontwikkelings)
zones wordt op dit moment minder wenselijk geacht, daar het
een beperking betekent voor de reeds aanwezige landbouwbedrijven.
Locaties met recreatiebelang
In de gemeente Epe is een deel van het buitengebied al opengesteld
voor routegebonden recreatie, toch ontbreekt het hier nog vaak aan
doorgaande en aantrekkelijke routes. Op die locaties waar recreatie
zeker de beleving van het agrarisch cultuurlandschap en natuur- en
bosgebieden zal versterken, kunnen nieuwe landgoederen de leemte
opvullen. Door meerdere landgoederen aaneen te koppelen, juist in
die gebieden die op dit moment nog ontoegankelijk zijn voor recreatie,
ontstaat een attractief buitengebied met een vertakt fiets- en voetpadenstelsel.
De ontwikkeling van grote en kleine landgoederen speelt
daarin een rol van betekenis.
Van der Vegte, Polderbelangen
'Voorzitter Vereniging Polderbelangen Mastenbroek, Van der Vegte maakt zich zorgen over wat
er met de leegkomende bedrijven gebeurt. De praktijk tot nu toe is dat de boerderijen worden
gekocht door mensen met een goed gevulde buidel. In sommige bedrijfsgebouwen worden caravans
gestald. Hier en daar zijn dienstverlenende bedrijfjes en werkplaatsen in de vrijgekomen
stallen gevestigd, maar dat is allemaal van de buitenkant nauwelijks te zien. De paardenbakken
zijn storender. Sommige nieuwkomers besteden nauwelijks tijd en energie aan het onderhoud
van het erf, maar dat geldt ook voor een deel van de oorspronkelijke bewoners.' Uit Landwerk
oktober 2003.
Sponsering wandelpad over boerenland
'Melkveehouder Joop Wantenaar uit Soest ontvangt via sponsering een bedrag van 75
eurocent per jaar per strekkende meter wandelpad voor een wandelpad over zijn land.
Het pad verbindt een jaagpad langs de Eem met het natuurgebied De Korte Duinen.
Voor 1600 meter, levert hem dat 1200 euro per jaar op. Het initiatief komt van het
Landschapsfonds Eem en Vallei, dat constateert dat natuur en landschap steeds verder
onder druk komt te staan, omdat steeds meer boeren stoppen met hun bedrijf. Geld
van de overheid is onvoldoende om het agrarisch cultuulandschap in stand te houden.
Nieuwe ideeën zijn er inmiddels, zoals het sponsering van een schaapskudde die de
dijken begraasd.' Uit Landwerk 3-2004.
5 Randvoorwaarden
jan 06
31
Ook andere vormen van recreatie kunnen binnen nieuwe landgoederen
een plaats krijgen. Juist de nieuwe vormen van recreatiebeleving,
waarbij de behoefte van mensen om meer betrokken te zijn bij het
buitenleven, neemt een steeds belangrijkere plaats voor mensen vanuit
de stedelijke gebieden. Rondom het bouwen van vakantiewoningen en
de mogelijkheid van permanente bewoning neemt de discussie toe.
Individuele landgoederen kunnen daar een rol in spelen.
Op plaatsen waar verblijfsrecreatie een te grote druk uitoefent op
de natuur, dient deze druk verminderd te worden of verplaatst naar
locaties waar deze recreatie minder storend is. Door locaties uit te
kiezen waar ontwikkeling nog mogelijk is, zoals het Overgangsgebied,
zal een nieuw landgoed de druk op kritieke plaatsen verminderen.
Dergelijke landgoederen hebben de voorkeur.
Recreatie is in veel situaties te koppelen aan de natuur en de beleving
van diezelfde natuur. Onderdeel hiervan kan zijn het bieden van extra
informatie over bepaalde natuurlijke situaties. In elke situatie geldt in
ieder geval dat de recreant de natuur meer gaat waarderen en haar als
aantrekkelijk ervaart. Individuele landgoedinitiatieven die hierop inspelen
zijn gewenst. Overigens is het initiatief tot het ontwikkelen van een
landgoed dat een verhoging betekent van de intensieve recreatie niet
gewenst. De recreatie mag geenszins tot verrommeling of andere
ongewenste invloeden leiden.
Behoud en herstel landschapsbepalende elementen
Initiatieven tot het stichten van een nieuw landgoed hebben de
voorkeur indien ze op een locatie gesitueerd zijn waar ze een bijdrage
leveren aan het landschapspatroon. Zo hebben landgoederen die
historische elementen opnemen of terugbrengen de voorkeur,
zoals meidoornhagen in het IJssellandschap, esgronden in het
Overgangsgebied of eikenhakhoutpercelen op het Veluwemassief.
Hetzelfde geldt voor nieuwe landgoederen die het landschapspatroon
versterken. Versterking van beekdalen, kwelzones, hakhoutbossen,
uiterwaarden, heidegronden e.d. dient prioriteit te krijgen. In dat
kader heeft de overgangszone de meeste voorkeur, juist omdat hier
het landschapspatroon het meest onder druk staat. Kleinschalige
landgoederen kunnen hierin een belangrijke positieve bijdrage leveren
bij verdere instandhouding van het landschap.
