D66
Inbreng van der Ham (D66) ten behoeve van het verslag van de wijziging
van de Kernenergiewet (beperking geldingsduur vergunningen,
beïnvloeden keuze van opwekking, financiële zekerheidstelling en
vereenvoudiging van het bevoegd gezag (30429))
D66 heeft met belangstelling kennisgenomen van het bovengenoemd
wetsvoorstel. Met het wetsvoorstel wordt een aantal belangrijke
verbeteringen doorgevoerd ten aanzien van de huidige Kernenergiewet,
zoals de invoering van een maximale termijn voor de vergunning en de
financiële zekerheidsstelling voor kosten die voortvloeien uit het
buiten gebruik stellen en ontmantelen van een centrale.
De komende decennia is het energievraagstuk dé leidende politieke
uitdaging. De groeiende vraag naar energie, de te grote
afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de effecten ervan op
klimaat en milieu betekent dat er veel werk moet worden verzet om deze
uitdaging tot goed resultaat te brengen.
D66 maakt zich echter zorgen dat het debat over energie en klimaat
zich momenteel lijkt te verengen tot de vraag of kernenergie als optie
wel of niet bespreekbaar moet zijn. D66 wil dat het debat over energie
en klimaat zonder dogma's gevoerd wordt en dat er geen onnodige
energie wordt verspild aan overtrokken hoge verwachtingen van de
voorstanders van kernenergie als de soms overtrokken emotionele
argumenten van de tegenstanders.
D66 erkent dat kernenergie een bijdrage kan leveren aan het
terugdringen van de CO2-uitstoot en dat de veiligheid van centrales de
afgelopen decennia sterk zijn verbeterd. Kernenergie heeft, met de
huidige technologie, echter nog steeds een aantal belangrijke
bezwaren, zoals het nucleair afval, de problemen rond proliferatie van
nucleair materiaal, de risico's als gevolg van terrorismedreiging als
ook de hoge investeringskosten die gemoeid zijn bij de bouw van nieuwe
centrales. Om die reden heeft kernenergie niet de hoogste prioriteit
en moet wat D66 betreft voorrang worden gegeven aan energiebesparing
en duurzame energie. Kernenergie kan in de transitie naar een duurzame
energie huishouding een rol spelen, maar D66 geeft daarbij de voorkeur
aan het later sluiten van bestaande centrales in plaats van nieuwbouw.
D66 vindt het in de eerste plaats noodzakelijk om fors in te zetten op
energiebesparing en investeringen in hernieuwbare energiebronnen.
Daarbij is het van groot belang om het energievraagstuk in Europees
verband te bezien. Alleen op Europese schaal kunnen er grote stappen
gemaakt worden in de verdere technologische ontwikkeling van
hernieuwbare energiebronnen, zoals de grootschalige toepassing van
biomassa, zon- en windenergie. De Nederlandse en Europese overheden
zouden energiemaatschappijen daarbij moeten stimuleren om te
investeren in hernieuwbare energiebronnen, zodat de
kosteneffectiviteit van deze energiebronnen versneld verbetert.
D66 wijst er verder op dat in de transitie naar een duurzame energie
huishouding ook andere interessante opties zijn om de CO2 uitstoot
terug te dringen, zoals de ondergronds opslag van CO2. CO2 opslag is
voor Nederland in het bijzonder interessant vanwege de aanwezige
gasinfrastructuur en lege gasvelden. D66 ziet in deze technologie een
grote kans voor Nederland als kennisland.
D66 vindt tot slot dat het onderzoek naar kernenergie onverkort door
moet gaan en hoopt op technologische doorbraken ten aanzien van de
verwerking van kernafval. D66 staat om die reden ook zeer positief
tegenover het onderzoek naar kernfusie (ITER), dat eveneens volledig
schone kernenergie tot doel heeft.
D66 merkt op dat er geen wettelijke belemmeringen zijn om nieuwe
kerncentrales te bouwen. De huidige kernenergiewet bevat daarbij
slechts minimale voorwaarden voor de bouw van zo een centrale. D66
vindt dit onwenselijk. De nu voorliggende wetswijziging is een
duidelijke verbetering van de huidige situatie. D66 heeft nog wel
aanvullende vragen over de duur van de vergunning, het opwerken van
kernafval en de vereenvoudiging van het bevoegde gezag.