Inpassing van woonvormen
Wonen vormt een van de economische peilers van nieuwe landgoederen
binnen de gemeente Epe. De huidige woonbehoefte komt niet
overeen met het huidige woningenbestand. De vraag naar wonen op
het platteland is aanwezig, evenals de vraag naar exclusieve woningen
of bijzondere woonvormen. Binnen landgoederen zou deze vraag
ingepast kunnen worden. Voorkeur wat betreft locatie of functie is niet
aanwezig, zodat dergelijke initiatieven in het gehele gebied zouden
5 Randvoorwaarden
jan 06
32
kunnen plaatsvinden. Naar verwachting is de zone rondom Epe en
Vaassen, langs de Veluwerand, het meest in trek. Nieuwe landgoederen
(met meerdere wooneenheden) kunnen voor de afronding
van woonwijken zorgen en kunnen een dorp een groen aanzicht
geven. Kleinschalige landgoederen bieden uitstekende mogelijkheden
om dergelijke initiatieven te realiseren.
Uiteraard zijn er diverse locaties aanwijsbaar waar de ontwikkeling
van nieuwe bebouwing ongewenst is. Dit betreft de gebieden waar
stringente bescherming voor natuur en landschap geldt, zoals de
uiterwaarden, natuurgebieden, beekzones en esgronden. Andere
gebieden zijn sterk aan banden gelegd wat betreft de vestiging van
nieuwbouw. Dit betreft de gehuchten Gortel en Niersen, de uiterwaarden
en het Centraal Veluws Natuurgebied. De escomplexen en
Gortel zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De landschappelijke
structuur is hier dusdanig dat de vestiging van nieuwe bebouwingen
achterwege dient te blijven.
5.5 Locatievoorkeur
Het gebied waar de hoogste prioriteit moet liggen betreffende
een kwaliteitsimpuls omvat ruwweg de middenzone van het
plangebied d.w.z. de zone tussen de rand van het Veluwemassief
en Apeldoorns kanaal. Hier liggen de groene wiggen en de Wisselse
Poort uit het Reconstructieplan, diverse beeksystemen, reservaat- en
beheergebieden, een ecologische verbindingszone te midden van een
landschapsstructuur die onder druk staat van bebouwing en verrommeling.
Een aaneengesloten landgoederenstructuur is hier het meest
gewenst. Initiatieven tot nieuwe landgoederen zijn in deze zone in de
regel zinvol.
De zone tussen het Apeldoorns kanaal en de IJssel biedt ook voor
nieuwe landgoederen kansen en perspectieven mits er voldoende
rekening wordt gehouden met de openheid van het landschap en
de landbouwkundige achtergrond met daarbij aanwezige kenmerken
van dit gebied.
Buiten bouwen als landschappelijke impuls
'Moeten de mogelijkheden voor buiten bouwen worden verruimd? Dat is het onderwerp van de
uitgaven 040, van VROM-RAAD Advies uit mei 2004" De raad constateert onder andere een
vraag naar aantrekkelijk en toegankelijk landelijk gebied, maar ook dat de budgetten voor groene
projecten zeer beperkt zijn. Met buiten bouwen kunnen de investeringen in landschappelijke
kwaliteit betaald worden. Een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het gebied is
daarbij voorwaardelijk. Landschappelijke kwaliteiten moeten duurzaam behouden en versterkt
worden, met daarin garanties voor de gebruikswaarde van het landschap, zoals een grotere openbare
toegankelijkheid, de toekomstwaarde en de belevingswaarde. Voor opdrachtgevers en ontwerpers
ligt hier de uitdaging, waarbij overigens vrijmoedig van mening kan worden verschild
over de gewenste archtectonische kwaliteit. Uit economisch oogpunt betekent buiten bouwen
ook een impuls. De Raad hanteert de formule dat drie woningbouwprojecten één structurele
arbiedsplaats opleveren!'.
5 Randvoorwaarden
jan 06
33
Op dit moment betreft het met name toekomstgerichte landbouwgebieden,
waar de agrarische structuur deels bepalend is voor het
landschap. Daarnaast komen hier weidevogelgebieden voor, die
conflicterend werken met de voorwaarde vanuit de NSW-status. Wel
zijn hier mogelijkheden om ecologische verbindingszones te creëren
middels een aaneengesloten landgoederenstructuur. Individuele
initiatieven tot nieuwe landgoederen dienen per situatie beoordeeld
te worden op wenselijkheid en inpasbaarheid. Met name grotere
landgoederen bieden hier voldoende kansen en mogelijkheden, door het
vestigen op deze landgoederen van grondgebonden melkveebedrijven.
Gewenst, maar minder kansrijk zijn juist die locaties waar veel
particuliere bebouwing aanwezig is. Deze grondgebieden zijn vaak
te kleinschalig en divers. De mogelijkheid voor het realiseren van
aaneengesloten landgoederenzones is hier dan ook meer complex.