Vergunningstermijn
D66 staat positief tegenover het beperken van de geldigheidsduur van
de vergunningen voor nieuwe kerncentrales. Het kabinet heeft gekozen
voor een maximale geldigheidsduur van 40 jaar. Op basis waarvan is de
termijn van 40 jaar vastgesteld? Hoe verhoudt deze termijn zich tot de
kerncentrale Borssele, waar uiteindelijk een termijn van 60 jaar
gehanteerd is?
Een tweede verbetering is de mogelijkheid om een vergunning voor een
verouderd type kerncentrale te weigeren. D66 vraagt zich af wanneer
een kerncentrale precies verouderd is. Welke criteria worden hierbij
gehanteerd? Waar vindt de weging plaats en op welke gronden?
Verlenging
Het is mogelijk om vergunningen te verlengen. Welke criteria worden
hierbij gehanteerd? Voor welke periode kunnen de vergunningen verlengd
worden? Hoe wordt deze periode vastgesteld?
Financiële zekerheidsstelling voor de ontmanteling en
buitengebruikstelling
D66 vindt het goed dat in de wet is opgenomen dat een kerncentrale
direct na sluiting wordt ontmanteld en dat een financiële
zekerheidsstelling voor de hieruit voortvloeiende kosten verplicht is.
Ook na afloop van de ontmanteling van de inrichting veroorzaakt
kernenergie kosten, zoals kosten voor bewaring en bewaking en kosten
voor schade aan mensen, dieren, planten en goederen. Artikel 15.f.1
waarborgt financiële zekerheid ter dekking van de kosten die
voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van de
inrichting.
Dekt deze omschrijving ook de kosten van bewaring en bewaking? Dekt
deze omschrijving ook de kosten van het risico van schade aan mensen,
dieren, planten en goederen? Zo nee, is dit wenselijk en zou de wet op
dit punt moeten worden aangepast?
Om te waarborgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn
om de buitengebruikstelling en ontmanteling van kerncentrales te
financieren, introduceert het wetsvoorstel een verplichting voor de
vergunninghouder om daartoe financiële zekerheden te stellen. Op welke
manier wordt deze bepaling gehandhaafd? Op welke manier wordt toezicht
uitgeoefend op de toereikendheid van de gereserveerde middelen?
Opwerking radioactief materiaal
Waarom heeft het kabinet gekozen voor het vergunningplichtig maken van
het opwerken van het kernafval en niet voor een verbod op het
opwerken? Hoe kijkt het kabinet aan tegen het opnemen van een
dergelijk verbod, tenzij het opwerken op een milieuvriendelijke manier
kan plaatsvinden?
Met het vergunningplichtig maken van het opwerken van kernafval komt
het kabinet tegemoet aan de motie Spies c.s. (25422, nr. 38). Deze
motie vraagt om een aanpassing van de wet- en regelgeving, zodanig dat
toestemming van de regering en betrokkenheid van het parlement nodig
is voor het verlengen van opwerkingscontracten of alternatieven voor
eindverwerking. Op welke manier wordt de betrokkenheid van het
parlement precies vergroot bij het vergunningplichtig maken van
opwerking? Op welke manier kan het parlement directer betrokken worden
bij de besluitvorming rondom vergunningverlening en verlenging van
vergunningen ten behoeve van opwerking?
Een vergunning voor opwerking kan ondermeer worden geweigerd in het
belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen
(Artikel 15.b.1.a). Wat wordt hier precies onder verstaan? Dekt deze
weigeringsgrond ook de belangen van toekomstige mensen, dieren,
planten en goederen? Zo nee, is het wenselijk de wet op dit punt aan
te passen?
Een vergunning voor opwerking van radioactief afval kan geweigerd
worden op grond van het algemeen belang. Graag ziet D66 uiteengezet
wat precies onder algemeen belang verstaan wordt. Welke situaties
vallen hieronder die niet gedekt worden door de andere, reeds
bestaande, weigeringsgronden?