De kansen die hier liggen om geleiding en structuur te geven aan
het landschap zijn eveneens kleiner en hangen samen met de locale
kwaliteiten, zoals erfbeplantingen, boomgaarden, heggen en hagen,
singels en poelen. De omvang van de landgoederen die hier ontwikkeld
kunnen worden is meestal beperkt. Door de meerwaarde van
het kleinschalige landschap optimaal te benutten en te beschermen
is het gewenst om met name de kleine landgoedinitiatieven op dit
soort locaties aaneen te smeden. Bij de beoordeling van initiatieven
voor nieuwe landgoederen dient hier rekening mee te worden gehouden.
De zone van het Veluwemassief kent vanuit beleid en wet- en regelgeving
veel restricties en beperkingen t.a.v. nieuwvestiging en ontwikkeling.
De mogelijkheid tot het creëren van nieuwe landgoederen is
hier dientengevolge toch beperkter. De realisatie van nieuwe landgoederen
in deze zone, met name in de nabijheid van de groene wiggen,
moet worden gestimuleerd in verband met de kleinschaligheid van het
landschap en het oplossen van de problematiek rondom de intensieve
dagrecreatie. Initiatieven tot het ontwikkelen van kleinschalige landgoederenzones,
waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling
van de groene wiggen moeten worden gestimuleerd.
Notitie Nieuwe landgoederen in Gelderland (Provincie Gelderland)
Alle initiatieven voor nieuwe landgoederen worden getoetst aan de hoofdlijnen van
beleid en algemene uitgangspunten van beleid zoals die in het nieuwe Streekplan
genoemd zijn. Daarbij zijn onder anderen de indeling in categorieën van het landelijk
gebied en het beleid t.a.v. landschap en verbindingszones van belang. Zoals bij alle
functieveranderingen moet strijdigheid met andere functies in de nabijheid van het
nieuw aan te leggen landgoed voorkomen worden.
5 Randvoorwaarden
jan 06
34
5.6 Beoordelingsschema locatiekeuze nieuw landgoed
Uit het voorafgaande komt naar voren dat er duidelijke voorkeurzones
zijn waar nieuwe landgoederen gevestigd kunnen worden, de groene
wiggen zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Tevens zijn er zones aanwezig
waar nieuwe landgoederen minder of zelf ongewenst zijn, zoals
in de landbouw(ontwikkelings)gebieden. Echter nieuwe landgoederen
betekenen in veel meer gevallen een kwaliteitsimpuls voor het buitengebied
van Epe. Dit varieert per situatie en per initiatief.
Om de wenselijkheid van een landgoed op een bepaalde locatie te
kunnen beoordelen, zijn de belangrijkste aspecten ondergebracht in
een tabel (zie vanaf pag. 37). Deze tabellen geven aan in welke mate
een nieuw landgoed op een bepaalde locatie een kwaliteitsimpuls
betekent. Voldoet een initiatief op een bepaalde locatie aan de gestelde
criteria, dan zal de score in de tabel hoog zijn. Wanneer dit niet het
geval is, zal de score lager zijn. De scores uit de tabel zijn een hulpmiddel
om te bepalen of er meerdere beleidsdoelen kunnen worden
gerealiseerd en of de locatie er geschikt voor zou kunnen zijn.
Op kaart zijn de begrenzingen van de afzonderlijke criteria aangegeven.
Nota Ruimte, Agenda Vitaal Platteland, Meerwerk
In het voorjaar van 2004 is de Nota Ruimte uitgekomen. In aansluiting daarop is het
beleid voor de meer landelijke gebieden opgenomen in de Agenda Vitaal Platteland.
Kern van de visie hieruit is dat iedereen op het platteland 'slim moet kunnen inspelen
op de veranderingen die zich voltrekken. Op die wijze kunnen mensen plezierig blijven
leven, werken en genieten op het platteland'.
De VROM-raad geeft aan dat de enorme dynamiek die de landbouw kenmerkt grote
consequenties heeft voor de ruimtelijke toekomst van het landelijk gebied. Zij adviseert
de overheid om: het cultureel zelfbewustzijn van de particulier die zijn woonplek in het
landelijk gebied inricht te vergroten; het waterbeheer als aanjager te gebruiken voor
veranderingen; effectieve en nieuwe vormen van natuur- en landschapsbeheer te
bevorderen; toegang te verschaffen voor een 'dwaalnetwerk' aan wandelaar, fietser en
vaarrecreant tot het landelijk gebied; een helder beleid voor wonen zodat verrommeling
en versnippering wordt voorkomen. Uit: Meerwerk, Advies 042, VROMraad 2004.
5 Randvoorwaarden
jan 06
Aanbevelingen
jan 06 35
A A N B E V E L I N G E N
Aanbevelingen vanuit de SIR-groep om tot realisatie te komen
Om de beoogde kwaliteitsimpuls via nieuwe landgoederen te realiseren,
zal er een ontwikkelingstraject uitgezet moeten worden. Dit
ontwikkelingstraject moet een procesmatig karakter hebben.