Het door Nederland ondertekende OSPAR-verdrag ter bescherming van de
Noord-Oost-Atlantische wateren motiveerde België, Duitsland, Zweden en
Zwitserland mede te (gaan) stoppen met de opwerking van kernafval. Is
het wenselijk om aan nieuwe exportvergunningen (dus met uitzondering
van lopende contracten van Borssele tot 2013) de voorwaarde te
verbinden dat de oogmerken van het OSPAR-verdrag (zijnde geen
Atlantische lozingen) worden nageleefd? Zo ja, zou de wet op dit punt
moeten worden aangepast?
Levensduurverkorting
Kernenergie is wat D66 betreft geen duurzame vorm van
energieopwekking, zolang er geen oplossing is voor het probleem van
het radioactieve afval. Is het mogelijk om een inschatting te geven
van het perspectief op toekomstige levensduurverkorting van
radioactief afval (daarbij rekening houdend met aspecten inzake
milieu, energiebalans, technische haalbaarheid en financiële
haalbaarheid)? Kan een overzicht worden gegeven van het onderzoek dat
op dit moment wordt uitgevoerd, in Nederland en Europees verband, naar
levensduurverkorting? Acht het kabinet het onderzoek naar
levensduurverkorting voldoende en zo nee, is het is het kabinet bereid
om zich in te spannen dit in Europa hoger op de onderzoeksagenda te
plaatsen?
Er zijn wetenschappelijk aanwijzingen dat het wellicht mogelijk is om
over circa 50 jaar de levensduur van kernafval van 140.000 jaar terug
te brengen tot minder dan 300 jaar. Het hoogradioactieve kernafval
wordt verglaasd teneinde het ongeschikt te maken voor militaire en
terroristische oogmerken. Tegelijkertijd maakt verglazing kernafval
ook ongeschikt voor levensduurverkorting. Hoe kijkt het kabinet aan
tegen deze verglazingstechnologie? Hoe kan worden bewerkstelligd dat
al geproduceerd kernafval in de toekomst kan worden onderworpen aan
nieuwe technologische vindingen betreffende verwerking?
Is het wenselijk om aan nieuwe opslagvergunningen de voorwaarde te
verbinden dat het kernafval onverglaasd wordt opgeslagen zolang er
reëel perspectief op levensduurverkorting bestaat? Is het wenselijk om
aan nieuwe opslagvergunningen de voorwaarde te verbinden dat het
alsnog onverwijld verglaasd wordt zodra het reële perspectief op
levensduurverkorting verdwijnt?
In hoeverre is het mogelijk om producenten van kernenergie te
prikkelen om in de technologie voor levensduurverkorting te
investeren? Is het kabinet bereid een dergelijke
investeringsbereidheid als voorwaarde te stellen aan nieuwe
vergunningen?
Is het mogelijk om aan vergunningen voorwaarden te verbinden, ten
einde de verspreiding van kern(wapen)technologie te voorkomen? Hoe zou
dit kunnen worden vormgegeven? Is het wenselijk de wet op dit punt aan
te passen?
Vereenvoudiging bevoegd gezag
Hoe verhoudt de verschuiving van verantwoordelijkheden van het
ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van VROM zich met
onderwerpen als investeringsklimaat en voorzieningszekerheid?
Voorziening aansprakelijkheid
Waarom zijn exploitanten van kerncentrales, in tegenstelling tot
exploitanten van alle andere vormen van energieopwekking, vrijgesteld
van het treffen van een voorziening voor schade aan derde bij een
ongeval? Is het kabinet van mening dat exploitanten van kerncentrales
alsnog een dergelijke voorziening zouden moeten treffen? Zo niet,
waarom niet?
Artikelgewijs
Artikel 31
Wat wordt precies verstaan onder "grootst mogelijke bescherming"?
Artikel 42
Op welke manier gaat het kabinet de informatieverstrekking in de
praktijk vorm geven? Hoe wordt het gehandhaafd?
15-2-2006 16:30