Daarnaast zijn er een aantal randvoorwaarden waaraan een dergelijk
proces moet voldoen. De SIR-groep adviseert hierin de volgende aanpak.
Binnen de organisatie zou een commissie nieuwe landgoederen kunnen
worden benoemd. Deze commissie heeft dan een regisserende en
toetsende rol. Vanuit de gemeente Epe zou er een loketfunctie moeten
worden opgezet met een vast aanspreekpunt.
De ontwikkeling van nieuwe landgoederen vraagt om een niet alledaagse
aanpak. Daarom is de SIR-groep van mening dat de gemeente
Epe het begrip ontwikkelingsplanologie moet hanteren om tot een
duurzame ontwikkeling te komen. Daarnaast moet een 'duurzaam
ontwikkelingsmodel' als uitgangspunt worden gekozen.
Advisering en uitvoering
Het instellen van een Commissie nieuwe Landgoederen binnen
de gemeente Epe zou een eerste stap kunnen zijn. Deze moet een
afspiegeling zijn van de actoren in het buitengebied. De commissie zal
dan bestaan uit bestuurders van onder andere Waterschap Veluwe,
Reconstructiecommissie Veluwe, Provincie Gelderland, Gemeente Epe,
Gelders Particulier Grondbezit, Landbouworganisatie LTO, Dienst
Landelijk Gebied en indien gewenst een vertegenwoordiger vanuit de
SIR-groep. De commissie krijgt een regisserende en toetsende rol.
De belangrijkste werkzaamheden van deze commissie zijn:
- het afstemmen van initiatieven vanuit de beleidsvoornemens;
- het toetsen van initiatieven uit het gebied aan de gestelde doelstellingen
omtrent de kwaliteitsimpuls;
- het formuleren van adviezen en strategieën;
- het aanreiken van instrumenten en/of middelen om initiatieven
daadwerkelijk te realiseren;
- het vroegtijdig signaleren van knelpunten tussen beleid, planvorming
en realisatie.
Een tweede stap in de richting van realisatie van nieuwe landgoederen
zou het instellen van een Werkgroep (pilot)projecten binnen de
gemeente Epe kunnen zijn. Binnen deze werkgroep worden mogelijke
initiatiefnemers verenigd. Belangen van betrokkenen worden in deze
werkgroep gezamenlijk behartigd en communicatie met betrokken
instanties kunnen via deze werkgroep worden geïnitieerd. Grondeigenaren
die zich willen oriënteren op het ontwikkelen van een nieuw
36
landgoed kunnen voor informatie contact opnemen met deze werkgroep.
Deze werkgroep moet dan een uitvoerende en coördinerende
rol krijgen.
De belangrijkste doelen van deze werkgroep (pilot)projecten moeten
dan zijn:
- het samenvoegen van initiatieven, ideeën, planvormingen;
- verkrijgen van afstemming tussen initiatiefnemers onderling;
- het signaleren van kansen en belemmeringen;
- het verzamelen en uitwisselen van ervaringen.
Belangrijk in deze ontwikkeling is het opzetten van een 'loketfunctie'.
Vanuit deze loketfunctie, welke aanspreekpunt moet zijn
voor burger en bestuurder, worden initiatieven doorgesproken en op
haalbaarheid onderzocht, om vervolgens binnen de commissie nieuwe
landgoederen te worden getoetst. Na positief advies zal de werkgroep
zich bezighouden met de processen leidend tot uitvoering en realisatie.
De werkzaamheden van het loket en de werkgroep zijn:
- het bundelen van initiatieven, zodat de plannen getoetst kunnen
worden aan mogelijke haalbaarheid;
- het voorbereiden van aanvragen;
- het geven van advies richting burger en bestuurder
- het begeleiden en aansturen van ontwikkelingstrajecten
- het verzorgen van informatie;
- het coördineren van de voortgang.
In verband met de voortgang van de verschillende projecten zal het
noodzakelijk zijn dat de commissie en de werkgroep regelmatig met
elkaar in overleg zullen treden.
Randvoorwaarden
1. Hanteren van de begrip ontwikkelingsplanologie.
De ontwikkelingsplanologie heeft, anders dan de tot nu toe gehanteerde
toelatingsplanologie, meer aandacht voor het tot stand brengen
van gewenste ontwikkelingen. Deze vorm van ontwikkeling is niet
alleen meer gericht op het vastleggen van het beleid, plannen en
juridische kaders, maar richt zich op het proces waardoor de gewenste
ontwikkelingen ook daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Bij het
ontwikkelen van de nieuwe landgoederen (of andere complexe projecten),
is het wenselijk dat overheden de ontwikkelingsplanologie als
uitgangspunt zullen hanteren. Ontwikkelingsplanologie gaat uit van
het duurzame ontwikkeling en samenwerking (zie kader hieronder) en
met de introductie van deze planologie lijkt de overheid de juiste weg
te hebben gevonden voor het maken van nieuwe strategieën (en
nieuw beleid) voor het buitengebied. In het verleden heeft het aan
onderlinge samenwerking tussen de verschillende overheden dikwijls
ontbroken en leidde dit tot meer samenwerking tussen de burgers
en investeerders, maar dan buiten de overheid om.
Aanbevelingen
jan 06
37
Als de gemeente een open dialoog aangaat met de mogelijke initiatiefnemers
betekent dit in de regel een win-win situatie. Dit vraagt
voor de gemeente een andere benadering dan tot nu toe het geval
was.
2. Een belangrijk deel van de geïnteresseerde partijen wordt met name
gezocht in de private sector. Dit kunnen grondeigenaren, beleggers of
particuliere investeerders zijn. Ook hier is een kostendekkende begroting
voorwaarde om tot realisatie te komen, waarmee de financiering voor
de natuur en landschapselementen binnen het landgoed onderdeel
worden van het investeringsplan van de initiatiefnemer. Dit betekent
dat de financiering bekend moet zijn bij een aanvraag voor een nieuw
landgoed. Voordat er begonnen wordt met daadwerkelijke uitvoer van
projecten moeten er voldoende zakelijke componenten in de plannen
aanwezig zijn om voldoende continuïteit en duurzaamheid te bieden
De regeling vanuit de rijksoverheid voor omvorming van landbouwgrond
naar natuurgebied zoals deze op dit moment van kracht is, zal
een extra stimulans betekenen.
In kort bestek: Ontwikkelingsplanologie
Om te weten wat met het begrip "duurzame ontwikkeling" wordt bedoeld, moeten we
terug naar het jaar 1987. In dat jaar gebruikte de VN commissie Bruntlandt in het toen
verschenen rapport "Our Common Future" voor het eerst het principe "sustainable
development" ofwel duurzame ontwikkeling. In dit rapport wordt bedoeld met het
begrip duurzame ontwikkeling, het zoeken en bereiken van evenwicht tussen enerzijds
de economische, sociale en financiele belangen en anderzijds de natuurbeschermingsbelangen.
Dit evenwicht is nodig om te voorkomen dat als gevolg van allerlei korte termijn
belangen de natuurlijke omgeving met haar natuurlijke hulpbronnen dreigt te verdwijnen.
Door het verschijnen van dit rapport is men gaan zoeken naar omschrijvingen
wat men eigenlijk met het begrip "duurzame ontwikkeling" bedoeld. Daar is de volgende
beschrijving uitgekomen: "duurzame ontwikkeling"is een proces van permanente
onderhandelingen tussen opvattingen en belangen, waarbij een gezamenlijk kader
van normen en waarden moet worden gevonden.
Financiele ondersteuning Realisatie
De financiele ondersteuning om nieuwe landgoederen te realiseren, komen voort uit:
- het verkrijgen van subsidies
* op Europese niveau
* vanuit Rijks- en Provinciale bijdragen
- het verkrijgen van bijdragen vanuit het
* het Reconstructieplan Veluwe
* het Waterbeheerplan Veluwe
- leges
- financiele impulsen voortkomend uit gerealiseerde doelen, zoals extra werkgelegenheid,
ontwikkelen sociale voorzieningen, toename toerisme en recreatie, afname
milieubelasting. beheer landschapselementen.
Aanbevelingen
jan 06
38
3. Het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Epe zal
ruimte bieden aan nieuwe initiatieven voor het duurzaam ontwikkelen
van haar buitengebied. Binnen deze ontwikkelingen kunnen nieuwe
NSW-landgoederen en landgoederenzones een belangrijke bijdrage
leveren. Op dit moment zijn er op zowel rijks- als provinciaal niveau
vele beleidskaders en -voornemens van kracht. Belangrijkste probleem
voor gemeenten is altijd geweest de inpasbaarheid van nieuwe landgoederen
in het vigerende bestemmingsplan. Deze inpasbaarheid stuit
meest op dezelfde problematiek als bij andere duurzame ontwikkelingen
en niet-ruimtegebonden aspecten.
In geval van nieuwe landgoederen zal niet de bestemmingsplankaart,
maar de bijgevoegde beoordelingstabel richtinggevend kunnen zijn.
Deze tabel fungeert als toetsingskader om te kunnen beoordelen of
de gewenste locatie voldoet aan de gestelde criteria. Daarnaast is het
met de tabel mogelijk om eenvoudig inzicht te verkrijgen in de locatievoorkeuren
binnen de gemeente Epe. Het zou voor de gemeente,
maar ook voor initiatiefnemers een belangrijke leidraad vooraf moeten
zijn om zo vroegtijdig de kansrijkheid van een initiatief te kunnen
beoordelen.
Voortbouwen op kwaliteit
'De gemeente Epe kiest voor een actieve opstelling in de ontwikkeling van het buitengebied.
Hierbij wordt rekening gehouden met de kwaliteit van natuur en landschap. De
basis voor deze opstelling komt voort uit Europees, rijks en provinciale wetgeving en
beleid. Deze zaken hebben invloed op het gebied van natuur- en landschapsbeheer,
agrarische bedrijvigheid en recreatie en toerisme. De gemeente is hierin actief en neemt
initiatieven. De zogenaamde middenzone (gebied tussen de dorpenweg en de A50)
biedt ontwikkelingsmogelijkheden op diverse terreinen: woningbouw, werkgelegenheid,
recreatie en toerisme, agrarische bedrijvigheid en voorzieningen. Bij het buitengebied
geldt de randvoorwaarde: Activiteiten zijn toegestaan mits de kwaliteit van het
landschap er maximaal door wordt behouden.' Uit: Voorstel Toekomstvisie Epe 2010,
gemeente Epe, jan 2003.
Aanbevelingen
jan 06
Tabellen
jan 06 39
T A B E L L E N
Beoordelingsaspect locatie nieuw landgoed
Binnen begrenzingsplan of grenzen eraan.
Voorkomen of ontwikkelen van prioritaire habitattypen
en/of soorten.
Binnen begrenzing groene wiggen
Bevorderend voor goede ruimtelijke landbouwstructuur
Binnen begrenzing natte natuur
Ontwikkelen duurzame recreatie
Mogelijkheden voor waterberging en/of waterkwaliteit
Terugdringen ammoniakemissie
Bevorderen ontsluiting recreatiepaden
Omvorming agrarische bedrijf
Ontwikkeling bos als economische drager
Bijdrage aan EHS, hoofdstructuur
Bijdrage aan EHS, binnen/aan verbindingszone
Bijdrage aan ontwikkelen stapsteen
Binnen begrenzingsplan, Natuurontwikkeling
Binnen begrenzingsplan, Reservaatsgebied
Binnen begrenzingsplan, Beheersovereenkomst
Binnen begrenzingsplan, Zoekgebied
Bestemming bos
Bestemming agrarisch gebied
Bos- en/of natuurgebied (zuurgevoelig object)
Bebouwde kom (met name dorpsuitbreidingen)
Industriegebied
Verrommeling opheffen in gebouwen/opstallen
(kassen, afdakken, loodsen, bijgebouwen, e.d.)
Verrommeling opheffen in grondgebruik (coniferen- en
kerstbomenteelt, paardenbakken, tuininrichtingen, e.d.)
Punten
5
1
5
1
2
1
2
1
1
2
1
5
3
2
3
2
1
1
-
2
2
1
1
1
1
Tabel 1: Beoordeling van een locatie voor een nieuw landgoed als
kwaliteitsimpuls in het buitengebied van Epe
Criterium
Habitat- en
Vogelrichtlijn
Reconstructieplan
Veluwe
EHS
Reservaat- en
Beheersgebieden
Bestemmingsplan
Naastgelegen
bestemming
Terugdringing ongewenste
elementen
BEOORDELINGSTABEL NIEUW LANDGOED 1/3
40
Criterium
Opgenomen bebouwing
Opgenomen elementen
Deelgebied
Bestaande landgoederen
Omvang
Nieuwe economische
basis
Beoordelingsaspect locatie nieuw landgoed
Karakteristieke bebouwing, streekeigen bebouwing
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Archeologische element
Inheemse beplantingen (bos, houtwallen, singels, erf)
Cultuurhistorische elementen (vlechthaag, tuin, boom)
Geïsoleerde waterelementen (poel)
Beekloop, (voorm.) watermolen, wijert
Karakteristiek landschappatroon, landschapselement
Geolomorfologisch element (zandrug, stijlwand)
Specifieke natuurwaarde (dassenburgh, kwelzone)
Historisch grondgebruik (heide, es, bos)
Veluwemassief
Veluwemassief randzone
Overgangszone
IJssellandschap - agrarisch gebied
IJssellandschap - uiterwaarden/oeverwal
Bestaand landgoed nabij/aangrenzend
5 hectare
6-10 hectare
10-40 hectare
>40 hectare
Agrarisch-verbrede plattelandsontwikk., agritoerisme
Agrarisch-extensief, biologisch dynamisch
Bos/houtproductie
Waterretentie/opslag/productie
Recreatie-gebiedsgeorienteerd,extensief, aansluitend
aan bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen
Natuurontwikkeling/natuurbeheer
Wonen, verhuur, bedrijfseenheden
Punten
2
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
-
3
3
-
3
3
1
2
3
5
1
1
1
1
1
1
-
BEOORDELINGSTABEL NIEUW LANDGOED 2/3
Tabellen
jan 06
Tabellen
jan 06 41
Criterium
Ongewenste locaties
Zeer beperkte
mogelijkheden
Beperkte
mogelijkheden
Beoordelingsaspect locatie nieuw landgoed
Traditioneel open en onbebouwde bebieden (escomplexen,
weidevogelgebieden)
Centraal Veluws Natuurgebied
Beschermd dorpsgezicht Gortel
Niersen
Bestaand bos- en natuurterrein
Traditioneel onontsloten gebieden
Punten
-5
-3
-3
-1
-1
-1
BEOORDELINGSTABEL NIEUW LANDGOED 3/3
Score 7 of meer Locatie kan een aanzienlijke bijdrage leveren
Score 1 tot 6 Locatie kan bijdrage leveren
Score 0 Neutraal
Score -1 Locatie levert geen bijdrage
Score -3 Locatie heeft beperkingen
Score -5 of meer Locatie is ongewenst
KWALITIFICATIE BIJDRAGE LANDGOED AAN BELEIDSDOELEN
42
Vogelrichtlijn
Kwartelkoning
IJsvogel
Kleine Zwaan
Wilde Zwaan
Wespendief
Nachtzwaluw
Zwarte Specht
Boomleeuwerik
Duinpieper
Grauwe Klauwier
Habitatrichtlijn
Submontane en laagland rivieren
Kalkminnend grasland
Laaggelegen schraal hooiland
Alluviale bossen
Gemengde bossen langs grote rivieren
Rivieren met slikoevers
Voedselrijke zoomvormende ruigten laagland
Bittervoorn
Grote modderkruiper
Kleine modderkruiper
Rivierdonderpad
Kamsalamander
Psammofiele heide
Open grasland
Oligotrofe-mesotrofe stilstaande wateren
Dystrofe natuurlijke poelen en meren
Droge Europese heide
Soortenrijke heischrale graslanden
Slenken in veengronden
Oude zuurminnende eikenbossen
Psammofiele heide
Noord-Atlantische vochtige heide
Jeneverbesformaties in heide/kalkgrasland
Alluviale bossen
Vliegend hert
Beekprik
Rivierdonderpad
Gevlekte witsnuitlibel
Meervleermuis
Kamsalamander
Drijvende waterweegbree
Gebied Gebied Gebied Gebied Gebied
Veluwe- Veluwe- Overgangs- IJssellands. Uitermassief
randzone zone agrarisch waarden
A B C D E
Tabel 2: Tabel Beleidsvoornemens per gebiedszone
Tabellen
jan 06
43
Vijfde nota op de Ruimtelijke Ordening
Groene contouren
Ecologische hoofdstructuur
Uitbreiding natte natuur
Dagrecreatie
Landbouw als beheerder landschap
Landsdeel Oost
Reconstructie varkenhouderij
Structuurschema Groene Ruimte
Flexibiliteit voor agrarische bedrijven
Begrenzing ecologische hoofdstructuur
Instandhouden bos en aangrenzend gebied
Instandhouding/ontwikkeling landschap
Instandhouden recr./toer. basisstructuur
Waardevol cultuurlandschap Veluwe
Buffergebieden ecologische hoofdstructuur
Duurzame veehouderij tegen mestoverschot
Duurzaam afstellen natuur en waterrecreatie
Nota Belvédère
Cult.hist. richtinggevend bij inrichting ruimte
Streekplan Gelderland (2005)
Landelijk gebied A
Landelijk gebied B
Landelijk gebied C
Landelijk gebied D
Regionaal hydrologisch beïnvloedingsgebied
Ecologische verbindingszone
-Kamsalamander
-Winde
-Das
Behoud essen
Strategisch actiegebied
Dagrecreatieconcentratiepunt
Weidevogelgebied
Ruimte voor Ruimte
Waterhuishoudingsplan
Water gericht op landbouw
Water gericht op landbouw en...
...niet-kwelafhankelijke natuur
Water gericht op landbouw en...
...kwelafhankelijke land/waternatuur
Water van hoogste ecologische niveau
Drinkwatervoorziening
A B C D E
Tabellen
jan 06
44
Wateragenda 2000-2004
Bescherming tegen hoogwater
Verdrogingsbestrijding
Waterfunctie 'hoogste ecologische niveau
'
Ruimte voor de Rivier
Ruimte voor waterberging
Gelders Milieuplan
Strategisch actiegebied NO Veluwezoom
Grondwaterbeschermingsgebied Epe
Stiltegebieden NO Veluwe
Begrenzingenplan IJsseluiterwaarden
Vergroten rivierdynamiek
Begrenzingenplan NO-Veluwe en IJsselvallei
Watergangen met natuurontwikkeling
Natuurontwikkelingsgebied
Begrenzingenplan Veluwe
Behoud/herstel Veluwse landschap
Openluchtrecreatie en Toerisme Beleidsplan
Wandelen
Fietsen
Verblijfsrecreatie
Intensieve dagrecreatie
Uitbreiding mogelijk?
Reconstructie Veluwe
Ruimtelijke structuur bevorderen landbouw:
- creëren van extensiveringszones
- mogelijkheid bieden tot hervestiging
- gebieden ontwikkelen voor extesivering
- ontwikkelen m.b.v. andere functies
Ruimtelijke structuur bevorderen natuur:
- aanleggen van 'groene wiggen'
- herstel natte natuur
Ruimtelijke structuur bevorderen bos:
- ontwikkelen groen binnen 'groene wiggen'
Ruimtelijke structuur bevorderen landschap:
- behouden van cultuurhistorische waarde
Ruimtelijke structuur bevorderen recreatie:
- mogelijkheden verblijfsrecr. buiten CVN
- intensieve dagrecreatie uitbreiden
- ontwikkeling van duurzame recreatie
A B C D E
Tabellen
jan 06
45
Ruimtelijke structuur bevorderen water:
- Zorgdragen voor waterberging
- Drinkwatervoorziening
- Verbeteren waterkwaliteit
Ruimtelijke structuur ontwikkelen milieu:
- Terugdringen ammoniak emissie
- Saneren verontreinigde bodems natuur/water
Ruimtelijke structuur bevorderen infrastructuur:
- aanleggen wegen/paden t.b.v. recreatie
Verbeteren woon-,leef-,werkklimaat:
- ontwikkeling nieuwe buitenplaatsen
- sloop/verplaatsingsregeling
Verbeteren economische structuur:
- omvormen vrijkomende agrar. bedrijven
- ontwikkeling van bos als econ. drager
- mogelijkheden bestaande landgoederen
Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei
Instandh./ontwikkelen natte land/waternatuur
Afstemmen landbouw-/bosbouwkundig gebruik
Rekening houden landschap/cultuurhistorie
Gebiedsperspectief O. Randzone WCL Veluwe
Behoud/versterken gebiedsspecif.kwaliteiten in
samenhang met duurzame land- en tuinbouw
Vermindering spanning tussen gebiedsfuncties
Landinrichting Epe - Vaassen (Oost en West)
Omvormen landbouw en verbeteren recreatie
Verbetering landbouwkundige verkaveling
Landschapsbeleidsplan Epe
Ontwikkelen en behouden droge structuur
Ontwikkelen en behouden natte structuur
Nota Paddenpoelen
Locaties in bouwsteen 'Natte structuur'
Locaties nabij (vroegere) oude poelen
Landbouwvisie Epe en Ammoniakreductieplan
Bieden van mogelijkheden bedrijfsontwikkeling
Mogelijkheden verplaatsing naar het oosten
Benutten kansen plattelandsvernieuwing
Verzuringsgevoelige gebieden
Nota Openluchtrecreatie/Kampeerbeleid
Nieuwe/uitbreiding intensief kampeerterrein
Minicampings op agrarische bedrijven
A B C D E
Tabellen
jan 06
Literatuurlijst
jan 06 46
L I T E R A T U U R L I J S T
Bouwen voor bos, Case-studie Nieuwe Landgoederen,
Provincies Gelderland en Overijssel Heidemij advies, 1997
Beeldschoon Gelderland, Over de ervaring en waardering
van ruimtelijke kwaliteit Havik i.o.v. Gelders Genootschap, 2002
Bouwen met allure Ministerie van LNV, Provincie Gelderland en
Utrecht, Heidemij advies, 1997
Buiten bouwen, VROM-raad advies 040 VROM-raad, juni 2004
Dorp als daad, bouwstenen voor de dorpen in het oosten,
Habets, e.a., 2004
Ecologische hoofdstructuur in Gelderland en de Wet
Ammoniak en Veehouderij Provincie Gelderland, 2003
GP en PO, over de vermeende tegenstellingen tussen
Gebiedsontwikkeling en Particulier Opdrachtgeverschap, Hol
en Koster, in Building Business, 2003
Historisch grondgebruik in de Gemeente Epe Stichting tot
behoud van de Veluwse Sprengen en Beken, 2002
Inspraaknota Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Epe
Gemeente Epe, 2003
Intergemeentelijk Landschapsbeleidsplan (incl. achtergronddocumenten)
Gemeente Epe, Heerde, Voorst en Brummen
Samenwerkingsorgaan Oost-Veluwe, DHV, 1992
Landelijk wonen Ruimtelijk Planbureau, NAi Uitgevers, 2003
Landgoederen, buitenplaatsen (in het gebied van de
Kromme Rijn, de Langbroekerwetering en de Utrechtse
Heuvelrug) Deel 2 Bureau Maas, 1983
Landwerk, tijdschrift voor de inrichting van het landelijk
gebied oktober 2003, december 2003, maart 2004
Meerwerk, VROM-raad advies 042 VROM-raad, 2004
47
Natuurschoonwet 1928
Nota Ruimte Ministerie van VROM, LNV, V&W en EZ, 2004
Nieuwe Tradities, Projecten 2001/2002 Projectbureau
Belvedere, Ministerie van OCW, VROM. LNV, V&W
Our common Future, VN-commissie Bruntlandt, 1987
PlattelandsOntwikkelingsProgramma, Nederland 2000-2006
Ministerie van LNV en provincies, 2002
Reconstructieplan Veluwe, Dynamiek en Vernieuwing op de
Veluwe Provincie Gelderland, 2004
Rood voor Groen, van filosofie naar resultaat Evers e.a.,
Amstelland MDC, 2004
Streekplan Gelderland Provincie Gelderland, 1996 en 2005
Toekomstvisie Epe 2010 Gemeente Epe, 2003
Veluwe 2010 Provincie Gelderland
Waterbeheersplan Veluwe 2002-2006 Waterschap Veluwe,
2001
Waterbeleid voor de 21e eeuw Advies van de Commissie
Waterbeheer 21e eeuw
Literatuurlijst
jan 06